namen weerkeren (Coppieters, van Caloen, vanden Bogaerde, van Crombrugghe, Kervyn, van Outryve d'Y dewalle,...) en die aan de lezer genoegzaam laat vermoeden welke belangrijke invloed deze gesloten, meermalen onderling verwante sociale kringen hebben uitgeoefend, en welk kapitaal aan diep en traditioneel gezond stambewustzijn er bestond.
Dit gedeelte leert ons ook hoe vruchtbaar één enkele familie kan worden, zelfs bij families die zogezegd uitgestorven zijn. Er worden zo maar 2.017 levende afstammelingen der laatste juffrouwen van Ockerhout opgegeven! Wij vergeten te veel dat wij allen dichter aan mekaar verwant zijn dan wij gewoonlijk menen.
De familie van Ockerhout heeft in prof. Coppieters een nauwkeurig en bevoegd geschiedschrijver gevonden, die met een open oog voor het subjectieve en het betrekkelijke der teksten een objectief aanvaardbaar beeld wist te scheppen van wat een familie in de loop der eeuwen beroert, hoe ze opgang maakt en ook hoe ze soms minder goede momenten kan beleven.
Uit dit levendig beeld halen wij immers méér over personen en toestanden dan sommige zwaartillende werken die de levende mens in zijn eigentijds milieu, in zijn doen en laten, zijn hebben en zijn, zo jammerlijk vergeten of verwaarlozen, en van het echte verleden, het verleden van iedere dag en van iedere familie, zo weinig kunnen tonen.
Alleen vragen wij ons af waarom dit werk niet in het nederlands werd gepresenteerd. Ook de taal roept iets van de sfeer op van de familie. En het gaat hier toch in de eerste plaats om een door en door Vlaams geslacht, waarvan alleszins de meeste leden die in het werk voorkomen, niet eens het frans verstonden, een geslacht dat uitstierf in de persoon van iemand die te Brugge eengrote rol speelde in het demokratische, om niet te zeggen vlaamsgezinde, milieu van zijn tijd (blz. 116-119).
De vertaling van typische oude vlaamse woorden en wendingen, plaatsnamen en namen van verdwenen ambten, is steeds hinderlijk en hier en daar zelfs potsierlijk. Alle geciteerde archiefteksten zijn daarenboven in het vlaams gesteld en staan dus steeds tussen een franse tekst. Dit is al even eigenaardig als de spaanse of italiaanse teksten over vreemde kooplieden in het middeleeuwse Brugge, geciteerd in verhandelingen in onze taal...
Deze éne schaduwzijde mag ons echter de vele lichtzijden van dit uitstekend werk niet doen vergeten. Het is, kort gezegd, een studie die navolging verdient inzake voorstelling en presentatie, de puike materiële verschijning van het boek medegerekend. Kortom, een waardevol en leerrijk boek.
L. Van Acker