Biekorf. Jaargang 63
(1962)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
De familienamen Vlieghe en De VliegherIn Biekorf stelde G.V.S. op p. 128 de vraag, of de familienaam Vlieghe niet kon verklaard worden uit een muntnaam. De muntnaam Vliege is echter zeer weinig bekend; noch het Mnl. Wdb., noch KiliaanGa naar voetnoot(1) vermeldt een muntnaam Vlieg. De enige mij bekende vindplaats ‘een zelveren vlyeghe’ (1562), werd vermeld door E.N. in Biekorf, 1962, p. 22Ga naar voetnoot(2). Kiliaan (blz. 755) kent vlieghe alleen in de betekenis ‘Musca. Germ. fliegh; Sax. flege; Ang. flye’. Het Mnl. Wdb. IX, 614-5 kent het woord bovendien in een overdrachtelijke betekenis: ‘Vliege als zinnebeeld a) van een persoon. Onnut of schadelijk wezen of mensch. b) van ene zaak, schadelijke zaak of ding’. De betekenis a) past goed als verklaring van een persoonsnaam; er wordt trouwens een tekst bij geciteerd uit het ‘Leven van Sint-Franciscus’ van Jacob van Maerlant (vs. 2489): ‘waest ooc datti yemene zach ongestadich, ledich entie plach tetene dat een ander wan, dien hieti broeder vliege dan, om datti geen goet ne dede ende hi tgoet besmette mede ende hi onwaert ende leet met eiken goeden mensche heet’. Vlieghe is trouwens niet de enige insektnaam onder de familienamen, vgl. De Bie en MiereGa naar voetnoot(3); ook in het Frans bestaat de familienaam MoucheGa naar voetnoot(4). BachGa naar voetnoot(5) I, 294 vermeldt ook Hummel, Flaig, Hurnaus (Hornis ‘horzel’), Muck (Mücke ‘mug’), Glime (gloeiworm), Quadflieg, Maiworm (meikever). Over het algemeen wijzen zulke bijnamen op eigenschappen die ook aan het insekt eigen zijn. Een muntnaam is echter wel vliegher. Kiliaan (blz. 756) verklaart de naam van deze munt als volgt: ‘aquilae sive angeli volantis effigie’. De naam komt dus van de ‘vliegende arend of engel’, die erop afgebeeld staat. Volgens Mnl. Wdb. IX, 620-621 was het een gouden munt met de waarde van vier stuivers; daar wordt ook vergeleken met de Franse munt angelot, zo genoemd naar de engel. GodefroyGa naar voetnoot(6) ver- | |
[pagina 135]
| |
klaart angelot als ‘ancienne monnaie française et anglaise portant l'image de l'archange saint Michel’; volgens HuguetGa naar voetnoot(7) ‘monnaie d'or anglaise, très répandue en France surtout au temps de Charles VI et de Charles VII’. Muntnamen komen inderdaad vaak als familienaam voor; vgl. Penninck, Hallinc, Hellinck, Schellinck, Mite, Parisis, TournoisGa naar voetnoot(8); Eng. Halfpenny. Bach I, 298 vermeldt als toenamen: Hundertmark, Nünzigmark, Virczigmark, Dörtichmark, Viifmark, Halbemark, Hundertgulden, Zwenphennig, Sevenpenning, Clinchart, Heller, Schilling, Penning, Fumfgrosche. Angelot kan echter ook als patroniem verklaard worden, vgl. AngeletGa naar voetnoot(9). De fn. de VliegherGa naar voetnoot(10) verklaren we echter liever niet als muntnaam, omdat in de ons bekende, als toenaam gebruikte muntnamen geen lidwoord voorkomt (zie boven, onze Ndl. voorbeelden). Het is evenwel niet uitgesloten dat in een enkel geval, het lidwoord er achteraf werd aan toegevoegd, omdat men vlieger door het -er-suffix als een nomen agentis beschouwdeGa naar voetnoot(11). Dit gebeurde b.v. ook met namen als Coene, Zeger, Soete, die oorspronkelijk voornamen zijn maar achteraf als adjektieven werden beschouwd, zodat ze een lidwoord kregen [De Coene, de Zegher, de ZoeteGa naar voetnoot(12)]. Dobbel is inderdaad ook een muntnaam, maar wegens het lidwoord verkies ik de betekenis ‘dubbelhartig, vals’; vgl. 1391 ghegheven Gheeraerd Dobblen; 1425 Jan de DobbleGa naar voetnoot(13). In beide gevallen wijst de verbogen vorm op een adjektief; hetzelfde geldt voor de Nobele. Vlieger is verder ook ‘de naam van een vrouwen- en mannenkleedingstuk, wijde mantel’ (Mnl. Wdb.). (Zie ook Kiliaan: ‘Palla: vestis muliebris antrorsum divisa, et alarum instar replicata: stola: recinium’). Namen van kledingstukken als toenamen zijn niet ongewoon, vgl. Hoet, Sti- | |
[pagina 136]
| |
vaelGa naar voetnoot(14), CapeelGa naar voetnoot(15), Corthose, HardehoseGa naar voetnoot(16), Couse; Bach I, 295 meldt: Mouwe, Nachthube (slaapmuts), Lederhose, Schuck (schoen), Stiefel, Handschuh. Maar ook deze namen komen bij ons zonder lidwoord voor. De aannemelijkste verklaring voor de Vliegher - precies om dat lidwoord - lijkt me nochtans de betekenis ‘Vogeljager, hij die met jachtvogels jaagt’ [Mnl. Wdb. IX, 620-621; zie ook voetnoot (11)]. Kiliaan (blz. 756) geeft als synoniem vogheler. Ook analoge familienamen als de VoghelareGa naar voetnoot(17) en de ValkenareGa naar voetnoot(18), Fra. FauconnierGa naar voetnoot(19) steunen deze verklaring. F. Debrabandere |
|