Biekorf. Jaargang 61
(1960)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 6B]De duinenabdij te Koksijde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan gang is. Dit archeologisch bodemonderzoek begon met het vrijleggen van het voorportaal van de kerk; het verslag over dit eerste gedeelte van het werk is echter nooit verschenen. Toen men ons voorstelde dit verslag zelf te maken en in ons artikel over de kaarten van de abdij te verwerken, namen we dit aanbod eerst zonder veel enthousiasme aan. Een verslag opmaken van een opgraving die men zelf niet meegemaakt heeft en waarvan niet alle gewenste dokumentatie voorhanden is, leek ons inderdaad geen gemakkelijke opgave. Zo blijft het wel een leemte - die echter nog te herstellen is - dat aan de funderingen van kerk en voorportaal geen onderzoek gewijd is geworden. Voor dit opgravingsverslag werden we echter op gelukkige wijze geholpen door het feit dat de ontdekte muurfragmenten bewaard bleven, zodat een direkte studie op het objekt mogelijk was. Jammer genoeg hebben de ongunstige weersomstandigheden reeds heel wat geprofileerde basementen totaal vernield! Afdekken met cement schijnt in dit verband maar weinig resultaat op te leveren. Een nauwkeurig grondplan van het voorportaal ontbrak: de h.M. Seys, hoofdarchitekt bij de Provinciale Direktie van de Rijksgebouwendienst te Brugge, heeft bereidwillig en met grote kennis van zaken de hier afgedrukte plattegrond en enkele andere details opgemeten en getekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Kartografie.De 15e eeuwse kroniekschrijvers van de Duinenabdij stellen het begin van hun klooster in 1107, het jaar van de aankomst van de Benediktijnermonnik Ligerius in de streek van Veurne. Geen enkele archiefbron echter spreekt ons van Ligerius en zijn lotgevallen. De eerste historisch-betrouwbare | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.C.L.
Detail uit het schilderij van 1580: de abdijkerk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermelding komt pas voor in een voortzetting van de kroniek van Sigebert van Gembloux († 1112) die zegt dat abt Fulco in 1128 zijn klooster van de Duinen begon te bouwenGa naar voetnoot(1). Eveneens uit dat jaar stamt een oorkonde waarin Johannes, bisschop van Terwaan, vermeldt dat hij gewijd heeft ‘capellam... in Dunis furnensibus fundatam, cum atrio adiacente’Ga naar voetnoot(2). Naast het optrekken van de noodzakelijke gebouwen, zal het bruikbaar maken van het duinenland één der eerste zorgen der monniken geweest zijn. Reeds in 1129 schenkt graaf Diederik van den Elzas hun zoveel duinen als ze voor eigen gebruik willen bewerken en als weiland nodig hebbenGa naar voetnoot(3). Het leven in de duinen had het voordeel van de eenzaamheid, maar daarentegen ook het nadeel van de eeuwige strijd met het zand dat door de felle zeewind opgejaagd werd, zodat het, voor het behoud van gebouwen en wei- en akkerland, nodig was door beplantingen het verstuiven der duinen tegen te gaan. Zo geeft gravin Margareta in 1246 een oorkonde uit waarin ze toelating geeft de duinen die het klooster bedreigen met planten vast te leggen, en alles te doen wat als verweer tegen het zand geschikt lijktGa naar voetnoot(4). Reeds in de loop van de 12e eeuw had de abdij een groot domein verworven; als gevolg van de grote voorspoed en het stijgend aantal monniken en lekebroeders was de 13e eeuw - eveneens een tijd van ekonomische bloei - een eeuw van grote bouwondernemingen, en dit zowel in de abdij zelf als in de uithovenGa naar voetnoot(5). Mag het initiatief van de nieuwe klooster- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bouw aan abt Elias van Koksijde (1189-1203) worden toegeschrevenGa naar voetnoot(6), een groot gedeelte van het werk werd evenwel verwezenlijkt onder abt Niklaas van Belle (1232-1253)Ga naar voetnoot(7). Er waren toen 120 monniken en 248 lekebroedersGa naar voetnoot(8) en het abdijdomein omvatte in 1246 ongeveer 6.500 haGa naar voetnoot(9). Het hoogtepunt dat toen bereikt werd, zou later niet meer geëvenaard worden. Door de overstromingen gingen landopbrengsten te loor - dit somtijds voor verschillende jaren - en het vergde grote onkosten om de landerijen terug in goede staat te brengen. En aangezien de abdij vanaf de 15e eeuw veel te groot was voor het slinkend aantal kloosterlingen, betekende het onderhoud van de grootse maar gedeeltelijk nutteloos geworden gebouwen, eveneens een financiële last. Men dacht zelfs aan een verhuis naar een stad. In 1484 poogde abt Jan Crabbe naar Aardenburg te gaan, waar hem o.m. de O.-L.-V. kerk aangeboden werd; als voorwendsel riep hij de oorlogen in, maar volgens Heinderyckx was de onzekere ligging in de duinen de eigenlijke redenGa naar voetnoot(10). In 1541 trachtte men naar de Eekhouteabdij te Brugge te verhuizen. Ook hier werden de vooruitdringende duinen en de dreigende verzanding van de abdij als één der redenen voor het voorgenomen vertrek opgegevenGa naar voetnoot(11). De tegenpartij gaf toe dat de duinen op het klooster grond gewonnen hadden, maar ze stelden daarvoor de abt verantwoordelijk omdat hij verwaarloosde de voorzorgen te nemen die zijn voorgangers wel in acht genomen haddenGa naar voetnoot(12). Ook de opvolger van abt de Clerq, Antonius Wydoot, wendde pogingen aan om de onherbergzame en onveilige duinstreek te kunnen ruilen voor de EekhouteabdijGa naar voetnoot(13). Hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liet in 1563, om zijn vertoog te Brussel kracht bij te zetten en de wanhopige toestand van het klooster duidelijk voor ogen te stellen, door de Brugse schilder Pieter Pourbus een kaart maken waarop de abdij en de omliggende duinen afgebeeld warenGa naar voetnoot(14). Na het weervinden van de rekening die ons daarover inlicht, heeft men ook het werk zelf van Pourbus op het spoor trachten te komen, zonder daar nochtans in te slagenGa naar voetnoot(15). