Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||
De Izegemse lijnwaadhandelDe kleine Westvlaamse stad die sedert weldra een eeuw wereldvermaard is om haar schoennijverheid, kon in vroegere eeuwen aanspraak maken op een niet geringere wereldfaam wat betreft haar linnenweverij en linnenhandel, die sedert de mechanisatie van dit bedrijf, - waaraan Izegem, zoals de meeste Vlaamse steden, zich niet overtuigend genoeg wist aan te passen, - voor goed verdwenen zijn. Deze studie betreft in hoofdzaak de linnenhandel. De bouwstenen ervoor werden vooral genomen uit het werk van Etienne Sabbe: De Belgische Vlasnijverheid. Hier en daar vulden wij aan met hetgeen wij uit opzoekingen over plaatselijke studie konden vinden. Deze aanvullingen betreffen vooral het laatste gedeelte van deze studie.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||
I. Voorgeschiedenis.Toen Kan Tanghe in 1863 in zijn ‘Parochieboek van Iseghem’ een gissing waagde betreffende het onstaan der plaatselijke lijnwaadhalle, centrum van een linnenhandel, liep zijn gissing uit op een vergissing.Ga naar voetnoot(2) Uit ongewettigde analogie met de Tieltse lakenhalle (Octrooi 1174), nam hij het einde van de 12e of het begin der 13e eeuw als aanvangsdatum van de Izegemse halle, die steeds een lijnwaadhalle was. Zelfs een lakenhalle zou in die tijd, en ook later, niet denkbaar geweest zijn in een dorp als Izegem, gezien het met klem verdedigde lakenmonopolie der steden. Nog minder denkbaar is een linnenhalle in een tijd dat de linnenindustrie in West-Vlaanderen enkel op plaatselijk verbruik was afgestemd en alle uitvoer en handel moest laten aan de van ouds bloeiende Henegouwse en Frans-Vlaamse centra. Eerst later immers, ten gevolge van de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) | |||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||
zouden de Vlaamse plattelandsdorpen, zoals Izegern er toentertijd een was, die intense groot-linnenindustrie van de vroegere centra overnemen en krachtdadig uitbouwen, totdat de steden, - hun vroegere lakendroom als een nachtmerrie prijsgevend, - ook deze, oorspronkelijk plattelandse industrie, zouden pogen te centraliseren.Ga naar voetnoot(1) Aangaande de vlasproductie en weefnijverheid, de onmisbare antecedenten voor een linnenhandel, zwijgen de archiefbronnen tot einde 14e eeuw.Ga naar voetnoot(2) Voor de Izegemse linnenmarkt, een der vroegste en der bedrijvigste centra in de Mandelvallei, dateert het eerste gegeven uit 1403. In dit jaar immers zien we hoe Tielt, Torhout en Roeselare samenspannen tegen Izegem en Lichtervelde, onder voorwendsel dat beide plaatsen markt hielden zonder octrooi.Ga naar voetnoot(3) Hoogstwaarschijnlijk ging het hier om een eerste schuchtere poging van het ontluikend Izegem dat, het minimum van wettelijke regelingen aangaande lijnwaadhandel over het hoofd ziende, de naijver van deze naburige grotere dorpen over zich haalde. Verder laat de veroordeling van 1409 uitgesproken tegen twee inwoners van Oekene om bedrog te plegen op een naar den vreemde uitvoerend Izegems lijnwaadhandelaarGa naar voetnoot(4), besluiten tot het gereglementeerd bestaan van een exporthandel die, ten vroegste vanaf de aanvang der 15e eeuw, zijn verzamelpunt in een plaatselijke halle kan gevonden hebben. | |||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||
