| |
| |
| |
Mengelmaren
Bolspel in Vlaanderen
Een motorische sectie van het dagelijks volksleven verkennen en beschrijven is geen klein bier. Een operatie Vragenlijst volstaat daarbij niet. ‘Lijsten met veel vragen krijgen zelden een antwoord. Het wordt een schrale oogst’: zo getuigt de auteur, die bij de redactie van zijn bekende ‘Oostvlaamse Bedevaartvaantjes’ heel wat ervaring had opgedaan. Zijn statig ‘Bolspel in Vlaanderen’ is dan ook een echte en aktuele volkskundige monografie geworden. De auteur is gaan bollen met de bolders, het Vlaamse land rond, gaan praten en tikken, bij spel en buiten spel, een ‘gaan’ waarbij een goede wagen werd afgereden. ‘Le meilleur folklore se fait sur Ie zinc’, zei onze grote Van Gennep. Ontmoeting en dialoog met de spelers is volstrekt noodzakelijk. ‘Eén bezoek aan een boldersmaatschappij volstaat gewoonlijk niet. Ge moet het vertrouwen van deze mannen en vrouwen genieten. Kom de eerste maal niet voor de pin met papieren of formulieren... Praat met hen als een man van het vak, als een bolder zeer eenvoudig. Volg hen in hun gebaren, in hun woorden en uitdrukkingen, maar speel intussen met hen mee...’
Het resultaat van dit medeleven ligt voor ons in een keurig, rijk geïllustreerd boek dat de berg ingezamelde informatie, keurig geschift en geschikt, aanbiedt in een defilee van gloednieuwe hoofdstukken over het krulbol, pasbol, trabol, gaaibol, pierbol; over blazoen-, emmer-, put-, bak-, gerre-, ring-, spriet- en andere bollingen; over kegelspel en beugelen. Met een bezoek bij bollendraaiers en, als sluitstuk, een goed gestoffeerd kapittel over de geschiedenis van het bolspel, over de plaats van dit spel in literatuur en plastische kunsten en over de psychologie van de bollende homo ludens in stad en dorp. Een buitengewoon rijke inhoud. En een bewerking die, door de koppeling van directe en indirecte methode, als een terecht bekroond model in onze Vlaamse volkskundige literatuur naar voren treedt.
A.V.
Lic. Renaat van der Linden. Het bolspel in Vlaanderen vroeger en nu. Gent, 1966. ln-8, 272 blz.; talrijke ill. in en buiten de tekst. Bekroond door de Provincie Oost-Vlaanderen en uitgegeven onder de auspiciën van de Kon. Bond der Oostvlaamse Volkskundigen. Prijs 295 F. (Te bestellen bij de auteur, Godveerdegemstraat 15, Zottegem).
| |
Over den bezem getrouwd
Op de vraag in Biekorf 1966, 127.
Bij Warden Oom (Edw. Vermeulen) lezen we: ‘een verbintenis over den bezem’ in Betoverd Hof, 1e uig. 1929, blz. 203;
| |
| |
‘ze zijn over den bezem getrouwd’ in Grepen uit een aardig mensenleven, 1e uitg. 1924, blz. 197.
De uitdr. is praktisch algemeen bekend en gebruikt in West-Vlaanderen: Oostende 1956, Hooglede en Roeselare 1961, Torhout 1964.
Te Rumbeke (1964) zegt men ook: ‘achter of bachten den bezem trouwen’. Te Keiem (1963): ‘over den bezem leven, achter of bachten den bezem leven’.
Dit alles om te beduiden dat ze zonder echtverbintenis als man en vrouw samenleven.
Stoett, Nederl. Spreekwoorden (4e druk, 1925; II 197, nr. 1904) vermeldt ‘over den bezemstok trouwen’ voor Friesland. Hebben we in West-Vlaanderen hier ook een Friese inslag? Verder geeft Stoett nog ndl. ‘over de halfdeur getrouwd zijn, achter de steen (ook: achter de haag) getrouwd zijn’, en daarmee overeenstemmend eng. ‘to jump the besom’.