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Getekende kaart van de abdij ca. 1563Onlangs nu maakte Dr. A. Janssens de Bisthoven, direkteur van de Dienst voor Kunst en Kultuur van de stad Brugge, ons ter bestudering een onbekend gebleven kaart van de Duinenabdij over, die hij in het archief van het Gruuthusemuseum gevonden had, en die blijkbaar verband houdt met de verzanding van de abdij. De kaart is met inkt getekend op twee bladen papierGa naar voetnoot(16). Het linker blad is 46 cm hoog en 41 cm breed, het rechter 46 en 40 cm; met een boord van 1,5 cm is het linker blad op het rechter geplakt, zodat de kaart dan 46 cm hoog en 79,5 cm breed is. Op de achterzijde van het rechtse blad staat in 17e eeuws schrift ‘Caerte vant oudt cloister ten Dune’. De kaart is op een blad papier (H. 56 cm, B. 90,5 cm) geplakt waarop een 18e eeuwse hand geschreven heeft ‘Plan der Oude Abdije van O.L. V. ten Duynen van d'ordre van Citaux gelegen bij de stede van Veurne nu in Brugge’. Omheen de plattegrond van de abdij heeft de tekenaar met rake en levendige pentrekken mensen, dieren, bomen en huizen weergegeven; sommige details zijn gekleurd: plan en muren in 't rood, bomen in 't groen, water in 't blauw, duinen in 't bruin, mensen en dieren in verschillende kleurenGa naar voetnoot(17). Tussenin staan opschriftenGa naar voetnoot(18). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tekenaar heeft zijn schetsen genomen van op de duinen die tussen de abdij en de zee gelegen zijn, zoals blijkt uit de ligging van het landschap dat zich naar het zuiden uitstrekt. Toch is er een afwijking op dat punt, en wel voor het (oudst bekende) zicht op de stad Veurne dat zich op de achtergrond bevindt. De stad immers is niet gezien van uit het noorden, maar van uit het westen. Dit wordt bewezen door de ligging en het uitzicht van de kerken van Sint-Walburga en Sint-Niklaas: van eerstgenoemde is het dak van het koor zichtbaar achter de oostmuur en de traptorens van het niet afgewerkt transeptGa naar voetnoot(19), van de tweede schijnt men het traptorentje naast de westtoren te zien. Zoals gezegd, is de Duinenabdij op deze kaart enkel in plattegrond weergegevenGa naar voetnoot(20). Alhoewel het plan klein en geschematiseerd is - de meeste muren zijn zonder deur- of vensteropeningen weergegeven - is het toch niet van belang ontbloot, omdat het ons in staat stelt enkele abdijgebouwen juister in plan te brengen, inzonderheid zulke die op de grote kaart uit 1580 niet goed zichtbaar zijn. Het grondplan vertoont geen wezenlijke verschillen met het schilderij uit 1580, dat echter een nauwkeuriger en gedetailleerder beeld van de abdij geeft. We kunnen ons nu de vraag stellen of er tussen beide werken een samenhang bestaan heeft, of m.a.w. de pentekening als basis voor het schilderij uit 1580 gediend heeft. We geloven deze vraag grotendeels negatief te mogen beantwoorden, niet enkel wegens het verschil in oriëntering van beide kaarten - de ene is uit het noorden gemaakt, de andere uit het noord-westen - maar ook wegens het verschil aan gegevens die beide werken ons verstrekken. Er zijn ook wel zaken die niet overeenstemmen: op de kleine kaart is de omgeving van de S.-Laureinskapel tamelijk onduidelijk weergegeven, we vinden er alle werkhuizen (q', r', s', t', u') van de kaart van 1580 niet terug, enz. Deze laatste kaart onderstelt een bijna volledig nieuwe arbeid! Uit dit alles blijkt dat de tekenaar geen gedetailleerde nauwkeurigheid in zijn grondplan betracht heeft. Wat was dan wel het doel dat hij zich gesteld had? In het landschap omheen de abdij zien we kerken [Oost- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duinkerkeGa naar voetnoot(21), WulpenGa naar voetnoot(22), KoksijdeGa naar voetnoot(23), AdinkerkeGa naar voetnoot(24)], huizen en hoeven, w.o. de Bogaerde en het Turfhuis die tot het abdijdomein behoordenGa naar voetnoot(25); we bemerken het Langeles dat naar Duinkerke stroomt en een waterloop van Veurne naar het Turfhuis; we zien ruiters en voetgangers op de wegen die naar Veurne, Duinkerke en Nieuwpoort leiden. De abdij is bijna volledig omringd door duinen, die door de tekenaar duidelijk aangegeven worden met de woorden duunen, verwayde dunnen, streke vanden zande. In de ongelijke strijd tegen het opstuivende zand dat door de zeewind landinwaarts geblazen wordt en het klooster dreigt te bedekken, is de westmuur van het neerhof reeds gedeeltelijk verdwenen, waarschijnlijk door toedoen van de opdringende Hoge BlekkerGa naar voetnoot(26). Meteen staat de eeuwenlange strijd tegen het immer bewegend zand ons klaar voor ogen; beter dan door tientallen smeekbrieven is hier de gevaarlijke toestand weergegeven. En het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de tekenaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Binnenzijde van de westmuur van de kerk.
Basement van een pilaster tussen de beuken (westmuur).
De Duinenabdij te Koksijde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middensteunbeer tegen de narthex, met fragmenten van de wandversiering van een ingangsportaal.
