Biekorf. Jaargang 67
(1966)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 102]
| |||||||||||
De heerlijkheid en de heren van Zwevezele vanaf de 15e eeuw
| |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
een jaargetijde voor hem zelf en zijn broeders, Wouter en Jan II, in de parochiekerk van ZwevezeleGa naar voetnoot(61). De opgave van zijn onroerende goederen bevat een uitvoerige beschrijving van talrijke heerlijke renten, gronden, hofsteden, huizen en molens, die de van Halewyn's te en rond Zwevezele bezaten. Ter Coutere te Zwevezele was op dat ogenblik ‘een behuusde nederhof, met alle den poesten, schueren, stallen, zwynecoten ende duvecot met 133 gemeten 2 linen 76 roeden lands... midsgaders 4 gemeten meerschen ligghende beneden der Beilckebrugghe, metgaders de brauwerije... ende de rosmuelen’. Daarbij komt nog ‘een woonhuus staende up tvoors, nederhof by den draeyboom, met eender smesse, den leenen volghende...’ ![]() Gedenksteen van Simon van den Rijne († 1506) en zijn vrouw Florentina van Vaernewijck, vroeger in de kerk, nu in het kasteel te Zwevezele. - Foto M. Callewaert.
Bij de kerk van Zwevezele bezat Charles van Halewijn nog ‘de herberghe ghenaempt de Clocke’, een herberghe ende huus ghenaemt de Croone’, ‘een huus ghenaemt tMuelekin ende es de vanghenesse’. Verder ‘een herberghe... | |||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||
ende es ghenaempt ter Loge staende up den heerewech alsmen van Brugghe te Rysselwaert gaet...’ enz. Op Zwevezele-Hille lagen nog 30 gemeten bos, o.m. ‘by Sinte Denyscapelle’, en ‘byden Hille ten bolleweercke’. De windmolen ‘ghenaemt de Kerckmuelene tzwevezeele’ was het eigendom van Charles van Halewijn, en werd verpacht aan Jan van Dickele tegen 9 pond gr. per jaarGa naar voetnoot(62). De ‘naeste oudste baerblyckenste hoir’ die Zwevezele toegewezen werd, was Adriana van Steelandt, oudste dochter van wijlen Hellin van Steelandt († 1510) en Margareta van Halewijn († 1496). Deze laatste was de reeds overleden dochter van Jan I van Halewyn en Beatrijs van den RijneGa naar voetnoot(63). Adriana van Steelandt, trad een eerste maal in het huwelijk in 1513 met . meester Jan Luucx, L.U.J., pensionaris van 't Brugse Vrije sedert 1508Ga naar voetnoot(64). Zij verhief de heerlijkheid van Zwevezele op 20 aug. 1524Ga naar voetnoot(65). Uit de erfenis van haar vader verwierf Adriana van Steelandt nog talrijke bezittingen, o.a. Walpreyt te Ertvelde, Bourgonje en de Baensthofstede te Eernegem, Ter Colne te Koekelare, een hofstede te Roncq bij Rijsel, enz. Meester Jan Luucx overleed op 6 febr. 1526 en werd begraven ‘ter Chartruesinnen’ te BruggeGa naar voetnoot(66). Uit haar huwelijk met Jan Luucx had Adriana van Steelandt 3 kinderen, nl. Lodewijk, Adriana en Catharina. In of kort voor 1533 hertrouwde Adriana van Steelandt, vrouw van Zwevezele met Karel van Idegem, ridder, heer van Wieze, | |||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||