Wanneer vervolgens Gent. in Mei 1430, door een linnenstatuut, ontworpen naar Henegouws voorbeeld, de Vlaamse linnenbetrekkingen op Engeland poogt te centraliseren, - dit tegen Kortrijk in, - dan achtte deze laatste stad het nodig Menen, Izegem (het bedrijvigste en oudste linnencentrum op de Mandel) en Deinze een afschrift te bezorgen van het Gentse memorandum aan Brugge. Waarschijnlijk - de inhoud immers van het statuut is niet bekend - om zich de hulp dezer plaatsen te verzekeren. Een gunstig argument om de vroegtijdigheid van de Izegemse linnenhandel te bewijzen is het bestaan van een plaatselijke lijnwaadhalle, die er zeker reeds was halfweg de 15e eeuw. Immers in 1452 komen de Gentse oproerlingen de halle door het vuur vernietigen. De bloei en de welvaart van Izegem schijnt door deze strooptocht niet gestuit geweest te zijn. De halle verrees uit haar puinen en korte jaren daarop, nl. in 1468, hadden de Izegemnaren nog geld genoeg beschikbaar om, na het octrooi verkregen te hebben, ‘de zuutbuec vande kercke van Sente Loonis’ ten bedrage van 60 ponden groot op te bouwenGa naar voetnoot(1). De eerste, door Roeselare, Tielt en Torhout bestreden poging om markt te houden, werd ongetwijfeld sedert het bestaan van een halle vernieuwd. Deze plaatselijke ‘weeckmaert’ was zelfs volgens een zekere wettelijkheid bestuurd. Dat deze statuten bestonden blijkt uit het octrooi in 1525 geschonken aan de heer van Izegem, dat spreekt in dezer voege: ‘...vertocht ende te kennen gegeven gheweest hoe dat hy toogere heeft binnen synder voors, heerlicheede van Yseghem eene weeckmaert, aldaer groote menichte van volcke ter selfder marct vergaderd es In dewelcke van ouden en langhen tyden zeekere ordnancien reghelen ende statuten gheordyneert ende ghestelt hebben gheweest byder balliu, mannen ende schepenen der voorseide heerlickeit.Ga naar voetnoot(2) Die ‘ouden en langhen tyden’, sedert dewelke ten andere de voorschriften vervallen waren, gaan zonder enige twijfel terug tot de tweede helft van de 15e eeuw. Het bestaan van een zeer actieve ‘garenmarkt’ te Izegem, de voornaamste in de buurt van Kortrijk, wordt overigsns bevestigd door de Kroniek van het Kortrijkse Sioenklooster; men leest er hoe, op het einde der 15e eeuw, ‘de | |||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||
lynwadiers ende scoelaekenwevers’ van Kortrijk en omstreken hun garen meest kopen te Kortrijk en te Izegem ‘daer oic een goede maerct es van inslaeghe’.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||||||||
II. De Zestiende eeuw: Gulden eeuw van de Izegemse Linnenhandel.De Zuidnederlandse linnencentra hadden de kans met zich: ze stonden in volle ontluikende bloei op het ogenblik dat de Nieuwe Wereld ontdekt werd (1491). Deze ontdekking zou voor de linnenhandelvan ongehoord belang zijn, daar het ontsloten gebied nu ook, langs de Spaans-Amerikaanse trafiek om, een toekomstvol en ruim afzetgebied van linnenproducten zou worden. De ontdekking van Amerika was immers het uitgangspunt van een grondige economische en sociale omwenteling in Spanje en Europa. Daar was een dubbele aanwinst voor de internationale handel mee verbonden. Vooreerst was de koopkracht van Spanje en dus ook de invoer naar Spanje in grote mate gestegen door de massale invoer van goud en zilver uit het Nieuwe Werelddeel. Vervolgens ontstond er een machtige ruiltrafiek op Amerika: koloniale waren werden naar hier overgebracht en Europese producten werden geleverd aan de Spaanse overzeese bezittingen.Ga naar voetnoot(2) Deze handelsbetrekkingen hadden een ongeëvenaarde opbloei tot gevolg van de Vlaamse lijnwaadweverij en -handel, die echter tot dan toe nog steeds in de plattelandse dorpen het drukst beoefend werd. In de Mandelvallei was Izegem een der oudste en drukste centra. De lijnwaadweverij was er op het einde der 14e eeuw vast ingeburgerd en de 15e eeuw had te Izegem een drukke en georganiseerde ‘weeckemarct’ zien ontstaan, waartegen vrij spoedig in de 16e eeuw de naijver der omliggende steden loskwam. ‘Kortrijk, zo schrijft Sabbe, zette het eerst de aanval in. Niet zonder reden mocht Kortrijk de mislukking | |||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||
