Biekorf. Jaargang 59
(1958)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |||||||||||
Paardenfokkerij en paardenmarkten in het Leiedepartement
| |||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||
dedigen tegen deken en bisschop, die deze paardenprocessie op St.-Elooi-in-de-zomer wilden afschaffen. Het grote argument door Picquet aangevoerd was, dat dit St.-Elooisfeest een soort jaarlijkse keuring en prijskamp was, een onmisbare instelling om de paardenfokkerij te bevorderen bij de boeren die op deze dag met hun beste kweekdieren kwamen pronkenGa naar voetnoot(2). Deze ijver zal ons niet verwonderen. Een oorlogsman als Bonaparte zal wel het belang hebben ingezien van een paardentype dat voor zijn legers bruikbaar was: licht, beweeglijk en sterk. Ook de Oostenrijkers hadden dit beseft en pogingen gedaan om door de inrichting van officiële en verplichte hengstenstallen (haras) hier in onze gewesten een lichter paardentype voort te brengen, door kruising van vurige zuiderse soorten met onze zware en rustige trekpaarden. Een eerste spoor van interesse onder het Frans Bewind is reeds te vinden in de aanplakbrief van 20 ventôse IV (10 maart 1796), uitgaande van de Administration Centrale de la Lys. Er werd een hengstenkeuring per kanton ingericht, waarop de goedgekeurde hengsten een certificaat ontvingen, zodat zij alleen mochten gebruikt worden voor de dekking. Een speciaal register der hengsten moest per kanton worden aangelegd. De schoonste hengst verwierf een premie en de afgekeurde exemplaren werden getekend met de letter R (rebut)Ga naar voetnoot(3). Een meer diepgaand en opzettelijk ingrijpen in de rasselectie gebeurde dan voor het eerst onder Napoleon. Te Brugge was er alleszins reeds in 1809, en wellicht nog vroeger, een officiële hengstenstal, ‘haras impérial’, die onder de leiding stond van Chabannes, een geboren fransman, die de pompeuze titel voerde van ‘directeur des étalons impériaux’. Een ‘artiste vétérinaire’ was er aan verbonden, de eerste gediplomeerde veearts die onze provincie wellicht ooit teldeGa naar voetnoot(4). In 1812-1813 was dit een zekere Mathorez van Duinkerke, oudleerling der befaamde ‘école impériale vétérinaire d'Alfort’. In tegenstelling met de Oostenrijkse haras was deze haras niet verplichtend opgelegd. Zo zijn enkele namen bekend gebleven van alleenstaande bekende hengstenboeren uit die jaren: Adr. Ketelaere (Torhout), Porrelle (Zuienkerke), Jan De Keyser (Ichtegem), Catrisse (Koekelare), De Vriendt (Kortemark). De keizerlijke hengsten voor het Leiedepartement werden vanuit Brugge uitgeplaatst bij private hengstenhouders, die de dekdienst tegen vergoeding verzekerden. Voor 1813 waren volgende hengsten beschikbaar in het Brugse: | |||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||
Het is opvallend dat de paardenfokkerij bijna uitsluitend in het Noorden (officiële haras) en in het Torhoutse (private hengstenboeren) van meer dan gewone betekenis was. De paardenmarkten van Brugge (25 juli) en Torhout (29 juni) waren dan ook de belangrijkste, en werden van overheidswege aangemoedigd. Prijskampen voor de schoonste hengsten, merriën en veulens werden ingericht. De samenstelling der jury werd bepaald door de prefect. Voor 1812-1813 zetelden te Brugge: Donny, eigenaar en landbouwer te Sint-Andries; Gaesbeke-Noyelles, eigenaar te Brugge; Surmont - de Knock; Van Gaesbeke - Saeys; Constant Blauwet; J.J. van Zuylen en Mathorez. De prijzen, 500 fr voor de hengsten, 350 fr voor de merriën en 250 fr voor de veulens, moesten afgehaald worden op de prefectuur. Te Torhout werden mindere prijzen toegekend (400, 300 en 200 fr) maar de jury was er meer representatief: Jos. Moke, maire van Torhout; Pieter Hoedt, expert te Zwevezele: Jan Dieryckx, landbouwer te Torhout; Dhoedt, paardenhandelaar te Klemskerke; Jan van Outryve, paardenhandelaar te Hulste, en Chabannes. Onder de prijswinnaars te Brugge en Torhout ontmoeten we weeral de voornaamste kwekers der provincie. Pieter Ghylens (Klerken), wed. André Vanden Broucke (Moerkerke), Jos. De Bode (Outrijve), Pieter Vermeersch (St.