Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Sint Quirinus en zijn verering in Westvlaanderen.Van de hand van Professor R. Foncke verscheen onlangs een interessante bijdrage over Sint Quirinus en zijn verering in 't Mechelse.Ga naar voetnoot(1) Als inleiding op deze studie komt een hoofdstuk over de volksheilige zelf - zijn geschiedenis, legende en iconografie - en over zijn verering in 't Vlaamse land. Voor deze inleiding verwijst S. hoofdzakelijk naar de studie van Bommels en Van Dijck.Ga naar voetnoot(2) We hebben het hier over deze inleiding; om er enkele addenda et corrigenda bij te schrijven. De ‘corrigenda’ betreffen het eerste deel van de inleiding, waar er, ongelukkig, veel verwarring heerst en positief verkeerde voorstellingen worden vooruitgezet. De ‘addenda’ dragen op onze Westvlaamse toestanden, die, begrijpelijk, hier maar summier worden opgesomd. Ik weet niet of ooit over de Quirinusverering in Westvlaanderen een overzichtelijke bijdrage werd geschreven. | |
IEr wordt ons eerst gezegd: ‘dat er niet minder dan zeventien rooms-katholieke heiligen te onderscheiden vallen, die de voornaam Quirinus dragen’ (bl. 60). Dat lijkt me eerder overdreven. Het Rooms Martyrologium geeft er, wel geteld, slechts vijf. En de volksdevotie - en dat is van belang voor ons - zal er van die vijf nog een paar onverlet laten. Als volksheiligen komen maar in aanmerking Quirinus van Tegernsee, van Malmedy en van Neuss. Nog is de Quirinus van Tegernsee misschien een dubbelganger van deze van | |
[pagina 196]
| |
NeussGa naar voetnoot(1) of van Scicia.Ga naar voetnoot(2) Zo dat we, voor onze gewesten, ons mogen beperken tot Quirinus van Malmedy, een frans priester en martelaar (Martyrologium 11 October) en Quirinus van Neuss (Martyrologium 30 Maart), die een romeins soldaat is en martelaar. De heilige van Malmedy komt voor de volksdevotie slechts in aanmerking in een klein hoekje van het duitswaalse spraakgebied. Waar men, in het Vlaamse land, een Quirinusverering aantreft, gaat deze altijd naar de romeinse tribuun, die te Neuss gevierd wordt. We zijn dan ook niet weinig verwonderd dat in de Inleiding, Quirinus van Neuss als ‘priester-martelaar’ wordt voorgesteld (blz. 60). Erger nog, onze Quirinus van Neuss wordt eenvoudig weg geïdentificeerd, of beter verward, met zijn naamgenoot van Malmedy (blz. 61). S. had het werkje van E. van Heurck moeten kennen, waarin het onderscheid tussen onze twee volksheiligen klaar wordt aangetoond.Ga naar voetnoot(3) Natuurlijk, als men van zo'n verkeerd standpunt vertrekt - il n'y a que le premier pas qui coûte - zal men ook verkeerde vragen stellen en voor nieuwe problemen komen te staan: Of onze sQuirinusdevotie uit Frankrijk komt of uit de Rijnlanden (bl. 61)? In het Vlaamse land kennen we slechts de Quirinus-soldaat, en zijn devotie komt ons uit Neuss. Onze Quirinus-soldaat heeft in zijn iconografie een interessant kapittel: hij bezit een eigen heraldiek. Böm- | |
[pagina 197]
| |