van zijn marktoprichting uit 1518 aan de bloei van de Izegemse, op 10 km. van de Leiestad gelegen en die een blijvende hindernis dreigde te zijn, toeschrijven. De verworging van dit landelijk handelsmilieu scheen Kortrijk het doelmatigst middel.’Ga naar voetnoot(1) De plaatselijke heer van Izegem, die de lakenhalle verpachtte en als dusdanig onmiddellijk betrokken was in het linnenbedrijf van zijn heerlijkheid, wist kort nadien, nl. in 1525, een octrooi los te krijgen dat het gereglementeerd voortbestaan van de linnenhandel moest verzekeren. Jammer genoeg konden wij de beschrijving van deze ‘ordnancien en statuten’, niet terugvinden. De ‘lettren van octroye’, gegeven te Brussel 17 November 1525 op vertoog van Jonkheer Jan van Stavele, heer van Izegem, werden een maand later door de deurwaarder van de Raad van Vlaanderen op de Halle te Izegem afgekondigd, zoals blijkt uit het slot van de oorkonde: ‘Zo ben ic Adaem de Costre, duerwaerdere van den voorseiden rade [Raad van Vlaanderen], den 17. dach vanden maent van December ghetrocken binnen Yseghem upde halle ende aldaer de voornomde lettren van octroye ghepubliceert mitsgaerders de keuren ende statuten ende ordnantie vande weeckemarct volghende den inhoudene van dien selven statuten ghemaect ende van nieuws gheordneert by belliu mannen en schepenen van myne voors. heere van Yseghem van synen hove aldaer...’Ga naar voetnoot(2) Nadat Kortrijk in 1531 opnieuw, doch vruchteloos, alles in het werk had gesteld tot ‘afdoene van de maerct van Yseghem’ en Deinze, Roeselare en Wervik voor zijn plannen had pogen te winnen,Ga naar voetnoot(3) achtte in 1539-1540 nu ook Roeselare het ogenblik gekomen | |||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||
om een lijnwaadmarkt op te richten. Begonnen met Gents kapitaal en door de magistraat bevorderd met uitreiking van wijnpenningen aan de vreemde kooplieden, moest die eerste poging mislukken, ‘daar ze niet bestand was tegen de van oudsher landelijke organisatie van den Vlaamsen linnenhandel in handen van kooplieden, vooral van de Izegemnaars.’Ga naar voetnoot(1) Midden deze en de nog volgende kuiperijen bleef de bloei van Izegem zeer uitgesproken: in 1545-1546 was dit dorp het voornaamste bevoorradingscentrum van de Gentse linnentransitohandel op Antwerpen.Ga naar voetnoot(2) Een decennium na de eerste, lukte een tweede poging van Roeselare, doch niet dan mit dwangmaatregelen tegen het geduchte Izegem dat letterlijk werd afgezonderd door de verbintenis in 1550-51 den Roeselaarsen linnenkooplieden opgedrongen, alleen op hun markt te verhandelen, en door de dwangverordeningen ten opzichte van de inwonende kooplieden, wevers en spinsters enkel deze markt te bevoorraden: keure die in 1557-58 ook voor het Roeselare-Ambacht van kracht werd verklaard.Ga naar voetnoot(3) Trots die herhaalde aanvallen, behield Izegem zijn oude luister: in 1553 werd Izegems linnen over Brugge | |||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||
naar Spanje uitgevoerdGa naar voetnoot(1), in afwachting dat het op de Brugse markt zou concurrerenGa naar voetnoot(2). In Spanje vond de zestiende-eeuwse vlasnijverheid haar gunstigste uitvoergelegenheid; deze uitvoer, die vooral voor Amerika was bestemd, ging langs Spanje om, dat sedert 1503 te Sevilla het monopolie van verkoop en uitvoer had gekregen. De Zuidnederlandse handel naar Spanje was vooral te Antwerpen en te Brugge gecentraliseerd. Voor 1553 verdeelde de trafiek over Brugge zich als volgt.Ga naar voetnoot(3)