Basement van een pijlerbundel in de zuidbeuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met opzet de abdij in plattegrond getekend heeft om zo de hoogte der duinen beter te laten uitkomenGa naar voetnoot(27). Daaruit menen we te mogen besluiten dat het doel van de tekenaar was een beeld te brengen van de Duinenabdij en het haar omringende duinenlandschap. Alles wijst er op dat die tekening in verband staat met de opdracht die abt Wydoot door Pourbus, alsdan de bekendste kartograaf uit de streek, in 1563 liet uitvoeren. Het ontbreken op de kaart van een legenda met vermelding van onderwerp, opdrachtgever, tekenaar en datum zou er kunnen op wijzen dat we niet te doen
Detail uit de kaart van 1563: het plan van de abdij.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben met de kaart die voor Brussel bestemd wasGa naar voetnoot(28), noch met een kopie van het oorspronkelijk werk, maar waarschijnlijk met het projekt dat als basis gediend heeft voor de definitieve kaart van 1563. Hierbij kunnen we opmerken dat het geschrift en het watermerk niet strijdig zijn met de voorgestelde datum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het geschilderd plan van Pieter PourbusToen enkele jaren later Pieter Pourbus van abt Holman († 1579) de opdracht kreeg de abdij in volle glorie uit te beelden, is het niet onwaarschijnlijk dat juist hij verkozen werd, omdat hij reeds vroeger voor de abdij gewerkt had. We weten niet of de abt aan Pourbus het groot schilderij bestelde vóór 1578, de aanvangsdatum van de plunderingen en slopingen die de Duinen stilaan gans onttakelden en de monniken uiteindelijk verdrevenGa naar voetnoot(29). Alhoewel Pourbus enkele schetsen uit 1563 kan gebruikt hebben, lijkt het ons toch mogelijk dat de schilder pas na de eerste plunderingen met het werk begonen is; er was toen nog zoveel niet afgebroken om het schilderen van een algemeen beeld van de abdij onmogelijk te maken. Het groot schilderij van Pourbus, dat maar in 1580 onder abt L. Vandenberghe voltooid werd, is tot aan de afschaffing van de abdij in 1796, in het bezit der monniken gebleven. Het komt als nr. 114 voor op een lijst die onder de Franse bezetting op 26 Prairial an V opgemaakt werd (‘Une perspective de l'ancienne abbaye des dunes, à vue d'oiseau’, 7 × 7 voet); samen met andere werken werd het later naar het Brugs stadhuis overgebracht, waar het zich in 1898 nog bevondGa naar voetnoot(30). Het ging later over naar het Gruuthusemuseum, en van daar, in 1955, naar de reserve van het GroeningemuseumGa naar voetnoot(31). Aangezien voor de kennis van het uitzicht en de organisatie van de abdij, niet enkel de afbeelding der gebouwen maar ook de opschriften van het grootste belang zijn, hebben we het nuttig geoordeeld in bijlage de bijhorende teksten en hun ligging op het schilderij mede te delen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor die uitgave vonden we kostbare aanvullingen in een dokument dat bewaard wordt in het Duinenfonds van de S.-Pietersabdij te Steenbrugge; dit fonds is afkomstig uit de nalatenschap van Nikolaas De Roover, de laatste monnik van de Duinenabdij. Ons dokument bestaat uit een blad papier van 35,5 cm hoogte en 47 cm breedte, dat voorzien is van een watermerk bestaande uit twee gedraaide zuilen die een kroon dragen en op een naamband staan; dit merk behoort tot een groep die in de tweede helft der 16e eeuw thuis hoort (Briquet, nrs. 4432-4447). Dit archiefstuk bevat een oudere lezing van de legenda - waarbij we ook de cartouche rekenen - en van de opschriften f, g, h, i, j, uit Bijlage I. De jongere (17e eeuw) titel van dit stuk luidt: ‘Curieuse origineele tekeninghe van het oudt clooster vanden Duinen ghemackt door den vermaerde schilder Pourbus’. In de eigenlijke tekst - in mooie 16e eeuwse letter geschreven - zijn sommige woorden doorstreept geworden en wijzigingen in kleiner geschrift aangebracht. De zo overgeleverde tekst vinden we echter nog niet letterlijk op het groot schilderij van Pourbus terug; er zijn nog enkele veranderingen - o.m. in de spelling - aangebracht. Deze archieftekst is wegens verschillende redenen belangrijk. Vooreerst geeft hij enkele gegevens die op de schilderijtekst niet voorkomen. Verder maakt hij in sommige gevallen de lezing op het schilderij beter verstaanbaar. En tenslotte is hij van groot belang voor de juiste lezing van verschillende getallen die in de loop der tijden overschilderd en veranderd geworden zijn. In Bijlage I halen we in voetnota de oudere lezing aan, telkens ze van de tekst op de kaart merkelijk verschilt of deze laatste verduidelijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De opgravingen.De uitdrijving der monniken bracht meteen ook een einde aan de eeuwenlange strijd van de abdij tegen het opdringende zand; in hun pogingen om de zolang betwiste grond te veroveren, ondervonden de duinen nu geen tegenstand meer en ze dekten de overgebleven muurfragmenten toe. Toch gebeurde het nog dikwijls dat muren en kelderopeningen door de wind vrijgelegd werdenGa naar voetnoot(32). Het is dan ook niet te verwonderen dat de plaats bekend bleef bij de bewoners van de streek, die er bouwmateriaal gingen halen; uiteindelijk werden ook de oudheidkundigen aangetrokken. In 1897 openden J. Valckenaere, onderpastoor te Beerst, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en G. Vallaeys uit Roeselare, met steun van de Brugse Société Archéologique, de reeks opzoekingen naar overblijfselen van de Duinenabdij. Geleid door de grote kaart van Pourbus konden ze de ligging van verscheidene gebouwen w.o. de kerk en het pand, onder een 3 m dikke zandlaag vaststellen; hun onderzoek bracht hoofdzakelijk losse bouwfragmenten aan het licht. Hoge onkosten en moeilijkheden met het grondwater hebben het werk echter vroegtijdig onderbroken. Een aantal geprofileerde (bak)stenen werden aan het museum van de Société Archéologique te Brugge geschonkenGa naar voetnoot(33). In oogstmaand 1911 deden E.H. Van de Walle en de heren F. Ancot en Roels opgravingen in de duinen en vonden er eveneens muren en allerhande bouwmateriaal. Ook hier stelde de hoge stand van het grondwater een voortijdig einde aan de ondernemingGa naar voetnoot(34). K. Loppens uit Koksijde, die zich gedurende vele jaren met de geschiedenis van de kuststreek heeft bezig gehouden, heeft het abdijterrein in 1927-1928 onderzocht en de ligging der kloostergebouwen met behulp der twee molenwallen vastgesteldGa naar voetnoot(35). Ook dit onderzoek bracht veel bouwmateriaal aan het licht. De dikke zandlaag en het grondwater bleven echter een onoverkoombare hindernis voor elk grootscheeps onderzoek, dat enkel met behulp van moderne technische middelen zou kunnen ondernomen worden. Die gelegenheid deed zich in 1949 voor. In dat jaar werden ongeveer 3000 grote bakstenen (moefen) uit het abdijterrein opgedolven om verwerkt te worden in de verbouwing van de hoofdgevel van het Seminarie te Brugge. Dit was voor Prof. Dr. R.M. Lemaire de aanleiding om Prof. Dr. J. Breuer, toentertijd hoofd van de Dienst voor Opgravingen (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis), te vragen aldaar een archeologisch onderzoek in te stellen; hij was er immers van overtuigd dat de studie van de abdijgebouwen van groot belang kon zijn voor de geschiedenis van de Middeleeuwse bouwkunst in Vlaanderen. Met toelating van de kerkfabriek, die het terrein toen nog in eigendom had, en met medewerking en steun van de heer burgemeester, senator J. Van Buggenhout en gans het gemeentebestuur, begon het onderzoek op 27 juni 1949. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.C.L.