zoon van Stefanus van Idegem en Adriana van Halewyn, weduwnaar van Catharina van der Delft. Deze laatste was overleden op 31 aug. 1531Ga naar voetnoot(66 bis). Tussen 1528 en 1540 kon Adriana van Steelandt aan de andere erfgenamen van Kan. Charles van Halewijn hun deel van die erfenis, dat te Zwevezele gelegen was, uitbetalenGa naar voetnoot(67). Karel van Idegem, ‘kerckelyck vooght ende bediendelyck man van leene van Joncvrouwe Adriaene van Steelandt’ verhief Zwevezele op zijn echtgenote op 20 okt. 1533Ga naar voetnoot(68). Uit het huwelijk van Karel van Idegem en Adriana van Steelandt, is één dochter bekend, nl. Adriana, die de heerlijkheid Wintsvelde te Waasmunster erfde en in 1560 huwde met Adriaan van Haveskerke (j- Brugge 12 nov. 1572), heer van ZedelgemGa naar voetnoot(69). Karel van Idegem overleed op 6 april 1562 en werd te Zwevezele begravenGa naar voetnoot(69 bis). Adriana van Steelandt en Karel van Idegem stichtten ieder een jaargetijde te ZwevezeleGa naar voetnoot(70). | |||||||||||
Familie LuucxNog voor haar overlijden schonk Adriana van Steelandt de heerlijkheid Zwevezele, ter Coutere, Walpreyt e.a. aan haar zoon Lodewijk Luucx, in dienst van het leger van Keizer Karel V, dat ‘by gifte ende opdragte... als oudste ende apparentste hoir naerste van Joncvr. Adriana van Steelandt... weduwe van wijlent meester Jan Luucx, in faveure van zijn huwelyck’: dat volgens een uitspraak van de Raad van Vlaanderen van 17 febr. 1552 (n.s.). Lodewijk Luucx, heer van Zwevezele verhief deze heerlijkheid voor het hof van Roden op 23 dec. 1552Ga naar voetnoot(71). Hij huwde met Philippote van Idegem, dochter uit het eerste huwelijk van zijn stiefvader, Karel van Idegem met Catharine v.d. Delft. Uit dat huwelijk sproten zes zonen: | |||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||
Charles, Loys, Jacob, Jan, Adriaan, Philip en één dochter: Adriana. Op 9 aug. 1578 verschenen Lodewijk Luucx en Philippote van Idegem voor Burgemeesters en Schepenen van het Vrije om al hun bezittingen te verdelen onder hun zeven kinderen: ‘omme te voedene ende doen onderhoudene alle liefde, vrientschap ende eendrachticheyt tusschen huerl. kinderen, ende schuwene ende doen achterhoudene alle twisten, differenten ende geschillen’. Die verdeling zal echter maar ‘volcommen effect sorteren’ na hun beider overlijden. Op dat ogenblik was Charles Luucx, de oudste zoon, alleen meerderjarig. Hij stond ‘indienste als edelman van de bende van capiteyn Joncheer Jacop van Hecke’. Hij werd de heerlijkheid van Zwevezele en meest alle andere goederen te Zwevezele toegewezen. Charles Luucx aanvaardde de verdeling op ‘zynen eedt ende mannewaerhede’Ga naar voetnoot(72). Op 14 juni 1585 aanvaardden Jakob en Jan Luucx - de derde en de vierde zoon - bij hun meerderjarigheid ook die verdeling. Lodewijk Luucx, de tweede zoon, was reeds overleden in aug. 1583Ga naar voetnoot(73). Charles Luucx, ‘hoir feodaal’, koos in die woelige jaren de partij van de ‘rebellen van de Conynck van Spaignen, zynen natuerlicken heere’. Daarbij volgde hij ‘de ghesinthede vande dwalende ende ghecondemneerde ketters, vijanden der Catholycke Roomse religie’. Dit was tegen de zin van zijn ouders. Niettegenstaande al hun vermaningen en waarschuwingen ‘om hem te bekeeren ter rechter weghe’ bleef Charles Luucx volharden. Hij was over Keulen naar Holland uitgeweken voor de val van Antwerpen en verbleef te Leiden. Tegenover deze toestand traden zijn misnoegde ouders op, en op 1 dec. 1586 onterfden Lodewijk Luucx en Philippote van Idegem hun oudste zoon van zijn ‘deellot’ van 9 aug. 1578, bij akte verleden voor de ‘lieutenant civil byder Con. Majesteyt ghecommiteert’ te Gent, waar zij woonden. Op 5 juli 1587 hernieuwde Lodewijk Luucx, ‘zieck ende cranck te bedde’, uitdrukkelijk de vervallen verklaring of ‘ex-heredatie’ van zijn oudste zoon, die ‘haer vul effect sorteren’ moestGa naar voetnoot(74). Enkele dagen later, | |||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||