Bij De Cock, Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden (1908), geeft onder nr. 541 de uitdr. ‘ze is over de halfdeur getrouwd’ gezegd van een meisje (ongehuwd en moeder). In deze laatste bet. heb ik het ook gehoord te Poperinge (1928) en te Hooglede (1953).
Bij de studie van Spreekwoordenschilderij (1959) van Pieter Bruegel citeert W. Fraenger (Der Bauern-Bruegel, 1923) de hd. uitdrukking ‘unterm Besen getraut’. Zie daarover Dr. Jan Grauls, Volkstaal en Volksleven in het werk van Pieter Bruegel, 1957, blz. 113.
Het Noorden kent, steeds met dezelfde betekenis: ‘ze zijn over de puthaak getrouwd’. (Stoett; Ter Laan; Vandale, die ook de uitdrukking met ‘bezem’ geeft). - Puthaak, pomp- haak is de lange hefboomsteel die we nog terugvinden bij waterputten in de Kempen.
De spreuk gaat terug op een oud Germaans volksgebruik. Bij onkerkelijken, en soms ook bij noodgeval waar geen geestelijke kon bereikt worden (bij ons bvb. in de beloken tijd), werd aldus een huwelijk aangegaan. In Nederland stapte het meisje over de puthaak, in Vlaanderen over de bezem, in het bijzijn van twee getuigen.
De bezem is symbool van huiselijke werkzaamheid en bekommernis om verzorgd huishouden. Zo hoorde ik: ‘de bezem staat daar altijd voor de deur’ (Beselare 1927; Hooglede 1932) om te beduiden dat, wanneer ge daar een bezoek doet, ze altijd een gelegenheid zoeken om u te doen helpen bij hun werk. De bezem staat altijd binnen greep; er is altijd werk voorhanden. Wanneer men echter de bezem door het dakvenster stak, dan was dit een teken dat het werk af was en gedaan, dat men vrije tijd had. Vandaar ontwikkeld tot volle vrijheid om te doen wat men wilde.
M. VERMEULEN, Rumbeke.
| |
| |
Een paar aantekeningen, terwijl de bezem nog voor de deur staat. Alleen over de vreemde equivalenten.
De engelse uitdrukking ‘to jump the besom’, ‘to marry over the broomstick’, amerikaans ‘to jump over a broom’, staat dicht bij de bezem-idiotismen uit het Vlaamse land. Een engels woordenboek uit 1774 verklaart de uitdrukking als een ‘quasi-marriage ceremony’ bij dewelke de twee partijen over de bezem springen. (Oxford ED. I - 2, 1130).
Het hoogduits spreekt van Winkelehe, term die reeds in de 13e eeuw (Berthold von Regensburg) voorkomt; in de moderne taal meestal ‘wilde Ehe’.
Talrijk zijn de franse equivalenten: être marié a la mode de Bretagne, du cöté gauche, au noeud coulant, a la détrempe, au treizième arrondissement, sous la cheminée. Ook nog (reeds in 1600): faire le mariage de Jean des Vignes.
Opmerkelijk is de nota van Brewer's Dictionary of Phrase and Fable (1954): ‘jumping the besom’ is, na de huwelijksafkondiging (afroepen der bannen), als man en vrouw gaan samenleven zonder trouwplechtigheid noch andere formaliteiten.
B.
| |
Bibliografie van Hennequin
In verband met de bijdrage over Hennequin in Biekorf 1966, 119-120 zou ik het volgende willen meedelen.
Een exemplaar van de drie door U vermelde uitgaven bevindt zich ook in onze bibliotheek: Nieuw-jaer-giften 1763; Sermoenen 1772; Lyksermoenen 1769.
