Biekorf. Jaargang 59
(1958)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Taal en volk in Frans-Vlaanderen
| |
[pagina 182]
| |
kust (ongeveer tot het kanaal van Broekburg), langs de Aa (van Broekburg tot Clairmarais) en ten noorden van de Leie. Die verschuiving gebeurt langzaam; zo waren Linde, Moerbeke en Zerkel in 1857 tweetalig met Nederlands overheersend, nu zijn ze nog tweetalig, maar overwegend Frans. Linde, nu langs de taalgrens gelegen, telt 80 schoolgaande kinderen; daarvan verstaan nog 10 het dialekt, terwijl 3 het nog spreken. De verhoudingen liggen gunstiger voor gemeenten die verder van de taalgrens liggen: te Merkegem verstaan de helft der kinderen het nog, te Ekelbeke en te Zegerskapel ongeveer 75%, en te Houtkerke, een grensgemeente, omtrent allemaal. Het Frans dringt echter niet enkel langs de taalgrens op; in het Vlaams gebied liggen de stadjes Belle, Hazebroek, Kassel en S. Winoksbergen, die meer en meer verfranst worden en zo de omstreken beïnvloeden. Belle ligt reeds op de taalgrens, die stilaan Hazebroek en S. Winoksbergen nadert. Naast deze langzame geografische verschuiving, gebeurt over de ganse streek een geleidelijke verfransing van de samenleving langs de administratie, de school en de kerk. We menen dat dit in de laatste decennia sneller gebeurt dan vroeger; dagbladen, boeken, bioskoop, radio en televisie (zender Rijsel!) zijn daaraan zeker niet vreemd. In het algemeen vermindert de kennis van de streektaal bij de jeugd. Een werkman uit Volkerinkhove verklaarde dat de boeren Frans spreken met hun kinderen, zelfs als ze onder elkaar en met hun werkvolk Nederlands praten. ‘'t Vlaams is maar voor de simpele mensen’ zei de man. We hebben het zelf meermaals kunnen vaststellen hoe men het dialekt (krom of slecht Vlaams genoemd) als minderwaardig beschouwt en liefst zo snel mogelijk vergeet. De strijd van een kleine taal tegen een grote is reeds zeer ongelijk; dit geldt in nog grotere mate voor een dialekt dat enkel gesproken wordt en dat zeer weinigen kunnen lezen of schrijven. De woordenschat is zeer klein en aangepast aan het dagelijks gebruik; voor moderne of abstrakte begrippen gebruikt men Franse woorden. Men spreekt het dialekt zoals een muzikant die op het gehoor een instrument bespeelt, zonder dat hij muziek kan lezen of ontleden. Zo komt het ook dat men geen beschaafd Nederlands verstaat; een gevolg daarvan is dat geen Nederlandstalige radiouitzendingen kunnen beluisterd worden, hetgeen teoretisch het gebrek aan taalonderricht enigszins had kunnen verhelpen en het isolement doorbreken. In de school leert men geen Nederlands en het is ook niet toegelaten het te spreken; verschillende onderwijzers verklaarden me trouwens dat ze het bestreden. Dat het ‘signum’ in de scholen niet meer bestaat, schijnt er op te wijzen dat het niet meer nodig geacht wordt, omdat de kinderen in de school afgeleerd hebben | |
[pagina 183]
| |
Nederlands te spreken. Te Houtkerke kwam ik met de onderwijzer in de klas; toen hij aan de leerlingen vroeg wie er nog Vlaams sprak, durfde geen enkele antwoorden. Ze reageerden maar, toen hij verzekerd had dat ze geen straf moesten vrezen. In het meest gelezen dagblad ‘La Voix du Nord’ verschijnt regelmatig een tweetalig verhaal onder de titel ‘Les bonnes histoires du Terroir Flamand’; velen moeten gebruik maken van de Franse vertaling om alles te kunnen verstaan. En dan gaat het nog om een tekst met alledaagse woorden en wendingen. In dat verband vragen we ons ook af, of tijdschriften als ‘Notre Flandre - Vlaamse Heerd’ en ‘Ons erfdeel - Notre Patrimoine’ veel weerklank kunnen hebben. Ten andere, we geloven niet dat er veel belangstelling bestaat voor eigen taal en geschiedenis. In dagbladen en