op 14 juli 1587, overleed Lodewijk Luucx, heer van Zwevezele, te Gent. Het stoffelijk overschot werd naar Zwevezele gevoerd, waar het in de kerk werd begraven. De begrafenisdienst werd er geleid door heer Roelandt de Vroe, toen pastoor van ZwevezeleGa naar voetnoot(75). Op 26 sept. 1594 werd de onterving ten nadele van Charles Luucx herroepen door Philippote van Idegem en vier kinderen, de zonen Jan, Adriaan en Philip Luucx en de dochter Adriana Luucx, die op dat ogenblik reeds weduwe was van Jonkheer Jan de Gryse. In die akte wordt er op gewezen dat Charles Luucx niet op de hoogte was gebracht van zijn onterving, en dat hij zich nu wilde verzoenen met de koning van Spanje. Op die voorwaarde beloven zij hun ‘oudsten broeder indezelve goedinghen te erfven, met sulcke solemniteyten, ende devoiren als gherequiriert es...’Ga naar voetnoot(76). Of Charles Luucx effectief heer van Zwevezeele is geweest hebben wij uit geen enkele oorkonde kunnen vaststellen. Sanderus vertelt - doch over deze auteur staat ergens geschreven dat hij maar een slechte bril bezat - dat Charles Luucx, kolonel was en gouverneur van Dendermonde. Hij was gehuwd met Joanna Roels, van wie hij geen kinderen hadGa naar voetnoot(77). Charles Luucx overleed vóór 13 aug. 1601, want in de kerk van Zwevezele liet zijn broeder Adriaan voor hem een uitvaartdienst celebreren door ‘heere Roelandt de Vroe, pastoor van Hardoye ende Zwevezeele’. Die dienst liet Adriaan Luucx opdragen niet als ‘hoir’ of erfgenaam van zijn broeder, wel ‘alleenelic jure sanguinis et non successione’Ga naar voetnoot(78). Wie er na de dood van Lodewijk Luucx heer van Zwevezele was, is niet zeer duidelijk. Op 10 sept. 1588 verhief Jacques Luucx, de derde zoon, drie lenen te Lichtervelde, en heette zich ‘heere van Zwevezeele’, en zegde te zijn ‘de oudste hoir cappable ende daerinne te succederen’ volgens de akte van 9 aug. 1578Ga naar voetnoot(79). Jacques Luucx moet overleden zijn als vrijgezel rond 1590Ga naar voetnoot(80). | |||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||
Als heer van Zwevezele werd hij opgevolgd door Jan Luucx, vierde zoon van Lodewijk. Op 18 maart 1600 ontving deze als ‘heere van Zwevezeele’, de eed van baljuw, burgemeester, schepenen, kerk- en dismeesters van Zwevezele, in aanwezigheid van Adriaan Luucx, zijn jongere broederGa naar voetnoot(81). Kort daarop overleed Jan Luucx. Als heer van Zwevezele werd hij opgevolgd door Adriaan Luucx, vijfde zoon van Lodewijk, die op 15 nov. 1600 de heerlijkheid van Zwevezele verhief voor het hof van Roden ‘by den overlijdene van wijlent Joncheer Jan Luucx’Ga naar voetnoot(82). Adriaan Luucx trouwde met een niet-adellijk meisje uit Zwevezele, Maria Lampsins of Lamsens. Wellicht was zij de dochter van Marijn Lamsens, die herbergier was in ‘De Klokke’ op de markt te Zwevezele in 1579-1586 en laterGa naar voetnoot(83). Adriaan Luucx overleed in 1605 en liet één dochter na, Adriana, welke dan slechts drie jaar oud wasGa naar voetnoot(84). Philip Luucx, de jongste zoon van Lodewijk, werd Jezuïet. Hij overleed vóór 1614 en had op 13 aug. 1609 een deel van zijn erfenis afgestaan aan Jhr Jacques de Vooght, heer van Zonnebeke, schoonzoon van zijn zuster Adriana Luucx, de enige dochter van LodewijkGa naar voetnoot(85). De mannelijke lijn van de familie Luucx, heren van Zwevezele, was met hen, Adriaan en Philip, uitgestorven. De weduwe van Adriaan Luucx, Maria Lampsins, hertrouwde met Jhr. Antoon van der Goere, die in 1616 de heerlijkheid van St.