Bovendien bezit onze bibliotheek echter nog 2 exemplaren van een uitgave der Nieuw-jaers-giften in twee delen, verschenen bij Hubert Bincken te Antwerpen, zonder jaar: het eerste deel bevat 15 sermonen en de approbatie van Brugge, 1763; het tweede deel bevat 7 nieuwe sermonen en een approbatie van Brugge, 1772, alsook de Sermoonen voor d'eerste communicanten, met nieuwe paginering en approbatie van Brugge, 1772. Deze beide delen zijn blijkbaar samen verschenen, en daarmee schijnt me de veronderstelling op het einde van uwe bijdrage niet op te gaan. Wanneer? Een paar jaar na 1772??
Ten slotte bezitten we ook nog een uitgave van die Sermoonen voor d'eerste communicanten, verschenen te St. Truyden, by Joannes Bernardus Smits, 1789; ze bevat echter slechts de eerste 10 sermonen van de 14 die zich in de oudere uitgaven bevinden; approbatie van Brugge, 1772.
De Leuvense uitgave van de Lyk-Sermoonen van 1792, waar Biekorf gewag van maakt, ontbreekt ons helaas!
J. ANDRIESSEN, S.J.
| |
| |
| |
De naam Omcomnia
Volgens Vraagwinkel (1966, blz. 64) was Omcomnia Hennion geboren te Oosterzele in 1828.
In de oude Parochieregisters van Bavegem noteerde ik, over een periode van circa 150 jaar, drie personen met deze doopnaam:
1) De Paepe Oncomina, geboren te Bavegem op 5.3.1729; gehuwd met Jacobus De Moor uit Oosterzele; hun kinderen werden gedoopt op 4.10.1763, op 4.9.1765, op 26.6.1767, op 28.2.1770, op 15.5.1773.
2) De Cock Oncomina, vermeld als moeder van De Pape Catharina, die gedoopt werd op 27.7.1760.
3) Briget Oncomina, gehuwd op 18.5.1755 met De Wandel Adriaan.
De pastoor gebruikt voor de naam verschillende schrijfwijzen: Ontcomena, Oncomina, Oncomena, Ontcommena.
Sint Ontcommene (elders genaamd Sint Wilgefortis) was de beschermheilige van Bavegem. Dat sommige kinderen als doopnaam deze Kregen van de patroon van de parochie is een bekend verschijnsel.
Oosterzele nu paalt aan Bavegem. De uitstraling van de naam naar het omliggende moet gering geweest zijn. In de registers van Oosterzele vóór 1794 komt deze doopnaam niet voor.
De klok van Bavegem, gewijd in 1805, droeg het opschrift: Sainte Oncomine. De vroeger uitgedeelde litanieën noemen haar Sint Oncomena, voor de Waalse bedevaarders Saint Oncomène. Deze van het naburige Velzeke zijn gelijkluidend. Zoals sedert lang vermoed en na de degelijke studie van Schnürer en Ritz, Sankt Kümmernis und Volto santo (1934) algemeen aangenomen, is de heilige Oncomena een pseudo-heilige. Zij werd afgebeeld hangend aan het kruis met een lang kleed. De verering van deze ‘baardheilige’ is ontstaan uit de verwarring met het gekende Christusbeeld, de Volto Santo van Lucca (Italië), dat o.m. in de Speelmanskapel te Brugge werd vereerd.
Voor de opklaring van het probleem was het een Westvlaming die, voor ons land, het ijverigst heeft meegewerkt, nl. Pater Alfons Lesage (o Kortrijk 12.1.1862, doceerde Geschiedenis en Letterkunde aan het Redemptoristenklooster te Sint-Truiden, t te Bergen 1.4.1921). Ik ben in het bezit van een brief, in 1908 door Schnürer gericht aan P. Lesage, waarin deze zijn dank uitspreekt om de verstrekte documentatie over St. Wilge- fortisverering in België.