Links: basement behorend bij de oostelijke pijlerbundel onder de middenste moerboog van het voorportaal. Rechts: drie flankeerzuiltjes van de zuidelijke kerkingang. De bouwnaad tussen de twee perioden is duidelijk merkbaar. A.C.L.
Links: flankeerzuiltjes van de zuidelijke kerkingang. Rechts: oostelijke pijlerbundel onder de zuidelijke moerboog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het onderzoek van 1949.Evenals de vorige onderzoekers liet men zich leiden door de grote kaart van Pourbus en de beide molenwallen; na drie dagen zoeken kwamen de overblijfselen van het voorportaal en van de westmuur van de kerk te voorschijn van onder de 2,5 m dikke laag zand. Tijdens de eerste faze van het onderzoek werd dit westportaal gans vrijgemaakt; belangrijke bouwfragmenten kwamen bij die gelegenheid voor de dag. Het doel dat Prof. Breuer en zijn medewerkers Dr. H. Roosens, Prof. Lemaire, Dr. J. Mertens en Ir. A. Pauwels zich gesteld hadden, was hoofdzakelijk het volgende: 1. de nauwkeurige plaatsbepaling van de abdij, 2. het verzamelen van de nodige gegevens die het mogelijk zouden maken de kaart van Pourbus uit 1580 op een modern plan over te brengen, 3. de aard van het bouwmateriaal vaststellen.
Abdijkerk, schematisch grondplan van het voorportaal en de westmuur. Het nulpunt stemt ongeveer overeen met + 6 m boven de zeespiegel; de hoogte der muurfragmenten geeft de toestand van 1949 weer. 1 = 1214-1262, 2 = tussen 1317 en 1354.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het weervinden van het westelijk gedeelte van de abdijkerk was het nagestreefd doel bereikt en kon het eerste gedeelte van de opgravingen afgesloten worden. De mogelijkheden en de moeilijkheden waren nu gekend, en op 20 augustus 1949 verliet de Dienst voor Opgravingen de Duinenabdij, aan anderen het verder onderzoek overlatend. De leiding van het werk berustte in 1950 en 1951 bij Prof. Dr. R.M. Lemaire, die met de resultaten van de opgraving als basis, het grootste gedeelte van de kaart van 1580 in plan kon brengen. Voor het onderzoek van de oude begraafplaats werd in 1951 de medewerking verkregen van Prof. Dr. Twiesselman van het Kon. Instituut voor Natuurwetenschappen; hij werd bijgestaan door de h. Schittekat die ter plaats gebleven is en de leiding van geheel het verder opzoekingswerk op zich genomen heeft. Gedeelten van het pand, van de lekebroedersafdeling en van het abtskwartier werden vrij gelegd, waarbij redelijk hoge muurfragmenten voor de dag kwamen. Tijdens dit onderzoek, dat nog immer voortgezet wordt, werden niet enkel architektuurfragmenten als bakstenen, tegels, pannen, zuiltrommels, brokstukken van gewelven, venstergedeelten en ribben gevonden, maar eveneens houten en ijzeren gebruiksvoorwerpen, beeldhouwwerk, keramiek, grafstenen, enz.Ga naar voetnoot(36). De opgraving van 1949 heeft, zoals reeds gezegd, het westelijk gedeelte van de abdijkerk vrijgelegd, en wel de westmuur van de in 1214 begonnen en in 1262 ingewijde kerkGa naar voetnoot(37) alsmede het westportaal dat onder abt Lambertus van Westouter (1317-1354) - waarschijnlijk in vervanging van een oudere houten (?) narthex - bijgebouwd werdGa naar voetnoot(38). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cijfers en letters verwijzen naa de tekst in Bijlage I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een volgende opgravingskampagne maakte in 1950 de beuken tot voorbij de kapellen van abt Maes (1376-1406)Ga naar voetnoot(39) vrij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkDe 1,83 m brede westmuur van de abdijkerk is opgetrokken met baksteen van 29/30 × 12,5/13,5 × 7,5/8,5 cm (10 lagen = 95 cm), in Vlaams verband gemetseld (elke laag bestaat afwisselend uit een kop en een strek). In de westmuur bevinden zich twee ingangen, ieder 1,90 m breed, die door een muurfragment van 3,50 m van elkaar gescheiden zijn; hun zijrechtstanden zijn langs de binnenzijde van één flankeerzuiltje, langs buiten van drie zuiltjes voorzien. De twee ingangen naar de middenbeuk werden op de westmuren der zijbeuken a.h.w. herhaald door blindnissen
Westgevel van de abdijkerk, basisprofiel van een flankeerzuiltje (eerste helft 13e eeuw).