-Baafs te Zwevezele kon aankopenGa naar voetnoot(86). De enige rechtstreekse erfgenamen die overbleven, waren de kleine Adriana Luucx, dochter van Adriaan en Maria Lampsins, en haar tante Adriana Luucx, dochter van Lodewijck, weduwe van Jhr. Jan de Gryse, schepen van het Vrije. Op 3 juni 1614 gebeurde te Roeselare, voor de notarissen Jacob van Roo en Jan van den Bussche, tussen beide erf- | |||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||
![]() Dorpskom van Zwevezele omstreeks 1700. - Naar een gekleurde tekening in Rijksarchief te Brugge, door J.H.
| |||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||
genamen de verdeling van de goederen, hun nagelaten door wijlen Lodewijk Luucx, heer van Zwevezele en Philippote van IdegemGa naar voetnoot(87). De ene partij, ‘de oudere’ Adriana Luucx, weduwe van Jan de Gryse, werd bijgestaan door haar schoonzoon, Jhr. Jacques de Vooght, heer van Zonnebeke. De andere partij, die van de minderjarige Adriana Luucx, was vertegenwoordigd door haar voogd, Jacob Lampsins en door François van Caloen, pensionaris van het Vrije. ‘Jonkvrouwe’ Maria Lampsins, haar moeder, was er vertegenwoordigd door haar man Antoon van der Goere. Beide partijen ontvingen ieder de helft van de zeer aanzienlijke nalatenschap die echter in gemeenschappelijk bezit bleef. Na het huwelijk van de ‘jongere’ Adriana Luucx werden die bezittingen effectief verdeeld. De heer van Zonnebeke behield te Zwevezele enkele kleinere eigendommen, o.a. het ‘Baggijnhof’. De plaatsnaam ‘Zonnebeke’ die nog te Zwevezele bestaat, vindt in die regeling zijn oorsprong. Dat Charles Luucx al zijn rechten op de heerlijkheid van Zwevezele zou overgemaakt hebben op de kleine Adriana Luucx, zoals Sanderus beweert, is onmogelijk, want Charles Luucx was reeds overleden voor de geboorte van zijn nicht. | |||||||||||
Familie van HaveskerkeAdriana Luucx, vrouw van Zwevezele, trad rond 1619 in het huwelijk met Jacob van Haveskerke, ridder, geboren in 1587, zoon van Roeland, heer van Zedelgem en Eleonora van Borselen. Hij overleed op 8 sept. 1648 en werd te Zwevezele begravenGa naar voetnoot(88). Hij wordt vermeld als ‘heer van Zwevezeele’. Adriana Luucx of ‘Adriana van Zwevezele’ redigeerde haar testament op 26 okt. 1627Ga naar voetnoot(89). Zij wenste begraven te worden te Zwevezele ‘inde sepulture van haer vader ende voorhouders’. Zij | |||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||
