De naam piot was op zijn eigen reeds een spotnaam voor de linietroepen, en dat voelden ze zelf aan. Ten bewijze Sareltje Sackenpré (die zou nu boven de honderd jaar zijn, moest hij nog leven): hij was oudgediende van het 8e linie, en om hem te plagen vroegen we hem: ‘Maar Sarei, bij 't hoeveelste piotten was je gij soldaat’ En altijd was 't antwoord: ‘ha moa manniges, 'k was ik bij de linietroepen’.
Mijn vader was militiesoldaat bij de karabiniers te Brussel, 64 jaar geleden, en als hij van die tijd vertelde en de karabiniers bedoelde was het altijd over de ‘blinkdozen’.
Gedurende zijn term in Duitsland in 1953 bij de karabinierswielrijders hoorde mijn zoon Herman nog af en toe de naam ‘blinkdozen’, bestemd voor de jagers te voet en de karabiniers.
Uit dit alles schijnt men te mogen afleiden dat de naam ‘blinkdozen’ werd gedeeld door jagers en karabiniers. Overigens hadden - en hebben - beide wapens nog een groen schild op hun boord. Het zonderlinge nu is dat de karabiniers - en niet de jagers! - nog een hoorn hadden op hun boord en hun knopen. Hoewel hoorn veeleer doet denken aan jager.
Toen ik, in de jaren 1926-27, bij het 3e jagers te voet was te Doornik en in Elsenborn op kamp was, samen met andere wapens, o.m. met de karabiniers, meen ik een zekere naijver te hebben bespeurd bij zekere gegradeerden, kwestie van die hoorn: als zouden de karabiniers de hoorn van de jagers hebben afgenomen! In welke omstandigheden dit zou geschied zijn, is een vraagteken. Is dit een legende, of wat?
Stavele. A. Bonnez
Het staat buiten kijf dat de blinkdozen de groene jagers te voet en te paard waren die inderdaad te Doornik gelegerd lagen. Zelfs vóór 't jaar '14 werden de blinkdozen reeds verward met de krapatten ofte karapatten, die de karabiniers waren.
De piotten werden anders genaamd, de zandstuivers. De grenadiers dat waren de platvoeten en de transporttroepen werden eenvoudigweg de strontboeren genaamd; dit zijn althans de waarachtige bijnamen van de soldaten zoals ze bij 't volk in de Leiestreek waren bekend.
Bij mijn wete hadden de lansiers geen bijnaam: om hun statige kledij met witte koorden dwongen zij eerbied af, ten bewijze waarvan ik een gesprek kan mededelen tussen twee meisjes op de Vismarkt te Brugge, waar vóór '14 een orgel in een danszaal speelde. Het een meisjong zei tot het ander: ‘Anna hoekdt een beetje mijn kloefen vaste da 'k een keer danse met diene' schoonen lansier!’
Hadden de kanonniers een bijnaam? Ik geloof dat z'er een hadden die zinspeelde op hun vier jaren dienst, maar 'k ben hun naam bijster geworden.
G.P. Baert