waarvan de bogen op 2 × 2 zuiltjes steunden. De schachten van de vermelde zuiltjes zijn van de baksteen, maar de sokkels en basissen, die op de gewone wijze met twee rolstaven en een insnoering geprofileerd zijn, zijn meestal gekapt uit een grijze fijnkorrelige zandsteen van onbe kende oorsprongGa naar voetnoot(40), enkele ook uit Doornikse kalksteenGa naar voetnoot(41). Te oordelen naar hetgeen bewaard gebleven is, schijnt in het gebruik van de twee steensoorten een zekere symmetrie betracht te zijn. Tegen de binnenkant van de westgevel staat, in het verlengde van een rij steunen tussen de beuken, een vierzijdige pilaster (br. 104 cm) waarvan de twee hoeken van een flankeerkolommetje voorzien zijn; de sokkels, basissen (een insnoering tussen twee rolstaven) en de onderste zuiltrommels zijn uit één blok Doornikse steen gekapt, de uitspringende gemeenschappelijke sokkel echter, die 114 cm breed en 53 cm diep is, is van de reeds vernoemde vreemde zandsteen. Uit de vorm van deze pilasters mogen we afleiden dat de vrijstaande steunen tussen de beuken vierzijdige pijlers met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biekorf 1960 nr. 6-B. In te lassen blz. 204-205
Kaart van de Duinenabdij, in 1580 door Pourbus geschilderd (Brugge, Groeningemuseum). a.c.l. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Abdijkerk Ten Duinen. Grondplan van westuur en voorportaal (peil onder de vensters).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart van de Duinenabdij met het omliggende gebied, door P. Pourbus in 1563 getekend. Op de kaart staan volgende opschriften:
A. Oost. - B. duunckercke. - C. cloosterbusch. - D. wech naer Nieupoort. - E. clooster zaeylant. - F. anderen vuutwech. - G. waterloop naer den langheles. - H. osseparck. - I. nieuwen vuutwech. - J. kercke van coxyde. - K. den zelven waterloop. - L. wulpen. - M. cleenschaeck nu tpeerdeken. - N. watre vanden zelven waterloop. - O. twater vanden langheles. - P. grootschaeck. - Q. Vuerne. - R. langheles. - S. turfhus. - T. water vanden turfhuuse naer vuerne. - U. wech naer vuerne. - V. boghaerde. - W. tlangheles naer dunckercke. - X. tzuudgasthuus. - Y. adinckerke. - Z. wech naer Dunckercke. - A' West. - B' streke vanden zonde. - C' wech naer vuerne. - D'. partien (?) ende neeringhe ghevallen tusschen den dunen ende de verwayde portie. - E'. verwayde duunen. - F'. Duunen. - G'. inganck vanden clooster. - H'. nederhof. - I'. de schuere. - J'. clooster ten duunen. - K'. Poorte naer de zee. N.B. D, F, H, B' komen meer dan eenmaal voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoekzuiltjes waren; ze stonden op 4 m afstand van elkaar en waren door een kettingmuur verbonden. De middenbeuk was binnenwerks 9,75 m breed, de zijbeuken 4,50 m; de totale breedte van de benedenkerk bedroeg binnenwerks 21,05 m. Op één plaats tegen de westgevel liggen op - 22 fragmenten van een bevloering met geglazuurde tegels van 13 × 13 cm. Als steunen voor de gewelfribben in de beuken staan tegen de westmuur zes zuiltjes waarvan de basementen van Doornikse steen, de ronde en vierzijdige uitspringende sokkels van vreemdsoortige zandsteen zijn, dit met uitzondering van de twee basementen in de uiterste hoeken: in de noordelijke is de basis van Doornikse steen, in de zuidelijke van baksteen, en in beide is de ronde uitspringende sokkel van zandsteen, de vierzijdige van baksteen. Naar het grondplan van de beukspijlers te oordelen, vonden de moerbogen en ribben van het gewelf daar steun op diensten die niet van de grond opstegen, maar aanzetten op konsoles. Deze schikking, die in talrijke Cisterciënserkerken voorkomt, werd waarschijnlijk ook hier bevolen door de opstelling van het gestoelte in de middenbeuk. In de nevenbeuken heeft men voor het overwelven o.m. gebruik gemaakt van bakstenen bundelpijlertjes tegen de zijmuren. De buitenmuur van de noordbeuk heeft een breedte van 110 cm en wordt door steunberen (115 × 150 cm) geschoord. Het benedengedeelte van deze steunberen is opgebouwd met de reeds eerder vermelde zandsteen; een verjonging is aangeduid door een geprofileerde Doornikse steen, zoals blijkt uit de bewaarde fragmenten op de steunbeer tegen de westgevelGa naar voetnoot(42) en op de eerste, tweede en achtste (gelegen vóór de Maeskapel) steunbeer tegen de noordmuur; deze profilering wordt ook op de buitenkant der muren van de eerste en tweede (gedeeltelijk) travee voortgezetGa naar voetnoot(43). Tegen de zuidmuur van de kerk ontbreken de steunberen omdat daar kloostergebouwen aangebouwd zijn; de afwezigheid van deze steunen wordt echter vergoed door een grotere dikte van de muren, die hier 1,50 m bedraagt. Tegen de westgevel - in het verlengde der zijmuren van de kerk - stonden twee steunberen waartussen een 13e eeuws voorportaal kan gestaan hebben, dat echter na enkele decennia door een sierlijker constructie vervangen werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VoorportaalDit nieuw voorportaal, dat in de 14e eeuw opgetrokken werd, is door de opgraving uit 1949 goed bekend geworden. De afmeting binnenwerks bedroeg noord-zuid 20,95 m, oostwest 6,70m. Voor de breedte heeft men klaarblijkelijk de breedte van de kerk (21,05 m) willen aanhouden. Als bouwmateriaal voor de muren gebruikte men hoofdzakelijk baksteen van 29/30 × 12,5/13,5 × 7,5/8,5 cm, maar aan de twee nisgraven en op de middensteunbeer treft men ook bakstenen aan van 34 × 17 × 8,5 cm; aan de buitenkant der muren zien we langs onder ook de
Voorportaal, basement van een bundelpijler (eerste helft 14e eeuw).
reeds vermelde vreemde steen verwerkt. De geprofileerde basementen van de kolonnetten die de moerbogen, ribben en muraalbogen dragen, zijn uit witgele zandsteen (waarschijnlijk uit de streek van Boulogne afkomstig) gekapt; de bakstenen trommels werden bij middel van houten vormen gemaakt. Het voorportaal telde vier traveeën die met een kruisribbengewelf overkluisd waren. De bundelpijlers tegen de twee lange muren en in de vier hoeken opgesteld, bevatten schalken die volgens hun opstelling dienden om gordelbogen, kruisribben (veelhoekige kolonnetten) en muraalbogen (van een bies voorziene ronde kolonnetten) te dragen. In doorsnede wisselen veelzijdige profielen en rolstaafprofielen met bies af met golvende en hoekige insnijdingen. Daar de opstelling van kolonnetten aan hun funktie moet beantwoorden, valt het op dat ze niet alle bogen gedragen hebben; sommige hadden enkel een kapiteel als bekroning. In het midden van elke zijmuur bevond zich onder een venster een nisgraf dat gelijktijdig met de overige architektuur tot stand kwam. Het was omsloten door een boog op driekwartzuiltjes, en op de uitspringende grafplaat stonden pinakels aan voet- en hoofdeinde. Op het overblijvend muurvlak tussen de hoek van de narthex en het graf met het bovenstaand venster, werd iedere maal een smalle blindnis op kolonnetten aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorportaal, doorsnede over de oostelijke pijlerbundel onder de zuidelijke moerboog. Eerste helft 14e eeuw.
