[p. 17] | |
De Sint-Laurenskerk van Nieuwpoort
| |
[p. 18] | |
meer tussen de beuken staat. Dit kan men nog opmerken in de kerken van Wulpen en Adinkerke.
In 1934, bij de uitvoering van werken op het Boulevard ten oosten van de Sint-Laurenskerk, ontdekte men op 1,95 m diepte, grafkelders in brikken gemetseld, ten getale van zes. De kelders liggen op 13,50 m van de toren, aan de oostkant. Al de geraamten lagen in gelijke richting, met de voeten naar het oosten. De afmetingen van deze grafkelders zijn nagenoeg dezelfde: lengte 2,25 m; breedte 0,52 m; de hoogte der muren tot aan het begin van de vout 0,55 m. Het bovengedeelte lag 0,73 m onder de vloering van de kerk. De muren waren van binnen witgekalkt en beschilderd met kruisen in rode verf. In sommige kelders had men de dwarsbalk van het kruis zo hoog geschilderd dat er, tussen het middelpunt van het kruis en de vout, geen voldoende ruimte overbleef om de eindfiguur te kunnen schilderen. ![]()
Kruis uit een van de grafkelders
Hoogte 52 cm; de loodrechte lijnen verbeelden enkel de rode kleur.(1) In een van de grafkelders waren er zes kruisen: een aan het hoofdeinde, een aan het voeteinde en twee op elke zijkant; alle waren verschillend. In een andere kelder was er een dubbel kruis (Lotharings kruis) geschilderd waarvan de beide armen uitliepen op een piek; de kruispaal eindigde boven tegen de vout, zonder eindfiguur, bij gebrek aan ruimte. De meeste kruisen waren enkel, doch de armen eindigden somtijds op een piek (zie de afbeelding) ofwel op een franse lelie, of ook nog op een ronde figuur, soms nog gevolgd door een eivormige. | |
[p. 19] | |
Daaronder waren ook kruisen voorzien van vier ronden: een in het middelpunt, een aan het uiteinde van de beide armen en een vierde geplaatst tussen het middelpunt en de voet die de vorm van een driehoek had.(1) De lijkkisten hebben gerust op brijken: twee aan het hoofdeinde en twee aan het voeteinde. In de O.-L.-Vrouwkerk te Nieuwpoort ontdekte men, tijdens de herbouwing in 1920, eveneens grafkelders voorzien van rode geschilderde kruisen; daar had men echter de kisten geplaatst op ijzeren staven die in de muren van de grafkelder vastgemetseld waren. In 1935 ontdekte men in de toren nog verschillende graven, waaronder er een voorzien was van rode kruisen. In twee van deze graven lagen volledige geraamten, die sedert hun begraving nooit aangeraakt waren geweest: het was ten minste sedert 1387 dat zij daar lagen, immers vanaf dat jaar werd de kerk niet meer gebruikt. Ongelukkig hebben in 1940, bij het begin van de oorlog, vandalenhanden de deur van de toren opengebroken en deze graven zodanig omroerd dat er van de geraamten alleen nog een hoop gebroken beenderen overbleef. Een bewijs te meer dat deze kerk niet heeft toebehoord aan de Tempeliers - zoals dikwijls werd beweerd - ligt in het feit dat men tussen de talrijke kruisen die in deze grafkelders voorkomen, geen enkel tempelierskruis heeft aangetroffen. De Tempeliers droegen een breeduitlopend kruis in hun wapenschild; dit was: van zilver, met een geledigd breeduitlopend kruis van keel. Sedert wij al deze opzoekingen deden is de torenruïne van de Sint-Laurenskerk meer en meer in verval gekomen en afgebrokkeld. En rond de toren zijn verscheidene belangrijke stukken ten dele of zelfs geheel vernietigd, namelijk de basis van de kolommen, die uit wit zandsteen gehouwen was. Het wordt hoog tijd dat men een ernstige inspanning zou doen, wil men deze belangrijke torenruïne voor Nieuwpoort en ons kustgebied bewaren. K. Loppens. |