had op dat ogenblik zeven kinderen: één zoon, Adriaan, en zes dochters. Zij schonk aan de parochiekerk honderd gulden om een nieuwe monstrans te helpen betalen, en aan het altaar van O.L. Vrouw gaf zij 150 gulden om te maken ‘een autaer van schrienwerck ende mede te zetten een mariabilct ende aen de rechtersyde een bildt van Sint Anna ende aen dander syde Sint Joseph’. Slechts op deze voorwaarde: ‘als den pastor wech is ende (wij) een andere hebben’! Adriana Luucx overleed kort voor of in 1643Ga naar voetnoot(90). Op 10 aug. 1643 verhief Jacob van Haveskerke de heerlijkheid van Zwevezele op zijn enige zoon Adriaan van Haveskerke, op deze laatste ‘verstorven by den overlydene van wijlent Joncvrouwe Adriana Luucx, saligher gedachtenisse, syne vrauwe moeder’Ga naar voetnoot(91). Op 21 mei 1651 trad Adriaan van Haveskerke ‘heere van Zwevezeele’, in het huwelijk met zijn volle nicht Joanna Maria van Haveskerke, dochter van wijlen Franciscus van Haveskerke, heer van Watervliet (op Westrozebeke), hoogbaljuw van Brugge en van het Vrije, en van Johanna van HeuleGa naar voetnoot(92). Joanna-Maria van Haveskerke stierf in 1662 en liet twee kinderen na. Na het kort daarop volgend overlijden van Adriaan van Haveskerke, ging de heerlijkheid van Zwevezele - met die van Walpreyt, Bourgogne e.a. - over naar zijn enige zoon Louis-Albert van Haveskerke, op wie de heerlijkheid verheven werd op 6 april 1668Ga naar voetnoot(93). Louis-Albert van Haveskerke was geboren op 13 sept. 1660, en trad in | |||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||
het huwelijk op 14 juni 1684 met Joanna del Rio, dochter van Anthone Gabriel del Rio, heer van Egem, en van Françoise BorluutGa naar voetnoot(94). Het zijn de wapens van Louis-Albert van Haveskerke en Joanna del Rio die te zien zijn op de zeer mooie 17e eeuwse predikstoel, die tot voor anderhalf jaar te bewonderen was in de kerk te Zwevezele. Nu rust hij - laten wij hopen voorlopig - in de kelders van het kasteel te Zwevezele, in afwachting dat de modernisatiewerken aan de parochiekerk zullen voltooid zijn, en die sacrale getuige van het verleden terug op zijn plaats zal staan in de kerk van Zwevezele. Louis-Albert van Haveskerke en Joanna del Rio wonnen acht kinderen, waarvan er vier onbejaard stierven. De andere vier bleven ongehuwd. Louis-Albert van Haveskerke, baron van Lichtervelde, burggraaf van Watervliet, heer van Zwevezele, Zedelgem, Walpreyt enz. overleed op 30 april 1732 en werd begraven in de kerk te Zwevezele. Hij interesseerde zich aan de geschiedenis van zijn heerlijkheid te Zwevezele en kopieerde enkele belangrijke documenten in het Leenboek van 1729 (FTB 331 a), dat ook a.h.w. een klein cartularium van deze heerlijkheid is. Zijn echtgenote, Joanna del Rio, werd op 4 juli 1734 voor het hoogaltaar in de kerk te Zwevezele begraven. Na het overlijden van Louis-Albert van Haveskerke gingen al zijn heerlijkheden en titels in 1732 over op de oudste zoon, Louis-Frangois van Haveskerke, geboren te Brugge op 30 april 1965 en overleden in 1771. Hij werd begraven in de kerk te Zwevezele. De tweede zoon, Antoon Gabriel van Haveskerke, geboren te Zwevezele op 10 sept. 1686, was reeds overleden op 12 sept. 1726, en begraven in het familiegraf in de O.-L.-Vrouwkerk te Brugge. Hij gedroeg zich ‘als rebel jeghens syne ouders’Ga naar voetnoot(95). De oudste dochter, Maria Johanna van Haveskerke, geboren te Brugge op 15 jan. 1688, overleed op 19 jan. 1752 en werd ook in de kerk te Zwevezele begraven. Alle goederen gingen dan over op de laatste erfgename, | |||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||