Voorportaal, plan van de zuid-oosthoek.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de westmuur zat naast elke ingang een spitsbogig venster waaronder een bank (47 cm breed) gemaakt was; daarop namen vijf kalkstenen halfzuiltjes steun, derwijze dat tegen de bakstenen achterwand nissen van 63 cm breedte gevormd werden. De zijkanten van de bank stemden met de dagkanten van het venster overeen. Op het schilderij van Pourbus steekt het bovengedeelte van twee vensters uit boven de twee ingangsportalen die - vooruitspringend op de gevel - tussen de drie middenste steunberen opgesteld waren. Elk ingangsportaal, 3,50 m breed, is door een middensteun in twee doorgangen van elk 1,40 m gedeeld. Deze steun, waarvan enkel de mortelafdruk op de drempel bewaard is, en de beide zijrechtstanden droegen waarschijnlijk een vlakke bovendorpel die met een effen boogveld onder een spitsboog gevat was. De middensteunbeer vertoont verscheidene elementen die ons over de verdere opbouw van de portalen inlichten. De zijkanten waren voorzien van een bank (41 cm breed) waarop halfzuiltjes steun namen die ditmaal nissen van 35 cm breedte vormen. De achterwand bestond gedeeltelijk uit baksteen en gedeeltelijk uit kalksteen waarop nog sporen van bepleistering aanwezig zijn. Dezelfde wandversiering zal ook op de binnenzijde van de twee andere steunberen bestaan hebben, en op tekeningen in 1949 opgemaakt, vinden we inderdaad sporen van een bank terug; de nu bijgewerkte steunberen laten daarvan echter niets meer zien. De kontreforten waren op de voorzijde met pinakels versierd; daarvan vertoont de middensteunbeer nog belangrijke fragmenten. Op het schilderij van Pourbus kontrasteren de rijkelijk met pinakels bewerkte steunberen van de narthex met de eenvoudige schoorpijlers van de 13e eeuwse kerk. In het voorportaal vinden we nu nog enkele vloerfragmenten op -10. Op gelijke hoogte met de drempel van de 13e eeuwse kerkingang, t.t.z. + 0, werden in 1949 gedeelten van een geglazuurde tegelvloer gevonden waarvan nu nog enkele schaarse resten ter plaats liggen (tegels van 13 × 13 cm). Op ongeveer -20 lag er dan nog, op een laag grijs zand, een nog jongere vloer van gebakken steen van verschillende afmetingen. Die vloer was gedeeltelijk bedekt met afval van bouwmaterialen, gedeeltelijk met een mestlaag waarin allerhande voorwerpen, o.a. een stijgbeugel en een roskam, gevonden werden. In situ trof men toen ook twee fragmenten van het ingestort gewelf aan. In de narthex bevonden zich twee altarenGa naar voetnoot(44) waarvan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Foto J. Mertens
Zicht uit het noord-oosten op de opgravingswerken (1949): westmuur van de kerk en voorportaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
credensnissen bewaard gebleven zijn. In de noordelijke travee ligt nog een altaarbasement van 2,25 × 1,10 m (baksteen van 26-27 cm lengte) en in de zuidelijke vond men in 1949 ook een basement van ± 100 × 75 cm; beide schijnen echter niet meer uit de 14e eeuw te stammen.
Aangezien Pourbus op zijn grote kaart van talrijke gebouwen, w.o. het voorportaal en de kerk, de afmetingen in voeten meedeelt, is het aan de hand van de resultaten van de opgraving mogelijk de gebruikte voetmaat in hedendaagse lengtematen om te zetten. Dit is althans teoretisch zo, want een volstrekt nauwkeurige omrekening zal men heel moeilijk kunnen bekomen, omdat Pourbus zijn maten genomen heeft tussen muren die door pleisterwerk, lambrisering en dgl. bekleed waren, hetgeen toch een verschil geeft met de afmetingen die men nu tussen naakte muren neemt. De breedte van kerk en voorportaal bedraagt binnenwerks onderscheidelijk 21,05 en 20,95m; Pourbus geeft 73 en 84 voeten op, een verschil dus van 11 voeten waarvoor we geen uitleg weten. Nu is het ook wel moeilijk te weten waar Pourbus de breedte van het portaal gemeten heeft: tussen de muren (omzeggens in het verlengde van de zijmuren van de kerk), tussen de muren van de vooruitspringende nisgraven of tussen de achterwanden van die graven? In het eerste geval bedraagt de breedte 20,95 m en is de voet 24,9 cm lang, in het tweede bedraagt de breedte 20,40 m en wordt de voet 24,2 cmGa naar voetnoot(45), in het laatste is de narthex 22,10 m breed en bekomen we een voet van 26,3 cm. Ook voor de lengte van het voorportaal weten we niet juist waar de schilder zijn maat genomen heeft. Voor de breedte van de kerk daarentegen kan er geen twijfel bestaan. Als we dan 73 voeten voor 21,05 m nemen, wordt de voet 28,8 cm lang, hetgeen meer met de toen gebruikelijke maat overeenstemtGa naar voetnoot(46). We hebben eveneens de voet van 28,8 cm gebruikt voor het berekenen van de lengte van de abdijkerk. Pourbus geeft als binnenwerkse lengte van de 13e eeuwse kerk 161 + 56 + 77 + 77 = 371 voeten op, t.t.z. 106,85 m. Het portaal meegerekend was het kerkgebouw binnenwerks 115 m lang of ongeveer 117 m buitenwerks. Deze buitengewone grootte komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beter tot haar recht als we weten dat de lengte van de abdijkerken van Villers en Aulne onderscheidenlijk 91,70 m en 87 m bedragen, het voorportaal meegerekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Archeologisch kader.De 13e eeuwse abdijkerk bestond uit een driebeukig basilikaal opgebouwde benedenkerk, een transept met zijbeuken en een hoofdkoor met 5/10 sluitmuur. De kerk van de Duinen behoort tot een regionale Zuid-Nederlandse groep Cisterciën-
Grondplan van de abdijkerk van Ten Duinen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
serkerken die alle een gelijkaardig grondplan hebbenGa naar voetnoot(47); deze zijn: Aulne, waarschijnlijk eveneens in 1214 begonnenGa naar voetnoot(47a), Villers, begonnen in 't begin der 13e eeuw en voltooid omstreeks 1272Ga naar voetnoot(48), Val-Saint-LambertGa naar voetnoot(49), Val-Dieu, in 1331 ingewijdGa naar voetnoot(50), en HemiksemGa naar voetnoot(51). Ook het gebuik van baksteen geeft een eigen lokaalkleur aan het gebouw. De kerk is één der vroegste voorbeelden van Vlaamse baksteenarchitektuur; voor zover we nu immers weten dateren in Vlaanderen de oudste Middeleeuwse bakstenen - die naar formaat geen verwantschap met Romeinse produkten vertonen - pas van omstreeks 1200Ga naar voetnoot(51a). We kunnen ze nawijzen te Brugge in de geveltoren van Sint-Salvators en in de noordmuur van de romaanse ziekenzaal van het Sint-Janshospitaal, te Zuienkerke in de kerktorenGa naar voetnoot(51b). Voor Ten Duinen, gelegen in een gebied zonder natuursteen, was het gebruik van baksteen alleszins veel goedkoper dan het aanwenden van bouwmateriaal dat uit verafgelegen streken diende aangevoerd te worden. En daar het niet onwaarschijnlijk is dat de lekebroeders bij het maken van baksteen konden betrokken worden, maakte dit voor de abdij eveneens een besparing uit. De baksteenbouw in de abdij en haar uithoven kan wel een rol gespeeld hebben in het verspreiden en populair maken van dit nieuw bouwmateriaal, maar onze huidige kennis van zaken laat niet toe te zeggen dat de Duinen een rol zouden gespeeld hebben bij het ontstaan van de middeleeuwse baksteen in Vlaanderen, en nog minder dat ze het steenbakken aan het Fries Cisterciënserklooster Klaarkamp zouden geleerd hebbenGa naar voetnoot(52). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.C.L.
