III. Het Kerkmeubilair
De kerkgewaden werden ieder jaar ‘verlucht’ en genaaid, de kerkvaten werden hersteld. In 1474 betreft een uitgave ‘de zeueren boucken te vermakene ande sloten, die te verguldene ende 7 oneen zeiver der aen ghedaen, metgaders ande ketenen van de wieroockenvaten ende de zelve vaten te verziedene ende scone te makene’.
De gewijde vaten werden bewaard in de ‘keilctscaprade’, die voorzien was van een slot.
Voor de voetwasssing op Witte Donderdag werd in 1474 een nieuwe ‘ketele’ aangekocht. De geestelijken beschikten over een ‘vierwaghen’, een ijzeren komfoor op vier wielen, waarin ‘buscoolen’ gebrand werden, en dat kon gevoerd worden bij het altaar waar mis gelezen werd. In 1474 werd voor 10 sch. een nieuwe vuurwagen aangekocht bij een slotmaker, die de oude overnam.
De kerk bezat twee klokken: ‘Sente Barbele’ en de klok ‘diem(en)heit de Vryese’.
In 1474 werd een overeenkomst gesloten met ‘meester Maerc de orghelmakere’ om een nieuw orgel te bouwen voor 40 pond groten. Vóór het doksaal hingen witte gordijnen, waarvoor in 1474 linten en ‘fringen’ aangekocht werden.
De orgelist ‘meester Wulfaert Scapere’ was een priester. In 1474 schonk hij aan de kerk een reeks boeken, die hij waarschijnlijk zelf afgeschreven had, maar zonder de hoofdletters van ieder zin in te vullen. Deze letters werden gewoonlijk gerubriceerd. Dit werk werd opgedragen aan ‘meester Jacob Barbiers wijf van 1250 letteren te makene in de boucken die heer Wulfaert der kereken ghegheven heift, te 6 groten thondert’.
De andere boeken van de kerk werden gewoonlijk geschreven en ingebonden door de broeders van het hospitaal of door de zusters van Nazareth te Damme. In 1462 waren het ‘de versboucken der kinderen, een vigilie bouexkine, ende zouter (psalterium) ande zuudzide van den chore’, die moesten ingebonden worden. In 1474 spreken de uitgaven ‘van twee boucken te scrivene, te bindene ende in ander boucken te stellene’, en ‘tofficie van Onsere Vrauwe te scrivene in twee sexternen metter stoffacie van eenen andere brevier, die heer Wulfaert der kereken ghegheven heeft te stofferene, van eenen bouxkine daer men de kinderen mede kersten doet, ende van eenen anderen daer men mede de lieden olijt’. En in 1478 werd het klooster van Nazareth betaald ‘van dat zy ghebonden hebben twee groote boucken ende twee souters ende een cleen bouxkin: Nieu Testament’.
Wij vinden ook nog dat er stoelen stonden in het koor, die door een timmerman vermaakt werden, en dat op de doopvont een ijzeren pin was aangebracht om er de kaars op te stellen.
Jos. De Smet