Kleine verscheidenheden
MELCSTOOP. - Houten melkemmer. Op Sinksen 1356 ging Jan Waerloos, krachtens vonnis van schepenen, in de processie van St.-Veerle te Gent ‘met tween melcstopen vul melke up sijnen hals, den eenen voeren hanghende ende den andre achter’. Hij had immers, zonder enige reden, de twee melkemmers van Lisbette Houtscoete stuk geslagen en haar melk met de voeten vertrappeld. (Uit Zoendinc-Bouc 1356, f. 10, bij Cannaert, Oude Strafrecht p. 98). Jan Waerloos moest bovendien een zoenbedevaart naar Aken volbrengen.
REXZWERINNE. - Volle nicht; vrouw. van mnl. recxzwere, ndl. rechtzweer (volle neef). Op de grafelijke audiëntie gehouden te Male 19 maart 1375 verschenen o.m. Griele van Brien en Margriete Heebins. De vouwen wagen gewikkeld in een proces betr. een stuk land voortkomend van een overleden Margriete Heebins die de moeder was van Griele van Brien ‘ende rexzwerinne van Margrieten’, de tegenpartij van Griele. (Bouc van der Audiencie, ed. de Pauw II 696). Vgl. de vorm rechtsweernede uit de Cronike van Vlaenderen in MnlW VI 1135.
SACRAMENTMEESTERS. - De regenten (‘regierders ende gouverneurs’) van de H. Sakramentskapel in de St.-Pieterskerk te Ieper. Worden anno 1542 genoemd in de fondatie van het wekelijks lof (op donderdag) door Jeronimus Hanneron. (Diegerick, Inv. Ypres V 302). De deken van die sacramentmeesters wordt ‘oultaermeester’ genoemd (aldaar p. 304); hij bewaarde een van de drie fondatiebrieven, de andere berustten bij de stichter en bij de kerkmeesters.
TAFELLETTERE. - Rondventer (marskramer) die zijn kooopwaar niet in een ‘meerse’ (korf) doch in een ‘tafelet’ draagt. Hetzelfde als tafletdraghere, Biekorf 1963, 223. De tafelletters vormden te Gent een lid van de nering der merseniers. De keure (1305) van deze nering bepaalt ‘dat niemant gheswoorne wesen en sal over die tafelletters, dan die tafelet daghelicx draeght’. (De Potter, Gent VI 551). Vgl. MnlW s.v. tafelet en tafellettier.
WOUKERGHELT. - Bij een wisselaar geleend geld, waarvoor rente moet worden betaald. In juni 1384 worden uit Oudenburg de stadsklerken Arnout den Damhoudere en Arnout den Muelnare naar Brugge gezonden ‘omme twoukerghelt te betaelne dat te Brugghe ghenomen was omme tconsent vanden assisen te betaelne ende tpayment en ghenouchde hem niet’, waarvoor een uitgave van 24 sc. voor reiskosten in de stadsrekening ingeschreven werd. (Hist. d'Oudenbourg II 148). Een tweede reis vijf dagen later ‘als zy betaelden twoukerghelt’ kostte evenveel. Vgl. woekergelt in MnlW en woeckergeld bij Kiliaan.
ZITTEGHELT. - Geld betaald aan de bijzitters van de vierschaar van het Proossche (St.-Donaas) te Brugge; presentiegeld. Een overeenkomst van 1480 bepaalt de vergoeding van de bijzitters: ‘omme tonderhouden van der vierschare ende tontlastinghe van den laten’ wordt vastgesteld ‘dat van nu voordan niet meer dan vj. redenaers zitteghelt hebben en zullen’. (Rek. Proossche 1480; La Flandre V 357). De nota zegt ook dat elke vergoeding wegvalt ‘op extraordinaire zittedaghen’.
a.v.