Biekorf. Jaargang 53
(1952)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Een verdwenen gebruiksvoorwerp.
| |
[pagina 57]
| |
Uit de verhalen van oudere familieleden is het af te leiden dat de landbouwcrisis der jaren 1880 envolgende, de genadeslag aan vorken en makken toebracht. Vele oude traditierijke boerenfamilies gingen ten onder en geraakten van hun hoeven. De nieuwkomers hadden het te druk en moesten zelf medewerken met het volk, want het gewin was mager en de pacht voor ‘Mijnhere’ was hoog. Zo is het dat de makken en de vorken hun werkelijke bestemming verloren. Als ware familiestukken, met soms namen van verre voorouders ingegrift, verhuisden ze naar de beste kamer, waar ze tegen de muur hingen, netjes opgeblonken en de steel gevernist. Dikwijls stonden ze ook op de voute nevens het bed. Hoorde de boer een verdacht gerucht op het hof, dan stond hij op en de dieven vreesden de scherpe tanden der vorke. Sommige boeren hielden meer de practische kant der vorken in het oog, zoals grootvader Pieter Stael († Eernegem 1888), die boerde bij de Geuzenbossen te Ichtegem, waar het krioelde van het wild, Zijn vorke was klein en had een korte, kloeke steel. De vorke onder zijn ene en een bussel glei onder zijn andere arm, trok hij naar zijn land. Tegen de wind in naderde hij het leger van een haas en sloeg meer dan eens met de vorkesteel een beestje neer. De haas bond hij in het strooi en kwam dan naar huis gewandeld alsof er niets gebeurd was. Zijn schoonzoon Constant Vantomme († Torhout 1921), die woonde op een kleine hoeve nabij het Kasteel van Wijnendale, bezat de vorke, gebruikt door zijn vader Pieter († Torhout 1872). Schoon opgepoetst, de hals in geel koper, met geverniste essen steel, waa ze een pronkstuk in de ‘voorplekke’, maar hijzelf heeft ze nooit meer gebezigd. Over vorken en makken vernamen we nog dat de polderboeren ze zelfs bij hun zondagse kerkgang meenamen en dat die vorken en makken aan de kerkedeur werden geplaatst, in het portaal of zelfs er buiten. Te Bovekerke en Wijnendale gebeurde dit toch niet... Ook te Knesselare kende men de boerenvorken, maar bij | |
[pagina 58]
| |
ons, rond Roeselare, waren beide onbekend, 't Was dus kenmerkend voor de polders en de randgebieden. Verderop in het land was het wellicht totaal onbekend.Ga naar voetnoot(1) Onze vorke, op deze schets,Ga naar voetnoot(2) is de vorke van een hereboer, die ze denkelijk niet veel heeft gebruikt, want de voet van de stok is nog bijna even gaaf als het bovendeel. De ronde houten steel meet ruim 1 m 24 cm en is van donkerrood gepolijst ebben. hout. De stok is wel even het onderzoeken waard. Vooreerst werden er twee cylindervormige holten, de eerste bovenaan en de andere onderaan, uitgeboord, maar weer dichtgeslagen met een ebbenhouten tap. We berekenden hoeveel die stok hoogstens mag wegen, door de omvang op te meten en te vermenigvuldigen met de grootst mogelijke densiteit die mahoniehout kan bezitten (1,3). Welnu, in werkelijkheid weegt hij nog een goede 150 à 200 g meer, en toen we het evenwichtspunt op de steel wilden bepalen, stelden we vast dat het onderste einde het zwaarst doorweegt. Het blijkt dus dat men een zware steel wilde bekomen, door vooreerst een zware houtsoort te nemen en dan door uitholling tot op een zekere diepte bovenaan en opvulling | |
[pagina 59]
| |
tot op een zekere hoogte onderaan met een zwaardere stof (lood?), het zwaartepunt naar onder wilde verleggen. Zo bereikte men een gemakkelijke evenwichtigheid bij het hanteren tussen de zware metalen kop en de verzwaarde steel. De vorke zelf, die als het ware in een beugeltje rust, en de ronde hals, zijn van smeedijzer, de buis is van geel koper en de ring onderaan is van zilver. De koperen buis is hol en wordt vastgeklopt op het bovenste gedeelte van de stok. Er zijn geen tekens of inkervingen. De ijzeren vorke kan afdraaien uit de koperen buis en er kon dan een makke ingedraaid worden, die thans echter verdwenen is. Volgens de tijd van het jaar en de noodwendigheid werd de makke of de vorke opgevezen. De steel van 1 m 24 cm en de vorke bereiken samen een lengte van 1 m 66 cm. Deze vorke heeft mijn overgrootoom, Albert Van Acker, voor zich laten maken. Hij was een welgesteld jongman, landbouwer op de grootste schaaphoeve en burgemeester van Bovekerke. Hij overleed er in 1865. Werk van een dorpssmid is die vorke niet. Ze komt wellicht van Torhout of Diksmuide, waar hij ter markt ging. Als niet één was hij er fier op, want alles wat de landbouw betrof lag hem nauw aan het hart en het is dan ook niet te verwonderen dat hij een schoon symbool van de boerenstand wilde bezitten, iets dat ‘de stake uittrok’ tegenover al zijn geburen! Zijn neef, mijn grootvader Petrus Van Acker († Kortemark 1927), die hem op dezelfde hoeve opvolgde en ook burgemeester van Bovekerke was,Ga naar voetnoot(1) erfde de vorke over, maar gebruikte ze al zelf niet meer. En welke ervarenissen de familie ook beleefde, oorlog, verhuizing, of andere, overal werd de vorke meegenomen en bewaard als een dierbaar familiestuk, en zo kwam ze bij mijn oom, Desideer Van Acker te Mortsel (Antw.). die ‘nonkel Berten's vorke’ schonk aan zijn neef te Ardooie, L. Van Acker |
|