Jules PIETERS.
| |
| |
| |
Allergische patiënten van het konkordaat
De kaart van kerkelijk Vlaanderen is eenkleurig rooms op een paar stippels na. Een eng oefenveld voor autochtoon oecumenisme. Sedert Farneses herovering (1585) kende de Kerk in het Zuiden splitsing noch heterodoxe stroming meer. Jansenius heeft alleen deining verwekt in besloten vijvers. En Josephus de Keizer, onbewust (en miskend) voorloper van het aggiornamento van vandaag, zag onze Staatskerk kanonnen dopen en geweren wijden voor een kruistocht tegen zijn moderniteiten. De beproeving van de Beloken Tijd was zó groot, dat Bonaparte door boer en burger als een man Gods werd begroet. Overrompelend liep dan de film: Konsul (weldra Keizer) en Paus weer hand in hand in een Konkordaat; amnestie voor de ‘zweerders’; homologatie van het zwart goed... Een verbijsterend nieuwe aanpak, die dan toch niet is voorbijgegaan zonder een onrooms (of ultrarooms) vlekje op onze smetteloze kaart na te laten.
Aan het z.g. Stevenisme uit Napoleons tijd (en later) heeft Dom Tillo van Biervliet een uitvoerige en voortreffelijke studie gewijd. De beperkte omvang van de dissidentie laat een mikroskopische ontleding toe van mensen en dingen die er in betrokken zijn. De auteur heeft dan ook zijn uitgelezen gebied kunnen afjagen en biedt ons in sommige hoofdstukken het beste dat men in geschiedschrijving bereiken kan: het fijne van de historie. De rariteit van de Stevenisten had hen onvermijdelijk in het reservaat van onze religieuze folklore ondergebracht. Door zijn persoonlijke, apostolische benadering weet de auteur begrip en sympathie te winnen voor de vereenzaamde erven van een historisch misverstand.
Een bijzonder woord van lof voor het slot van het boek: na het zeer verzorgde bibliografisch overzicht volgen een register der plaatsnamen en een register der persoonsnamen. Zalig de auteur die zijn historische monografie op zo 'n voorbeeldige manier voorziet van registers.
A.C.
T.A. Van BIERVLIET OSB. Het Stevenisme in Vlaanderen. Leuven, 1966. In-12, 247 pp., geïll. (Keurreeks van het Davidsfonds, nr. 101).
| |
Klein bier
Op de vraag in Biekorf 1966, 127.
Klein bier is eigenlijk een vakterm die eeuwenlang in gebruik is geweest. In brouwerij en bierhandel (en de daarmee verbonden accijnzen) onderscheidde men grote bieren en kleine bieren.
Grote bieren waren: keyte, waghebaert en dobbelbier, die alle een gelijk accijnsrecht betaalden.
| |
| |
Kleine bieren ‘ofte vanden minste prijse ende assijse’ waren: ‘cleen bier, bruchs keyte ende andere inbrauwen bieren’. Te Brugge werd scherp toegekeken om te voorkomen ‘de occasie ende suspicie van tcleene bier te minghelen ende vercoopen voor keyte ende dobbele bieren’ (1514).
De maximumprijs per stoop was in 1542 te Brugge gesteld op 12 pen. voor keyte en waghebaert, 10 pen. voor dobbelbier, 8 pen. voor klein bier. Het ‘cleen bier’ was niet meer dan 30% goedkoper dan de genoemde grote bieren (1542).
Te Roeselare stond het klein bier als geringste soort, na de crabbelaere en de cnollaert: twee edeler lokale biersoorten die door de tapper met bollen werden aangeduid, terwijl een tavernier die klein bier verkocht gehouden was ‘uut te stekene eenen beseme’ (1685).
De Bourgondische kanselarij neemt reeds in 1438 de vlaamse biertermen over en spreekt in haar brieven betreffende de accijnzen te Brugge van ‘les grosses cervoises... les petites cervoises de Bruges’ (akte van 11 nov. 1438). Zo ook in de privileges door de hertog in 1504 toegekend aan Watervliet.
(Zie daarover Gaillard, Keure van Hazebroek I 61 II 419 422-430. Gilliodts, Cout. petites villes V 322; Inv. de Bruges V 178; Coutume du Franc I 716.)
Uit het reglement van 4 okt. 1725 voor de brouwers te Menen blijkt nog dat de ‘cleene bieren’, zowel de cleene bruyne bieren als het wit cleen bier hun vaste prijs behielden, ook als de grote bieren omhoog gingen. (Rembry, Hist. Menin I 333).