mels-Van Dijck hebben ons hierover iets medegedeeld (bl. 37-39). Daar lezen we dat Quirinus - met Cornelius, Hubertus en Antonius abt - in de late vijftiende eeuw, in de Keulse kerkprovincie bekend staat onder de titel van Maarschalk, of Hofmaarschalk Gods. Over de oorsprong en de aanleiding van deze benaming weten SS. niets. Hofmaarschalk klinkt voornaam, doet ons denken aan ridders en adel, waarbij een wapenschild niet kwalijk zou passen. Maar met Cornelius en Antonius abt komt zo'n redenering niet te best uit. Maarschalk Gods zal, meen ik, in ons geval niets meer willen betekenen dan: machtige voorspreker bij God. Iets in de aard van ‘Noodhelper’. Een laat-middeleeuws fresco in de krocht van Sint-Baafs te Gent stelt ons Sint Guido van Anderlecht voor, met de aanroeping: ‘Maerscalc Sente Wiit hoghe ghepresen’. Nog in de jaren 1600 zal men te Antwerpen ‘Maarschalken tegen de Pest’ vereren.Ga naar voetnoot(1) Neen, 't is niet als Maarschalk dat Quirinus zijn eigen wapenschild krijgt, maar eerder als krijgsman. Dat is voor ons, We8tvlamingen, des te meer interessant, daar het voorkomt op het gemeenteschild in Hooglede, waar Quirinus een soort patronus loci is, de beevaartheilige en de ‘broodwinner’. Over de kleuren van het schild spreken we niet - ze zijn niet altijd dezelfde - maar het veld is beladen met negen ‘koeken’, in 't frans ‘tourteaux’.Ga naar voetnoot(2) Deze zijn niet altijd in gelijke orde gerangschikt, en uitzonderlijk kunnen er ook maar zes zijn. In 't Rijnland heten deze koeken: ‘St-Greinsblatten’. Grein is een nevenvorm voor Quirinus-Quiryn. Bömmels-Van Dyck weten geen uitleg te geven voor deze Greinsblatten, - ik ook niet - maar ze maken een dubbele | |
[pagina 198]
| |
veronderstelling. Ofwel zou dat een herinnering zijn aan 't oud landwapen van de graven van Kleef, die de Quirinuskerk te Neuss bouwden. Ofwel zou dat ‘negen’ en die ‘Blatten’ verwijzen naar de uitslag van de pokziekte en naar de gebruikelijke Quirinusnoveen tegen de pokken. Ik kan er niet wijs uit worden. Het wapenschild van de hertogen van Kleef, is volgens Rietstap, heel wat anders. Zonder iets te willen beslissen, voel ik meer voor die ‘Pokkennoveen’; dat is echt volks.Ga naar voetnoot(1) Sint Quirinus is niet de enige heilige met een eigen wapenschild. Ten minste in de landen van het duitse spraakgebied, waar, in de late middeleeuwen, de heraldiek een hoge bloei kende, en haast elke familie zijn eigen schild bezat. Een gebruik dat in Zwitserland is blijven voortleven. En dat ik in Vlaanderen, waar het vroeger traditie was, wel zou willen zien herleven. Dat de heraldiek eerst bij ridders en krijgslieden opkwam, is zeker. Het is dan wel begrijpelijk dat de Duitsers, die zo verzot waren op de heraldiek, hun heilige ridders en krijgslieden een eigen wapenschild hebben gegeven. Voor de heilige Drie Koningen, waarvan de relikwieën in de hoge Dom te Keulen vereerd worden, vinden we voorbeelden bij de vleet. Dit moet ik er aanstonds bijvoegen: volstrekte eenvormigheid bestaat in die Drie-Koningenheraldiek niet. We vinden: 1) de Zon, 2) de Maan en 3) een bezaaisel (semis) van sterren; maar de zon is soms vervangen door een olifant, of meer nog door een negerfiguurtje; en bij de maan | |
[pagina 199]
| |
sikkel komt soms een ster.Ga naar voetnoot(1) Blijkbaar fantasering, maar tocb met constanten. Een gelijke onvastheid gaan we in onze Quirinusheraldiek aantreffen. Nevens de koningen, die voor de blazoenering eerst in aanmerking komen, worden vanzelfsprekend de ridders en krijgslieden bedacht. In het duits spraakgebied is de verering van de martelaren van het Thebaans Legioen sterk verspreid: Maurits te Agaune, Ursus
SINT QUIRINUS Keulse houtsnede, 1503.
