Biekorf. Jaargang 52
(1951)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Vertelsels uit het WestlandHoe de kelkbonen getekend werden.Een goede vijftig jaar geleden plantte men op veel hoven een tot twee beddekens ‘kelkbonen’, deels voor het huishouden, deels voor de aardigheid. Dat waren een soort wittebonen (huttebonen; elders struikbonen; Phaseolus vulgaris L. var. nana) met, in het midden, een zwart tikkeltje in hetwelk men, mits een goed deel verbeelding, de vorm van een kelkje kon erkennen. De juiste wetenschappelijke naam van die getikkelde hutteboon is mij niet bekend. Te lande bij ons (Stavele) vertelt men nog op heden de legende van het ontstaan van die kelkbonen. Een priester bracht Ons Here naar een zieke en, lijk of er niet veel tijd te verletten viel, kwam hij over een vers ge plant hutteboönstuk gegaan. De boer hierover vertoornd, deed de priester terugkeren; later, bij het dorsen, bemerkte men dat al de bonen van dat stuk zulk een teken hadden. En sedertdien zijn dat ‘kelkbonen’ gebleven. Aldus heb ik dat menigmaal door verschillende personen horen vertellen. | |
Van den Heer van Stavele en den schaliedekker.Een schaliedekker was aan 't werk op de kerketorre. Den Here van Stavele kwam van de jacht en riep in 't voorbijgaan: - Vriendschap, hoe laat is 't nu? De schaliedekker bekeek de zonnewijzer en: - Mijnhere, 't is k(w)art voor den twaalven! - Is ten twaalven in den hemel! antwoordde den Here. En hij schoot hem van den torre, steendood.
Zo wordt dat nog verteld te Stavele. Die vertelling zal welhaast het enige zijn dat herinnert aan het kasteel van de heren van Stavele. De overblijvende moten zijn haast helemaal verdwenen en de herinnering aan het pelderijn van het kasteel is met de laatst overleden oude Stavelnaars voorzeker uitgestorven. | |
[pagina 41]
| |
Seraphyn Dequidt heeft deze legende behandeld in Van over ouds: een kleine ballade van vier strofen (zie zijn Leven en Werk in 1949 uitgegeven door Kan. E. de Spot, blz. 76). Hier is de jager een Engelsman van 't garnizoen; een man die zijn stal met stro dekt, vraagt hem hoe laat het is. De soldaat jager antwoordt daarop met een dodelijk schot van zijn roer. Bestaat er geen volksliedje over dat onderwerp? | |
Van den opgehangen poester.Op zekere hofstee van den Oosthoek te Stavele, veel jaren geleên, waren twee jonkheden, de karton en de poester, aan 't werk in de schure. In hun koutenantie gerochten ze op 't kapittel van ‘ophangen’. Lijk het met jonge gasten gemeenlijk gaat, ze zouden dat èn keer proberen, uit leute natuurlijk: op het gepaste moment zou de karton de streng deuresnijden. Nu, zo gezeid zo gedaan: èn teuvel genomen, èn strop gemaakt, en de poester liet zich willig ophalen aan ‘'t vierkante’ van de schure. Toen onverwachts een haze de schure binnenspoeterde, de vloer dweerste en door de reketdeure buitenvluchtte....De karton, een verstokte pensejager en laveier, zonder peinzen derachter! maar tegen dat hij weer gerochte, was het te late. De poester was versmacht. Zo vertelt men heden nog. En men voegt er aan toe: ‘'t Was den duvel die daar in de gedaante van dien haze verschenen is.’Ga naar voetnoot(1) A. Bonnez |
|