Het onderscheid groot-klein is nog steeds aktueel in de 18e eeuw. Een reglement van 6 maart 1756 bepaalt dat ‘tot Gendt en mogen maer twee soorten van Bieren worden gebrouwen, kleyn ende groot’. Toch begint men omtrent die tijd in de brouwerij ook te spreken van ‘twee soorten van Bieren, te weten onder en boven de 50 stuyvers (de Tonne)’. Het plakkaat van 18 oct. 1755 beschouwt als klein bier ‘Bier onder de 50 stuyvers de Tonne’. Door de ‘geswoorne Smackers’ (proevers) wordt de waarde ‘groot of klein bier’ voor de belasting vastgesteld. (Decreet van 10 febr. 1759; in de Plac- caetb. v. Vlaenderen).
Zoals W.S. zegt, spreken de Engelsen van ‘small beer’ zoals wij, in de eigenlijke betekenis (flauw bier) en in overdrachtelijke zin. Met één verschil: dat small beer (overdrachtelijk) ook positief gebruikt wordt, terwijl wij negatief zeggen ‘geen klein bier’ (een zaak van belang, de moeite waard). Shakespeare kent (1604) ‘to chronicle small Beere’ voor kletsen, wauwelen; fra. conter des sornettes. Tot de levende taal behoort vooral ‘to think small beer of someone’ (geen hoge dunk hebben van iemand). Op dat positieve wijst ook de zegging ‘a small-beer character’ (zwak karakter). Zie daarover Oxford
| |
| |
ED IX-1, 259-260; Stevenson, Book of Proverbs, s.v. Beer 4.
Opmerkelijk is bij ons het zuidoostvlaams (Teirlinck s.v. bier) dat negatief spreekt met klein bier: dat 'n is geen klein bier (geen kleinigheid), doch positief met flauw bierke: ‘Zijn fortune? 't en is maar e flauw bierke’.
E.N
| |
Heiligenlevens door Hektor Claeys
Op de vraag van H. Stalpaert in Biekorf 1965, 336 naar vollediger bibliografie, kan ik de volgende lijst mededelen, naar exemplaren die in de Reizende Bibliotheek (voorlopig) aanwezig zijn. De cursief gedrukte titels ontbreken in de opsomming van Biekorf blz. 335-336.
Voorlopige bibliografische lijst
|
Amand, Thielt, P. Pollet-Dooms, 1889. |
Amand, Thielt, P. Pollet-Dooms, 1913, 2e Vermeerderde uitgaaf. |
Antonius, Rousselare, J. De Meester, 1898. |
Arnold, Gent, S. Leliaert, 1887. |
Arnold, Thielt, P. Pollet-Dooms, 1890, 2e Vermeerderde uitgaat. |
Arnold, Rousselare, J. De Meester, 1895. |
Eleutherius, Ieper, Callewaert-De Meulenaere, 1903. |
Eloy, Thielt, 1888, P. Pollet-Dooms. |
Eloy, Pittem, J. Veys, 1901, 2e uitgave. |
Franciscus van Geronimo, Pittem, 1899. |
Gillis, Kortrijk, C. Duboccage-Provoost, 1885. |
Godelieve, Thielt, P. Pollet-Dooms, 1891. |
Godelieve, Pittem, J. Veys, Z.J. |
Godelieve, Pittem, G. Veys, 1938, 4de Verbeterde uitgaal. |
Idesbald, Roeselare, J. De Meester, 1895. |
Karei De Goede, Brugge, K. Beyaert-Storie, 1884. |
Karel Den Goede, Oudenburg, K. Smis, 1901. 2e uitgave. |
Luitgarde, Pittem, We Veys-David, 1900.) zelfde boek, 4 verschillende aanbiedingen (kaft). |
Luitgarde, Pittem, We Veys-David, 1900.) zelfde boek, 4 verschillende aanbiedingen (kaft). |
Luitgarde, Pittem, We Veys-David, 1900.) zelfde boek, 4 verschillende aanbiedingen (kaft). |
Luitgarde, Pitthem, We Veys-David, Z.J.) zelfde boek, 4 verschillende aanbiedingen (kaft). |
Maarten, Tielt, 1890. |
Maarten, leper, Callewaert-De Meulenaere, 1902, 2e uitgave. |
Niklaas Van Tolentijn, Pittem, J. Veys, 1901.) verschillende kalt. |
Niklaas Van Tolentijn, Pittem, J. Veys, 1901.) verschillende kalt. |
Niklaas Van Tolentijn, Pittem, J. Veys, 1901.) verschillende kalt. |
| |
Franse (bekende) titels:
Saint Arnold, évêque de Soissons, Apötre de la Flandre, Fondateur de l'abbaye d'Oudenbourg, par Hector Claeys Vicaire a Leffinghe, Traduit du Flamand. Gand, A. Siffer en Cie, 1889.