te Solothurn, Gereon te Keulen, Victor te Xanten zullen allen ‘verwapend ‘worden. In de Sint-Andrieskerk te Keulen is er (of was er?) een triptiek van Barthel Bruyn, waarop de heilige wapenridders Joris, Maurits en Gereon staan elk met een schild en pennoen of wimpel met gelijke heraldieke figuratie: Joris krijgt een latijns kruis, Gereon een grieks, en Maurits de karbonkel (fr. escarboucle). Nog eens, er zijn varianten. Zo draagt de Maurits op een glasraam in Sint-Pantaleon te Keulen een letter A in de vier oksels van een grieks kruis; wat ongetwijfeld verwijst naar zijn beevaartplaats te Agaune. Maar dat is weerom een uitzondering; en men vindt hem, met de traditionele karbonkel, op een raam te Angers. Al is het dat de ‘verwapende’ heiligen uiterst zeldzaam zijn in Frankrijk. 't Is misschien daarmede dat er weinig of geen sprake is van ‘verwapende’ heiligen in onze hand- | |
[pagina 200]
| |
boeken voor iconografie, die nog altijd in 't spoor lopen van de franse werken van een kleine honderd jaar geleden; degelijke werken, al raken ze in zekere opzichten ietwat verouderd. En daarmee nog dat een mens, eens dat zijn aandacht erop valt, met een soort passie begint te letten op die heiligenheraldiek met de constanten en varianten. Ik zou daar nog een hele boel dingen kunnen over vertellen, maar dat komt hier niet van pas. We hebben het immers over Quirinus. Soms, maar heel zelden, worden de ‘negen’ koeken op zes gebracht. Zo b.v. te Houtain in 't Henegouwse, waar Quirinus kerkpatroon is en beschermheilige van het schuttersgild. Het gild bezit twee oude, zilveren schakels, waarop Quirinus een schild draagt met zes koeken. Ze zijn geplaatst: 2, 2 en 2.Ga naar voetnoot(1) Maar bijna altijd houdt men zich aan 't heilig getal negen. De plaatsing kan veranderen, en er kan zelfs een kruis bijkomen - waarschijnlijk contaminatie met het wapenschild van zijn broers-heiligenridders. Zo staan de negen koeken geschaard rond een kruis op het Quirinusbeeld te Pellingen-bij-Trier.Ga naar voetnoot(2) In de meeste gevallen echter vindt men de ‘negen’ zonder meer, maar ze worden in de meest verschillende combinaties geschikt. Op een raam in Sint-Pantaleon te Keulen staan ze 2-1, 2-1, 2-1. Op het plaatje in het beevaartboekje van Hooglede, komen twee verschillende schikkingen, en beide zijn wat anders dan de ruitvormige distributie van het officiële gemeentewapen: het schild, op de rechter bovenhoek van de plaat draagt: 3, 3, 2, 1; terwijl het schild in de hand van de heilige als volgt leest: 2, 2, 2, 1, 1, 1. Heel dikwijls draagt Quirinus een wimpel of pennoen, die met zijn heraldiek versierd wordt. Het fatsoen en de beweging van het vlaggetje zullen de distributie bepalen. Zo op een paneel in de | |
[pagina 201]
| |
Pinacotheek te München vinden we de volgende schikking: 2. 2, 1, 1; dan waait de wimpel om en komt een blinde keerzijde; om dan weerom de voorzijde te tonen, en op de smalle punttop de drie ontbrekende koeken te rangschikken: 1, 1, 1. De Catalogus van de tentoonstelling te Brussel (1948, nr 35b) maakt van de figuur een Gereon. Dat is zeker mis: Gereon draagt op zijn schild een kruis.Ga naar voetnoot(1) Het zijn meestal kruisen die de figuur tekenen op het schild van onze heilige ridders en soldaten: latijns af grieks kruis of nog andere nevenvormen. Zelfs de karbonkel van Sint Maurits is ten slotte een soort dubbelkruis of combinatie van grieks en Andrieskruis. Niet verwonderlijk is zo'n gewijde heraldiek. Waren die negen koeken van het Quirinusschild niet oorspronkelijk kruisjes, of zijn ze in zekere gevallen niet verwisseld geweest tegen kruisjes? Dit wordt zeer waarschijnlijk als we de curieuze houtsnede bekijken, die ik hier (blz. 199) afdruk, en die als vignet voorkomt op de ‘Passio sive Legenda X milium martirum’ gedrukt te Keulen, 't jaar 1503. Het heilig getal negen verwijst toch naar Quirinus. Daarmêe zouden we de meest opmerkelijke variante hebben in zijn heraldiek, en kan men geneigd worden te denken dat die ‘pokkenhistorie’ wel een rol kan gespeeld hebben in de ontwikkeling of wijziging van het oorspronkelijk wapenschild. Ik geef dat als een blote veronderstelling. En dat kan voor deze keer genoeg zijn. Over de eredienst van Sint Quirinus in Westvlaanderen een andere keer. M. English |
|