Voorportaal. Links: oostelijke pijlerbundel onder de noordelijke gordelboog. Rechts: flankeerzuiltjes van de noordelijke kerkingang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.C.L.
Het zuid-oost gedeelte van het voorportaal tijdens de opgraving. Op de voorgrond ligt een fragment van het ingestort gewelf
Voorportaal, basement van de pijlerbundel in de noord-oosthoek (kolonnetten van kruisrib en muraalbogen).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naast die eigen streekkenmerken hebben zich, bij de bouw van de abdijkerk, ook andere invloeden laten gelden. Enkele elementen, als het ontbreken van een toren, het klein koor, het voorportaal, zijn door de bouwwijze en de regel van de Cisterciënsers bepaald. Uit Bourgondië, het land van herkomst van de orde, of door bemiddeling van meer nabijgelegen Cisterciënserkerken. kunnen de spitsbogen en de gewelfbouw Ten Duinen bereikt hebben. Ook het voorportaal dat in de eerste helft van de 14e eeuw vóór de kerkgevel gebouwd werd, is een belangrijke konstruktie. Vinden we bij vele Cisterciënserkerken een narthex, zelden toch vormt het zulk rijk geheel als in Ten Duinen. Een doorgedreven archeologisch onderzoek van wat reeds gevonden werd en verdere opgravingen, zullen ons nog duidelijker inlichten over de invloeden die bij de opbouw van de heerlijke Duinenabdij een rol gespeeld hebben. Ons verslag over de opgraving van 1949 wil daartoe enkel een kleine bijdrage zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Is de capelle neffens de groote poorte daermen dagelijckx misse dede voor d'opcommers wercklieden wonende buijten ende bijnnen sonderlijnge vrouwenGa naar voetnoot(54). 5. Is de poorte van 't neer hof. 6.Ga naar voetnoot(54a) Is geteeckent op 't dack vande kercke van duijnen. Aldereerst 't portael vande selve kercke is lanck van 't noorden tot in 't zuijden van binnen de meuren 84 voeten ende breedt oock van binnen de meuren 24 voeten wesende in 't selve portael twee distincte tapellen een aen de zuijt zijde d'ander aen de noort zijde beijde wel verchiert van binnen met steene beelden ende twee altaeren en sepulturen van metalen fraeij van buijten oock wel verchiert van moderneGa naar voetnoot(55) gesneden. Van 't portael van binnen de meur vande kercke voorseijt oostwaert streckende tot aen 't eerste afsluijtsel van de voor koor is lanck 161 voeten. Van daer tot aen het tweede afsluijtsele daer dat de zijtsels tegen kommen vande principale koor is lanck 56 voeten van daer tot aen de trappen gepasseert de zijtsels daer dat de deuren van de koor staen over de noordt zijde en de zuijt zijde om aldaer in 't cruijswerck te gaen is lanck 77 voeten. Van de trappen tot achter den hoogen altaer tegen de meur vande kercke voorseijt is lanck 77 voetenGa naar voetnoot(56). Somma soo dat de kercke met het portael ende de meuren met de pilaren daer tegen is in 't geheele lanck 455 voetenGa naar voetnoot(57). Het cruijswerck vande zelve kercke met de koor is lanck van binnen de meuren 145 voeten en 1/2. Ende in 't cruijswerck over de noord zijde vande koor tegen de meur aen de oost zijde van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't cruijswerck staen drije schoone capellen. Ende aen de west zijde tegen over dese drije capellen staedt een groote capelle wel verchiert met sepulturen ende afsluijtsels. Ende over zuijt zijde van de koor is 't oock met zoo veel capellen verchiertGa naar voetnoot(58). Ende noch twee capellen wel verchiert van binnen in de selve kercke aen de noordt zijde en sij hebben beijde haeren inganck van de selve kerckeGa naar voetnoot(59). Ende de wijde vande zelve kercke aen de west zijde voor de eerste koor tusschen beijde de meuren is breedt 73 voeten. Ende de vensters in de selve kercke daer lucht deur comt zijn de nombre van 106. De hoogde vande selve kercke van de grondt of tot den ondercant van de vauseure sonder de zelve vausure mede te rekenen is 76 voeten. Ende met het dack boven de vausure is zij hooge 106 voetenGa naar voetnoot(60). 7. De groote pandt van 't selve clooster is bevonden lanck wesende elcke zijde 174 voeten. Ende de wijde van de zelve pandt tusschen de meuren is 16 voeten. 8. De cleene pandt elcke zijde is lanck 122 voeten en 1/2. De wijde van dese is 14 voetenGa naar voetnoot(61). 9.Ga naar voetnoot(62) Den dormter is lanck binnen de meuren 217 voeten. Ende breet oock binnen de meuren 37 voeten en 1/2. Onder welcke dormter is rees a rees de sanctuarie daer in twee capellen staen elck met zijn altaer daer of den inganck is rees a rees de kercke in 't zuijden. Daer naer reec a reec (sic) de groote pandt ende het capittel. Daer naer den auditoriu. Daer naer den steeger der selven dormter. Daer naer den inganck vande selve groote pandt. Tot de cleene pandt. Daer naer de novicerie. Al schoone vausure ende pilaeren inde middel om de breede van dien begrijppende al te saemen de langde ende de breede vanden selven dormterGa naar voetnoot(63). 10. De cellerie is lanck 56 voeten. Ende de wijde van dien is 42 voeten ende sij compt aen de zuijdt cant vanden dormterGa naar voetnoot(63a). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groote rifter is lanck binnen de meuren 160 voeten. Ende de breede van dese is 45 voeten en 1/2. no 11Ga naar voetnoot(64). Waer boven placht te wesen den dormter der leecke broeders schoone en plesant boven heel gelambercheertGa naar voetnoot(65). De cleene rifter is lanck binnen de meuren 59 voeten. Ende de breede van dese is 49 voeten. no 12. De keuken van 't convent binnen de meuren is lanck 40 voeten. En de breede is 49 voeten. no 13Ga naar voetnoot(66) Thout huijs neffens de keuken vanden convente aende zuijt zijde van dien rontomme liber staende. 