François Catherine van Haveskerke, vrouw van Zwevezele, geboren te Brugge op 24 sept. 1696. Deze verhief de heerlijkheid van Zwevezele op 24 juni 1772, en overleed te Brugge op 6 febr. 1784. Zij werd begraven in het familiegraf voor het hoogaltaar in de kerk te Zwevezele bij haar ouders ‘wesende leste uyt de branche van Haveskercke de Sweveseele’. Tijdens de herstellingswerken aan deze kerk, begonnen in de zomer van 1964 werd dat familiegraf ontdekt. Dat stuk geschiedenis werd dan maar met aarde bedekt! De erfenisregeling van Françoise Catharine van Haveskerke was een ingewikkelde kwestie. De uitvoerige staat van goed werd gelikwideerd onder de talrijke erfgenamen op 6 sept. 1784Ga naar voetnoot(96). De inventaris van het merkwaardig familiearchief werd gemaakt tussen 23 maart tot 26 april 1784 door meester Joannes van den AbeeleGa naar voetnoot(97) Op 2 maart 1784 had op ‘het casteel’ te Zwevezele de openbare verkoping plaats van alle ‘meubilaire en catheyle’ goederen, door J. Stevens, stokhouder van Zwevezele. De verkoping bracht 175 pond 1 sc. 4 gr. op. | |||||||||||
Laatste HerenDe heerlijkheid van Zwevezele werd verheven op 30 maart 1786 op de ‘hoir feodael’ Jacques van den Abeele uit Brugge, die ook de andere heerlijkheden van Zedelgem, Lichtervelde, Watervliet e.a. erfdeGa naar voetnoot(99). Hij was geboren te Brugge op 10 sept. 1708 als zoon van Adolf van den Abeele, lic. in de rechten († 1716) en Françoise van Haveskerke († 1761). Langs moederszijde was Jacques van den Abeele verwant met de Zwevezeelse tak der van Haveskerke's. Zijn moeder Françoise van Haveskerke was inderdaad de dochter van Jacques van Haveskerke, baron van Wingene en Maria Constance Semple, en was achterklein- | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
dochter van de hoger vermelde Jacques van Haveskerke en Adriana LuucxGa naar voetnoot(100). In februari 1787 ontving Jacques van den Abeele zijn opene brieven uit Wenen, waarbij hij gemachtigd werd de titels van baron en burggraaf te voeren. Dat kostte hem 12.788 gulden Vlaams crt.! Een kleinigheid voor wie het kan betalen. De tussenpersoon in deze kwestie was de wapenheraut van Vlaanderen G.A. Labina de Baussen uit Brussel, welke bij die gelegenheid het sprookje uitvond dat deze van den Abeele's afkomstig waren ‘uyt een oud adellijk geslachte uit Holland’. Door zijn toedoen namen de van den Abeele's het wapen van dat oud Hollands geslacht over, en lieten het oude familiewapen varenGa naar voetnoot(101). Dat ontleende wapen van de Hollandse van den Abeele's komt zelfs voor op een Zwevezeels schepenzegel uit 1788Ga naar voetnoot(102), daar waar het wapen van de Haveskerke's in de 18e eeuw geregeld verschijnt in het gewoon zegel van zaken van ZwevezeleGa naar voetnoot(103). In 1786 liet Jacques van den Abeele een nieuw leenboek van Zwevezele opmaken, door de zorgen van Jan Franciscus van Baeren, baljuw van Zwevezele en griffier van LichterveldeGa naar voetnoot(104). Jacques van den Abeele, heer van Zwevezele, baron van Lichtervelde, burggraaf van Watervliet enz. overleed, ongehuwd te Brugge op 16 maart 1795. Hij | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