tijdschriften, in de school en in de kerk leest en hoort men niets over het Vlaamse verleden. We mogen ook niet vergeten dat het Franse nationaliteitsgevoel versterkt werd door de oorlogen tegen Duitsland; en als gevolg van echte of vermeende kollaboratie tijdens de bezetting werd in 1944 alle Vlaamse werking stil gelegd. In de kerk werd de volkstaal het langst in eer gehouden. Toch is het nu reeds meer dan een halve eeuw geleden dat het katekismus-onderricht in vele plaatsen in het Nederlands gegeven werd. Tot aan de laatste oorlog was in enkele parochies de kanseltaal nog het Nederlands; door toevloed van vele vluchtelingen in 1940 en 1944-'45 kwam hier ook het Frans in de plaats.Ga naar voetnoot(3) Toch zien sommigen wel in dat de kennis van de streektaal voordelen biedt, o.m. voor het verkeer met België, en ook als overgang voor de studie van het Duits en het Engels. Toen Prof. Pée vóór de jongste wereldoorlog zijn dialekten-onderzoek in Frans-Vlaanderen verrichte, noteerde hij ook de toenmalige taaltoestand in de door hem onderzochte gemeenten. Deze gegevens worden in zijn pas verschenen studie medegedeeld; ze zijn nu echter reeds twintig jaar oud, en het ware interessant ze met de huidige toestand te kunnen vergelijken, bijzonderlijk voor wat de bevolking van 30-40 j. betreft. Verschillende malen lezen we dat in een bepaalde gemeente iedereen Nederlands kent en spreekt, maar dat de jeugd het niet meer spreekt. Die kinderen zijn nu volwassen geworden. Hebben ze het Frans als huistaal aangenomen? Prof. Pée heeft duidelijk de verschuiving van de taalgrens beschreven en de taaltoestand realistisch getekend. Hij meent dat het | |
[pagina 184]
| |
Nederlands binnen afzienbare tijd tot dicht bij de Belgische grens zal teruggedrongen zijn. Niet iedereen zal dit pessimisme delen, en we zijn dan ook benieuwd of niemand de toekomst hoopvoller kan afschilderen aan de hand van even nuchtere feiten. Een vraagje om te eindigen: Is de gemeente OK wel Oostkerke? De ligging komt overeen met Noordkerke (Nortkerque). Luc Devliegher, Aspirant N.F.W.O. | |
Bijlage
| |
T' Peerd was blind maer...Fideel de Gomme van de Moere had een peerd gekocht ‘te trouwen’ zei Fideel a an Boer Boonefaes, de baas van't Leyhoff te Quaedypre, en t'huis komende, ondervindt dat peerd blind is, zoo blind of een mol. Iamaer, alzoo niet geboerd, peindt Fideel, en hy betreek Boor Boonefaes voort gerecht te Bergen. - Sieur de Gomme, zoo zegt de rechter, wat hebt gy in te brengen tegen Sieur Boonefaes hier te genwoordig? - Ikke, mynheere de zuze, wat dat ik in te brengen heb tegen Boer Boonefaes, zegt Fideel, 'k ga-je een keer rapgaen zeggen, zo in twee word, dat hy myn een peerd getererd het, mynheere, en dat het stekeblind is, dat heb ik in te brrengen. - Sieur Boonefaes, zegt te rechter, wat weet gy daarop te zeggen? - Wat dat ik daarop wetten te zaggen, mynheere, zegt Boer Boonefaes, t'is gauw gezeid: Fideel Gomme komtatt tmynen om een peerd te koppen, hy bezid dat peerd, hy onderzoecht het, steek het uit en laat draven, vindt het naer zyn goeste, en aachter wat dingelen an dangelen, hy koopt dat peerd en treck in mer naar huis. - Iamaer, bijt Fideel in, uw peerd is blind. - Dat is mogelyk, zegt boer Boonefaes, maar is de beeste niet frasi en stille, lyk de weg? - Ze is blind, zegt Fideel. - Kan ze niet loopen, en draven, in trekken, geen van meer, en gaaen van beter? - Ze is blind, zegt Fideel. - En vind gy haar weegarde on te ploegen, te eegden aaa den dysel te staan, en aan karre of den waggen te trekken? - Ze is blind, zegt Fideel. - Hewel, selderla mestdagen, zegt Boonefaes, ja t peerd is blind, kanik dat helpen of gy en... en gy'n hebt het zaken tochh niet gekocht on t'uwent de gazette te lezen. |
|