Biekorf. Jaargang 54
(1953)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
Kozakken van de Don in de Vlaanders
| |
[pagina 239]
| |
Een week later lag er een patrouille te Reningelst waar ze ‘snap! snap!’ riepen en brandewijn dronken ‘lijk thee’, zo vertelt koster Cuvelier. De mensen wisten dat ze hun dochters en hun zilverwerk moesten achter slot houden. Overigens waren de Kozakken niet kwalijk van omgang, maar ze waren ‘wroed’ op de Fransen. Overal waar ze er een meenden te ruiken, stoven ze op met geweld. Dat heeft de praktizijn De Zeure te Mesen ondervonden: Kozakken kwamen bij hem binnen, goedgezind, en gingen hem onverhoeds te lijf toen hij begon te roepen: Françoise, Françoise! - ze meenden dat hij Fransooizen ter hulp riep, - en Francoise was zijn meid.
Te Gent rukten 14 Februari vijf eskadrons van het 1e regiment Donkozakken binnen, Hun bevelhebber, kolonel Bichaloff, was een aartsvader van 80 jaar en werd, gedurende de bezetting die tot begin April zou duren, een populaire man. Het volk noemde hem Petje Kozak. De Rederijkers van de Fonteine nodigden hem uit op hun feestviering in de Parnassusberg (15 Maart) en Bichaloff tekende hun gulden boek en schonk hun zijn portret, een miniatuur op ivoor geschilderd. De volgende week vierden de Russen de verjaardag van tsaar Alexander en gaven op de Place d'Armes (Kouter) een groot ruitersfeest. De ritmeesters en officieren van het garnizoen werden daarop ontvangen door de mannen van het Gentse Vleesambacht die in hun lokaal een gecostumeerd avondfeest hadden ingericht ter ere van de Russische Keizer.
De Kozakken die 16 Februari te Brugge aankwamen waren ook Donkozakken: ‘Kosakki Donski’, zo zeiden ze, en het volk zei dat na. Ze kwamen binnen door de Kruispoort, 's morgens om 9 uur, een eskadron van vijftig man ‘al te peerde met lange stokken op welkers eynde al boven was een scherpe dryekantige pinne gelyk eenen poingnard.’ Zij waren meestal ongelijk gekleed. De ruiters gingen post vatten op de Burg, van de hoek van het Vrije tot aan de poort van het stadhuis. Daar werd hun vanwege het stadsbestuur de plichtmatige jenever aangeboden, terwijl muzikanten hun een aubade brachten. Onder de Halle, in de ‘Beurse der cooplieden’ was alles bereid voor hun logement; hun paarden werden gestald ‘in de plaetse der plakquet kraemen’. Hun aanvoerder, kapitein Kamehoff, werd tijdelijk plaatskommandant van Brugge; hij logeerde bij Mr. De Heere ‘in den grooten bauw’ op de Markt. | |
[pagina 240]
| |
De Kozakken patrouilleerden van uit Brugge tot in Binnen-Vlaanderen: 17 Februari brachten zij twee tonnekens geld binnen die ze bij Hooglede op de achterhoede van de Franse Garde d'Elite genomen hadden. De Fransen zaten nog in Oostende en teerden op de boeren van Bredene en Klemskerke, waar ze regelmatig koeien gingen weghalen. Toen bedreigde landslieden bij de Kozak-kenkommandant om bijstand kwamen (18 Februari) waren er maar een half dozijn Kozakken in Brugge, al de andere waren op patrouille. Kommandant Kamehoff begon zelfs voor een uitval van de Franse bezetting uit Oostende te vrezen en zond om hulptroepen. En hij verbood maskeraden en bals, het was immers juist Vastenavond en de Brugse Carnaval zou beginnen. Zo kregen de burgers opeens een ernstiger bezigheid: zij werden opgeroepen om, per wijk of zestendeel, de wacht op te trekken. Brugse garde civiques die aldus op Vastenavond bij de Smedenpoort in 't geweer waren, verzonnen daar een genoegelijk tijdverdrijf: zij gingen een weddenschap aan over het drinkvermogen van de Kozak die daar bij de poort op wacht stond, om, zoals ze zeiden, ‘eene preuve te hebben van zyne kloekte’. Zij gaven hem drie halfpinten jenever te drinken, en hij dronk ze uit ‘zonder iets daer af te weten’.Ga naar voetnoot(1) Enkele dagen later (25 Febr.) werden Kozakken en Brugse ‘borgers in 't geweer’ afgelost door een flink detachement Pruisische huzaren. A.V. |
|