werd te Zwevezele begraven ‘op het kerkhof’ tegen het sanctuariumGa naar voetnoot(105). Er waren slechts drie erfgenamen, nl. de drie kinderen van zijn broer, Joannes Antonius van den Abeele, geb. 23 mei 1699 - overleden 28 aug. 1763, gehuwd in 1726 met Joanna Rosa de Bonduwe. ‘Hoir feodael’ was Jean Joseph Robert van den Abeele, geboren te Brugge op 2 okt. 1735 en ongehuwd overleden te Brugge op 30 juli 1815. Hij was de laatste heer van Zwevezele, en van Zedelgem, de laatste burggraaf van Watervliet, de laatste baron van Lichtervelde, enz. en werd te Jabbeke begravenGa naar voetnoot(106). Zijn twee zusters, mede-erfgenamen van Jacques van den Abeele, waren: Juffrouw Thérèse Jeanne van den Abeele (geb. op 6 april 1734 en overleden te Brugge op 17 april 1813) en Françoise-Jeanne van den Abeele, geboren te Brugge op 1 dec. 1726 en er overleden op 12 april 1814. Deze laatste trad in het huwelijk te Brugge op 23 sept. 1754 met Jean François Pecsteen, advokaat bij de Raad van Vlaanderen. Deze overleed te Brugge op 23 april 1783 en werd begraven in het familiegraf der van Haveskerke's in de O.-L.-Vrouwkerk. Jean Philippe Pecsteen, zoon van Jean François Pecsteen en Françoise van den Abeele, geboren te Brugge op 6 dec. 1758, werd na zijn rechtstudies te Leuven, ontvanger-generaal van de prins van Croy in Vlaanderen, schepen van het Vrije, enz. Hij erfde in 1815 de uitgestrekte bezittingen en de titels van zijn oom, Jean Jos. Robert Van den Abeele, en werd erkend door Willem I bij open brieven van 17 okt. 1822 als ‘burggraaf en baron van Zwevezele’. Jean Philippe Pecsteen was burgemeester van Zwevezele van 22 aug. 1825 tot einde 1830. Hij overleed te Brugge op 14 maart 1831 en werd op het kerkhof van Zwevezele begraven. Toen hij in 1815 in het bezit kwam van het kasteel te Zwevezele, was dat bijna een ruïne geworden. In het testament van J.J.R. van den Abeele van 23 nov. 1813 wordt het beschreven als ‘ma maison de campagne appelée le vieux château de Zwevezeele, bati sur une monticule, clos, et environnée d'un beau fossé, garni d'un pont avec | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
écuries, remise, chenil, colombier et autres édifices construits sur un terrain compris dans le second enclos...’ Sedert 1784, het jaar dat Françoise van Haveskerke was overleden, was dit kasteel onbewoond gebleven. Jean Philippe Pecsteen restaureerde het gebouw volledig en verbleef er tijdens de laatste jaren van zijn leven. Een gedenksteen - ‘ter eeuwiger (!) gedaghtenisse’ - in de kerk te Zwevezele geplaatst, bewaarde tot in de zomer 1964 de herinnering aan hem en zijn echtgenote, Marie Jeanne de Hooghe de la Gaugerie, overleden op 23 dec. 1850, en naast haar man begraven te Zwevezele. Ook die gedenksteen zou door de restaurateurs der parochiekerk op zijn oorspronkelijke plaats in ere moeten hersteld worden. Hun enige dochter, Françoise-Jeanne Pecsteen, huwde op 4 aug. 1812 met Joseph Désiré de Thibault de Boesinghe, welke te Blankenberge verdronk op 10 aug. 1818. Deze laatste is de stamvader van de familie de Thibault de Boesinghe, die thans nog het kasteel van Zwevezele bezit, doch het sedert enige jaren niet zelf meer bewoont. Françoise-Jeanne Pecsteen, douarière van Joseph Désiré de Thibault de Boesinghe, trad opnieuw in het huwelijk op 7 juni 1825 met ridder Charles de Schietere de Lophem. Hij was het die op 29 nov. 1842 de mooie gedenkplaat voor zijn schoonouders in de kerk te Zwevezele liet plaatsen, en daarom aan de kerk een kunstig koperen deksel voor de doopvont schonkGa naar voetnoot(107). Samenvattend kunnen wij zeggen dat de heerlijkheid en kasteel van Zwevezele achtereenvolgens in het bezit zijn geweest van de volgende personen en families:
V. ARICKX. |
|