Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Lering, Eerste Communie en Vormsel in de Dekenij Roeselare. 1748-1792.Het district Roeselare van het oud bisdom Brugge stond gedurende bijna veertig jaar (1748-87) onder het decanaal bestuur en toezicht van de bekende pastoor van Rumbeke, Pieter Franciscus Valcke.Ga naar voetnoot(1) Het bewaarde archief van zijn bestuur getuigt van een buitengewone ijver en methodisch apostolaat.Ga naar voetnoot(2) Op zijn visitatie-verslagen van 1749 bewerkte hij een Status Ecclesiarum, een ware kerkelijke Statistiek van de parochiën, waarin bijzondere aandacht geschonken wordt aan de toestand van het catechismusonderricht. Men weet hoe hij, zoals zijn grote vrienden M. Du Fort van Ingelmunster en M. Vandale van Kortrijk, een stichter van scholen geweest is; hij bracht de gewoonte in van de retraite (twee dagen) voor de Eerste Communicanten. Zijn opvolger was Bernard Joseph Moens (1787-3 Februari 1793), die het decanaal register verder heeft onderhouden.Ga naar voetnoot(3) De gegevens die hier volgen zijn van 1749, wanneer geen ander jaartal uitdrukkelijk vermeld wordt. De Dekenij Roeselare bestond uit de volgende parochiën; de blijkbaar afgeronde getallen zijn het aantal | |
[pagina 59]
| |
communicanten en geven een beeld van de relatieve belangrijkheid van elke parochie. Ardooie 2800. Beveren 1020. Egem 430. Gits 1000. Hooglede 1400. Kachtem 500. Koolskamp 700. Oekene 1000. Oostnieuwkerke 700. Pittem 1500. Roeslare 3800. Rumbeke 3000. Staden 1300. Westzozebeke 600. Zarren 700.
De kleine lering werd door de pastoor of de onderpastoor gegeven in de kerk 's Zondags vóór de Vespers: dat was het algemeen voorschrift.Ga naar voetnoot(1) In de praktijk ging het soms anders: te Ardooie en te Koolskamp was er lering tussen Vespers en Lof. Te Gits gaf de onderpastoor de kleine lering vóór de Vespers, de pastoor de grote lering na de Vespers. Westrozebeke, de geboorteparochie van Deken Valcke, had een bijzondere inrichting: de lering was 's zomers vóór de Hoogmis (10 u. 30); vanaf Kerstmis tot de Eerste Communie (Pasen) was er minstens driemaal in de week grote lering. In 1791 heeft Rumbeke een aparte lering voor de kinderen beneden de tien jaar.
De ijver van de kinderen voor de catechismus is in het algemeen voldoende; Deken Valcke noteert weinig klachten daarover aan.Ga naar voetnoot(2) Een uitzondering is Roeselare waar de pastoor de nalatige ouders moet vermanen. Misschien ligt het aan iets anders, maar toen de bisschop in 1769 kwam vormen te Roeselare, stond hij verstomd over de onwetendheid van de kinderen en stelde er verscheidene uit tot later. De Roeselaarnaars waren daar niet mee gediend, zij dreigden stenen te werpen naar de Deken, dien zij als de schuldige aanzagen. Men zal bemerken dat de Vorming anders geregeld | |
[pagina 60]
| |
was dan nu. De bisschop deed zijn vormreis om de zes jaar; de Dekenij Roeselare bereisde hij in 1763, 1769, 1775, 1781, 1787-88. Hij vormde dan de kinderen vanaf zes jaar, hetzij telkens zes ‘jaargangen’ voor lering en eerste communie. Te Koolskamp is de pastoor nalatig; in 1754 vermeldt de Deken dat de parochianen herhaalde malen in het bisdom klachten hebben ingediend. Voor Staden noteert de Deken veel onwetendheid, ook bij ouderen: de pastoor (J.-B. van Dorne: 1724-63) is een ijverige man, doch een Leuvenaar, en de kinderen verstaan hem niet goed.
Het uitdelen van catechismusprijzen was bijna algemeen in gebruik.Ga naar voetnoot(1) De pastoor deelde ze uit - toevallig de bisschop, wanneer hij dan juist kwam vormen - en kreeg daarvoor hetzij een vaste toelage, hetzij een volledige vergoeding. Zo wordt voor Gits 9 florijn, voor Kachtem en Pittem 4 pond vermeld; voor Rumbeke 2 pond, voor Westrozebeke 1 pond. Te Roeselare worden de prijzen bekostigd door stad en parochie; ook te Staden wordt alles vergoed. Te Oekene werden de prijzen door de boeren zelf gekocht en te Zarren wilde de pastoor niet zeggen op wiens kosten hij de catechismusprijzen uitdeelde. J.J. Pollet |
|