De boog van de heer spannen
Een feodale verplichting te Halewijn. 1614
Het denombrement van de heerlijkheid van Halewijn (bij Menen) in 1614 overgegeven door Alexander de Croy, vermeldt de volgende verplichting die gehecht was aan een leen van duistere oorsprong.
De houder van dit leen, afhangend van het hof van Halewijn, was verplicht: 1. bij de leenverheffing, ten afsterven van de heer, aan de erfgenaam te geven ‘een boog uit Spaans hout, voorzien van een pees, en daarbij een pijl en een schietlap; 2. bij verkoping, gifte of transport van leen, de tiende penning te betalen; 3. op de jaarlijkse papegaaidag (‘au jour que l'on tire après l'oyselet’) van de St-Jorisgilde te Halewijn tegenwoordig te zijn en er de boog van de Heet van Halewijn te spannen wanneer deze het eerste schot naar de vogel zal schieten (‘à bander notre arcq pour tirer Ie premier coup après ledit oyselet’).
In 1614 was Thomas Vandermarliere houder van dit leen.
Dit denombrement, dat berust op de Archives départementales te Rijsel, is in het frans opgesteld, het woord schietlap bleef echter onvertaald; de tekst zegt: ‘ung arcq à la main de bois d'Espaigne, estoffé d'une corde, d'une flesche et d'une schietlap’. Halewijn was nog vlaams in die tijd. De kerk- en disrekeningen van de 16e eeuw zijn nog uitsluitend in het vlaams opgesteld. Het frans begon sterk door te dringen gedurende de 17e eeuw, de catechismus werd weldra in de twee talen onderwezen, doch nog in 1647 werd Jan-Baptist Hendricx, die in het concursus voor de pastorij Halewijn mededong, niet aanvaard omdat hij het vlaams niet machtig was. Het frans te Halewijn behield echter een vlaamse tint, zoals in de Kerkrekening van 1620-22 (uitgave voor het mandaat op Witte Donderdag): ‘Pour le mandat fait sur le jour du blanc jeudi...’.
- A.M. Coulon. Histoire de Halluin d'après les documents authentiques, p. 18, 70-71, 158. Kortrijk, 1904.