-Pieters-op-de-dijk), August De Vriendt (Kortemark), Charles Boydens (Vlissegem), Jacques Bentein (Uitkerke)Ga naar voetnoot(6). De prijswinnende paarden, waarvan de geprimeerde kwaliteiten soms beschreven worden, wijken enigszins af van het gewone type, dat uit andere bronnen bekend staat als de ‘Vlaanderaar’, het heel West-Europa door bekende en gegeerde, doorgaans zwarte, tamelijk zware trekpaard uit de zeevlakte. Dit komt door de reeds merkbare invloed van het gebruik van vreemde hengsten. Volgende eigenschappen die genoteerd werden zijn afkomstig van paarden ‘issu d'un étalon du haras’: ‘de poil bai, légèrement rubicant’, ‘de poil allezan brulé’, ‘une poulèche... buvant dans son blanc’. Zoals onder de Oostenrijkse Tijd, 30 jaar vroeger, was ook onder Napoleon de haras een mislukking. Vroeger konden er zelfs geen in West-Vlaanderen tot stand komen, daar de kasselrijbesturen zich wilden houden aan het type der streek en de bedoeling der Oostenrijkers doorzagen om langs de vreemde hengsten, een lichter | |||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||
en handzamer paardenras te scheppen, dat geknipt was voor de dienst in het leger. Met dezelfde bedoelingen gingen de Fransen aan het werk die hier, naar het rapport van Deviry (1804), niets anders vonden dan ‘chevaux propres au chariot, mais trop lourds même pour la grosse cavalerie’Ga naar voetnoot(7). Daarom bedacht men allerlei maatregelen om de officiële haras te bevoordelen. De hengsten welke ter keuring werden aangeboden, werden opgetekend indien ze, volgens Chabannes en de fransgezinde experten, interessante paardentypes vertegenwoordigden. In 1813 stelde Chabannes zelfs voor alleen maar de paarden tot de prijskampen toe te laten, waarvan een door de maire gewaarmerkt oorsprongsattest van de merrie kon voorgelegd worden, bij voorkeur dieren voortkomend van de haras. De belangstelling der westvlaamse boeren voor het officiële gedoe was gering. Zelfs de paardenkeuringen met de merkwaardige geldelijke prijzen konden dit wantrouwen niet weghelpen. Te Torhout bvb. kwamen zich voor de keuring gewoonlijk maar 3 à 4 hengsten, 5 à 6 merriën en 7 à 8 veulens aanbieden. Chabannes stelde daarom ook voor de prijzen slechts toe te kennen wanneer er minstens 8 hengsten, 13 merriën en 12 veulens waren. De prefect ging evenwel niet in op dit voorstel. In de Franse Tijd waren het geen schitterende jaren voor onze paardenhandel en zelfs de opkomst op de Torhoutse jaarmarkt was zeer mager. In 1792 bvb. werden er maar 45 paarden verhandeld, tegen 120 en 1789Ga naar voetnoot(8). En in 1813 kwamen er op de officiële keuring, benevens enkele hengsten, 5 merriën en 11 veulens. Er zijn geen sporen meer te vinden van een officiële hengstendienst na de val van Napoleon. De enige haras die onze provincie ooit kende, en die blijkbaar goede kanten had zoals de prijskampen, benevens minder goede waaronder de opzettelijke breuk met de raszuiverheid der ‘Vlaanderaars’, zal voor goed uitgediend hebben. Het wantrouwen en de behoudsgezindheid van de westvlaamse boer heeft een kruising van het inheemse ras met vuriger en lichtere paardentypes eenvoudig belet; zoals ten tijde van de Oostenrijkers twijfelde hij aan de resultaten van zo'n kruising. De aldus behouden raszuiverheid heeft rechtstreeks de weg geëffend voor de zware Vlaamse paarden der zeevlakte van thans, die jaarlijks volwaardig meeopstappen naast de Brabantse en de Haspengouwse prachtexemplaren in de nationale keuringswedstrijden van het Belgisch trekpaard, het beste en schoonste paard ter wereld. L. Van Acker. |
|