14. De graendere van 't selve convent is lanck binnen de meuren 303 voeten en 1/2. En de wijde is 47 voeten. Al dobbel gevouceert boven en beneden met vele pilaren. Onder welcke graender van 't noorden te weten van de kercke zuijt waert. Alvooren der leecke broeders capittel. no 15Ga naar voetnoot(67). Daer naer 't suijvel huijs om melck, boter, kaes, soudt, olije, kerssen, en diergelijcke uijt te distribueren. Daer naer de bier kelder van de prelature. De eerste zale vande selve prelature, om oock te gaen naer de kercke ende convente. Daer naer de wijn kelder en de bottellerie van de zelve prelature den helft van de breede des selfs graender beneden. Ende d'ander helft vanden inganck vande zelve prelature. Daer naer de groote zale vande selve prelature. Daer naer de hout stallenGa naar voetnoot(67a). Daer naer de fermerieGa naar voetnoot(68) die lanck is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
154 voeten van binnen de meuren. En de wijde van dese is 356Ga naar voetnoot(69) voeten seer schoone met een torre en diergelijck cieraet van binnen met een koor daer in met een altaer. Ende dobbel gestoelte ende een afsluijtsel over beijde de zijden van 't een eijnde tot 't ander eijnde al camers voor de siecken ende ouderlijngen. no 16. De gallerie gaende naer de kelwaerderie is lanck 206 voeten. Ende de wijde hier of is 11 voeten. no 17. Daer in de genealogie der graven ende gravinnen van vlaenderen stonden geschildertGa naar voetnoot(70). De liberarie begrippende d'een helft vande graendere aen de oost zijde is lanck 151 voeten. Ende de wijde is 53 voeten en 1/2Ga naar voetnoot(71) zeer kostelijck gestoffeert van allerande soorten van boecken al geschreven bij der handt seer schoone ende groot van alle faculiteijten ende seere vele bij diversche heijlige doctoren die noijt in prente en waren ende onder andere cronick brandonis religieus vanden selve huijse oock noijt in prente vier groote volumen als veel antiquiteijten in de selve wesende van welcke biblioteque vele andere mentie makenGa naar voetnoot(72). De weverie daer in dat placht te staen in 't oost eijnde hooghe verheven een capelle met een altaer de welcke lanck was 224 voeten. Ende breedt 35 voeten. no 18. De gasterie genaemt 't gastehuijs, daermen in voorlede tijden pleegt te logieren alle opcommers edel en onedel seere groot hooge ende schoon logist als een casteel met een groote zale boven. Ende vele diversche camers. Onder al gevauceert. Daer toe een van de princijpalste religieusen was gecommitteert tot het last vanden selven huijse naer 't selve officie gastwaerder genaemt. Met cock onder cock. Ende diversche andere dienaers. no 19. 20 'T water huijs met een seer schoone Rosmeulen dienende deur canalen van loot water tot alle de principale huijsen als in de Kerck Reftere Prelature Keukens Brauwerie Backerien Slaghuijs Smesse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fermerie Priorie Gasterie Vishuijs Poorte Weverie Bosserie. Ende meer andere diversche plaetsen. Den zelven rosmeulen malende Cooren met Olije slaende. Naast de legenda staat een passer met volgende uitleg: binnen dese passer is de mate 10 roen en elcke roe is 14 voeten. Daaronder staat in een cartouche het volgende: Alvooren hebbe ick pieter pourbus dese caerte van 't clooster van duijnen geconterfeijt naer 't leven zoo 't gestaen ende gelegen heeft geweest op de cleijne voet maete gelijckmen bevinden sal bij de mate die hier boven staet te weten de geheele maete is 30 roeden lanck ende het begrijp tusschen beijde de puncten van de passer is 10 roen gelijckmen seijt bij de nombre van de ciffer letters bij welcke mate men vinden zal zijn langde breede en hoogde zoo 't hier voortidts was bij laste van den abt van duijnen robert hoolman maer niet volmaeckt dan naer 't overlijden van den abt voorseijt ende voort volmaeckt bij den abt van duijnen lauwereijns vanden berghe in 't jaer ons heeren 1580.
Daarenboven staan nog 56 opschriften over heel de kaart verspreid; hun plaats is met letters a, b,... aangeduid.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het werd in 1909 door de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen aan de Brugse Société Archéologique in bewaring gegevenGa naar voetnoot(83) (doek, H. 153 cm, B. 323,5 cm). Van de volledige kaart werd in 1596-1601 door P. Claissins een kopie gemaaktGa naar voetnoot(84), die in 1822 door de Provinciale overheid aan het Brugs stadsbestuur in bruikleen geschonken werdGa naar voetnoot(85); dit werk bevindt zich nu in het Stadhuis (doek, H. 335 cm, B. 620 cm). 3. Kaart van de watering van den Broucke en van Moerkerke Zuid over Leie, 1574 (papier op doek, H. 110 cm, B. 114 cm). Brugge, RijksarchiefGa naar voetnoot(86). 4. Kaart van de watering van Romboutswerve, 1578 (papier, H. 43 cm, B. 83,5 cm). Deze kaart bevindt zich in privaat bezit en zal door de h.A. Schouteet uitgegeven worden. 5. Kaart van het eiland Kadzand (papier, H. 48 cm, B. 49 cm). Brugge, Stadsarchief. Op de kaart staat een inschrift van jongere datum: ‘Caerte chorograpique van het oude Eijland Cadsand geformeert door den Landmeter Jonker Pieter Pourbus ontrent den Jaere 1578, als wesende annalogue met de Copie autentiq der Caerte van Romboutswervewatering tusschen Brugge en Damme ten voorschreven jaere gemaekt’. 6. Kaart van de Duinenabdij, 1580 (doek, H. en B. 214 cm) . Brugge, Groeningemuseum. Voor de beschrijving, cfr. supra. Luc Devliegher |
|