Wat het linnen betrof, samen: 21.523 stuks; vermoedelijk meest Eeklo's en Izegems lijnwaad, alhoewel beide soorten bij name weinig worden vermeld. Werkelijk opvallend: linnen van deze twee zeer belangrijke markten verscheen op de Antwerpse markt niet. Approximatief kan de Eklose export over Brugge op 15.000 stukken worden geschat, de 6.000 overige stukken geleverd door Izegem, Roeselare en Kortrijk. De gonzende bedrijvigheid van de Izegemse linnenhandel kunnen wij vermoeden. Zijn kooplieden - er zijn verder een twaalftal namen opgegeven - bevorderden en, zooals dit met de Crommelincs het geval was, beheersten de oprichting en de verdere bloei der markten. Bij de stichting van de Roeselaarse markt in 1550-51 zijn Pieter en Amand Crommelinc, twee leden van het invloedrijk Vlaamse lijnwaad-koopmansgeslacht | |||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||
uit Izegem aanwezig. In 1553 en 1557 verschijnt er telkens Amand Crommelinc, met wie de schepenen van Roeselare een bestendig vrachtakkoord schijnen afgesloten te hebben. Vanaf 1550-51 immers werden op stadskosten aan Pieter en Amand Crommelinc, - van 1554 tot 1558 respectievelijk 511, 367, 707, 861 en 410 - stukken lijnwaad van Roeselare naar Izegem verzonden.Ga naar voetnoot(1) Te Tielt verschijnt weerom de bekende Izegemnaar Amand Crommelinc. Te Menen in Juli 1570, bij de stichting van de markt, worden talrijke Izegemnaars gezien, waaronder weeral Amand Crommelinc alsook Joos en Andries van Baelberghe.Ga naar voetnoot(2) In 1576 wordt Amand Crommelinc aldaar samen met Claude de Hennin op ‘drie stedekannen wyns’ onthaald ‘in faveure vande linin laken maert deser stede ende in bekentenisse dat zy deselve werkelic vervorderden...’ Op het banket te Kortrijk in Mei 1574, bij de plechtige opening van de ‘nieuwe maert van lynwaede’ de aanwezige kooplieden aangeboden, waren opnieuw de Izegemnaren van de partij.Ga naar voetnoot(3) Daar de Izegemse kooplieden een toonaangevende rol speelden op de markten werd de Izegemse el (7/4 el) om zeggens algemeen als de geijkte West-Vlaamse el aangenomen.Ga naar voetnoot(4) Te Brugge, waar Izegemse wevers uitgeweken waren, werd de Izegemse el tijdelijk toegelaten, doch in 1599, om de vrijwillige meetfouten te voorkomen, weer afgeschaft. Bij hetzelfde besluit werd op de Brugse markt de specifieke Izegemse | |||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||
verpakkingswijze ‘cort ende bouckwys’ verboden om vervangen te worden door het Brugs en Kortrijks ‘lanck gerolt’.Ga naar voetnoot(1) Roeselaarse wevers, te Brugge gevlucht, spreken daar in 1591 van het goed dat zij weven op eigen ‘Roeselaersche ofte Yseghemsche breede’.Ga naar voetnoot(2) Als specialiteiten van de Izegemse productie golden vooral de ‘Yseghemsche blaeukens’ en de ‘bocraen.’Ga naar voetnoot(3) Geen offers waren de Izegemse kooplieden te zwaar om de bloeiende linnenhandel verdere mogelijkheden te bezorgen. Zo sloegen Roeselare en Izegem, na jaren van afgunst en dwarsdrijverijen in 1571-72 de handen in elkaar om het reeds vroeger, onder Gwijde van Dampierre, ontworpen Mandelkanaal te graven. Roeselare en Izegem waren bereid gemeenschappelijk de onkosten af te dragen met het oog op het linnenvervoer naar Gent en verder naar Antwerpen, twee brandpunten van de Vlaamse linnenhandel. De afgunstige houding van leper, Kortrijk, Gent en Deinze verijdelde echter dit plan.Ga naar voetnoot(4) J. Geldhof |
|