Vie de Sainte Godelieve de Ghistelles par Hector Claeys, Vicaire a Nieuport. (Traduit du Flamand). Pitthem, J. Veys, 1901.
Wie maakt de lijst nog vollediger?
K.V.E. - Ieper
| |
| |
| |
Gezelliana
Men weet dat Gezelle in zijn Kortrijkse tijd nieuwjaarwensen liet drukken op een kaart, formaat en karton zoals de toenmalige officiële briefkaart (carte postale). Twee maanden geleden kreeg ik zo 'n kaart te zien, in het bezit van Mevrouw Th.v.d.K. te Kortrijk.
Op de ene zijde staat gedrukt, in een typografische omlijsting, de volgende wens:
Prosit 1882
Tijd is geld weerd, dat is waar,
en, verstonden 't vele lieden,
zij en zouden aan malkaar
niet zoo neerstig 't nieuwjaar bieden!
Dit versje werd door Gezelle opgenomen in zijn bundel Tijdkrans (1893). Van het gedrukte kaartje zelf moeten een aantal exemplaren bestaan. Gezelle heeft het met nieuwjaar 1882 aan verscheidene kennissen en vrienden gezonden. Toch schijnt het een zeldzaam dokumentje geworden te zijn; in 1931 kon J. De Cuyper (Jub. uitg. Tijdkrans II 146) het bestaan van een nieuwjaarkaart 1882 alleen afleiden uit een nota van Aloïs Walgrave.
De keerzijde van het Kortrijkse exemplaar draagt de volgende verzen, door Gezelle eigenhandig geschreven en getekend:
'k En heb geen beeld van uw Patroon
t' en zij dat edel, lief en schoon
dat ik u wensche, in mijn gebeden:
word zelve een beeld van heiligheden.
Guido Gezelle
Feestdag van Sinte Emerentiana 1882
Het kaartje komt uit de nalatenschap van Mejuffrouw Emerence Leclercq die op de O.L. Vrouwparochie woonde, in de Conventstraat, en die onderpastoor Gezelle bijstond in het parochiale patronaatswerk van de meisjes, de Katrijntjes, samen met andere vrome juffrouwen. Een van de best bekende uit die kring is Henriette Goemaere ‘van de suikerbakkerij aan de Leibrugge’ die met talrijke nummers in de ‘Gelegenheids-poëzie’ van Gezelle vertegenwoordigd is.
Prof. Baur heeft dit gedichtje opgenomen in zijn derde herziene uitgave van de ‘Gelegenheidspoëzie’ (dundruk-uitgave, Amsterdam; blz. 287). De geadresseerde en de datum van het stukje waren tot nu toe niet bekend.
| |
| |
St.-Emerentiana valt op 23 januari, en zo heeft mejuffrouw Emerence in 1882 op eenzelfde kaartje een gedrukt ‘nieuwjaar’ en een eigenhandig geschreven ‘naamdag’ van Gezel le mogen ontvangen.
A.V.
| |
Zeewetten berijmd door Pastoor Pype
In zijn ‘Boekske voor de Visschers en voor de Visschers- scholen’, uitgegeven te Oostende in 1890, behandelt Pastoor Pype ook de ‘Zeewetten en Raden’ met o.m. de voorschriften om aanvaringen te vermijden. Om de wetten voor de stoomboten gemakkelijker te doen onthouden zet hij ze op rijm als volgt.
1. Wanneer twee steamers recht op elkander lopen, zodat de drie lichten in zicht zijn:
en toont hen uw rood vier.
2. Wanneer twee stoomschepen elkander passeren:
Groen tegen groen en rood tegen rood,
alles gaat klaar en er is genen nood.
3. Wanneer twee stoomschepen kruisen:
Komt rood aan stuurboord in het zicht,
uit den weg gaan is uw plicht.
In dit geval, sla achteruit of stop,
of loopt al stier- of bakboord op.
Maar ziet ge aan uw bakboord groen,
dan hebt ge toen niet veel te doen,
want groen is 't die 't moet klaren
en uit den weg voor u moet varen.
4. Alle schepen moeten goed uitkijken en steamers moeten stoppen als er gevaar is.
's Nachts wilt ge u van gevaren houden,
doet den uitkijk onderhouden.
Blijft er u geen plaats om rond te gaan,
slakt of stopt, of doet achteruit toen slaan,
of legt zijn kop al stier-
Ook ‘de vijf letters’ moest iedereen kennen: B.L.U.L.A., d.i.
| |
| |
Breedte, Lood, Uitkijk, Log en Anker: ‘daarmede kunt gij uwe sloep in zekerheid door den oceaan brengen, uw eigen leven en het leven van uw volk sparen’. Zo leert het boekje waarin veel eigen ervaring meespreekt.
C.B.
| |
Vliegende kind
Op de vraag in Biekorf 1965, 288.
Het ‘vliegende kind’ (Enfant Volant), dat omstreeks 1900 als reizend foornummer zeer bekend was, is een attraktie die in de Pruikentijd is opgekomen. Burgemeester Coppieters van Brugge spreekt ervan in zijn Dagboek (Journal, ed. Verhaegen, p. 65). Op 12 januari 1787 vertoefde hij voor zijn zaken te Gent en ging er 's avonds naar de Comedie. Het programma bracht als buitengewoon nummer een ‘demoiselle aérostatique’. Een aktualiteit, in de jaren dat de bewondering van de wereld gericht was op de vaarten van de eerste ‘aérostats’ ofte luchtbalions.
Coppieters zag het kind verschijnen op het podium, opstijgen en langs de theaterloges voorbijvliegen, om dan op het toneel neer te strijken en er weer op te rijzen ‘de soi-même, avec la plus grande majesté et facilité’. Een opwindend nummer ‘des plus curieux et agréable a voir’, zo besluit de burgemeester, die anders alleen bij uitzondering zijn indrukken over toneel en comedie meedeelt.
C.B.
| |
Gids voor Vlaanderen
Aan de spits van de VTB-uitgaven staat sedert jaren de Gids voor Vlaanderen, ontworpen en bewerkt door Voorzitter Jozef van Overstraeten. Een onvolprezen toeristische wegwijzer, die nu in een tweede uitgave, herwerkt in één enkel handig (alfabetisch) schema, wordt aangeboden. Een encyclopedisch werk van verantwoorde en ‘trefzekere’ informatie. ‘Eens kijken in de gids’ (de gids, zonder iets meer): zo zegt de toerist, denkt de automobilist, wijst de bibliothecaris. En leraar, journalist en redacteuren zeggen dat niet eens, maar steken de hand uit naar (het spreekt vanzelf!) het boek, dat een linnen band kreeg voor de sterkte. Brengt een volgende uitgave ook een klein plan (schematisch, met de ligging van de bezienswaardigheden) bij de voornaamste steden? Inmiddels ‘eens kijken’, en land en leven in Vlaanderen onder goede belichting verkennen en ontmoeten. - Deze gids (960 blz..) werd einde 1965 kosteloos aangeboden aan de leden van VTB-VAB. Prijs in de boekhandel: 130 F.
A.V.
|
|