Biekorf. Jaargang 51
(1950)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan de wieg tot het graf. - X.
| |
[pagina 201]
| |
Als ge bij een lijk staat, moet ge van aan 't voeteinde recht naar de ogen kijken: dan zult ge zijn laatste gepeins raden. Durft iemand niet alleen bij de dode gaan, dan zal hij mogen horen: ‘Is uw geweten niet gerust, dè?’ Na een bezoek wordt telkens zorgvuldig weer de vool of het laken over het hoofd gelegd en de deur toegedaan, want katten of ratten zouden durven het lijk naderen. In de sterfkamer keert men soms portretten en kaders onderst boven en over de spiegel hangt een zwart doek of een wit laken.
Over nacht werd de dode ‘gewaakt’. Overal waren er daar mannen en vrouwen op gekend, en ze werden bijgeroepen als 't gebuurte de nachtwake niet deed. Voor de wakers stond er koffie en jenever op tafel, en ze brachten de nacht door met kaarten en bidden en vertellen, en soms met scheve poetsen als de volgende. Toen de baas uit de Vos over eerde lag, zorgde 't gebuurte voor de nachtwake. Elke verliezer bij 't kaartspel zou bij 't lijk zoveel weesgegroetjes gaan bidden: dat was nogal in gebruik. Alzo kwam Sarel in die halfdonkere lijkkamer en leunde op 't voeteinde om zijn gebed te doen.... 't Bedde kraakte, beddebak en dode ploften op de grond, Sarel gaf een schruwel en vond het deurgat niet, van pure verbauwereerdheid. 's Anderendaags deed het de ronde, dat ze daar in de Vos haast twee lijken hadden moeten wakenGa naar voetnoot(1). Te Ramskapelle werd de nachtwake van een congreganiste (lid van de congregatie van O.L. Vrouw) gedaan door haar medecongreganisten. Tussen bidden en waken maakten ze, de eerste nacht, een splinter- | |
[pagina 202]
| |
nieuwe witte pelder (nieuw laken); papieren bloemen vormden een kruis te midden en zoomden rondom de boorden af; op de vier hoeken werd de naam van de afgestorvene in bloemen uitgebeeld. 's Anderendaags werd die pelder in de lijkkamer tentoongesteld. De huisgenoten zelf gaan elken avond bidden bij het doodsbed.
In ieder dorp of wijk was er iemand die ging ‘beên’ of ‘noôn’. Te St. Kruis kwam Mietje van Loo aankloppen en kondigde in 't deurgat: ‘Men vraagt een gebed voor de ziele van N die Woensdag zal begraven worden: gij wordt genood naar de rozenkrans morgenavond te zevenen in 't sterfhuis (of: in 't kapelletje aan 't klooster)’. In de Broek ging Pol Dhondt van huis tot huis; de rozenkrans werd daar verlegd naar Roos' Lamotens kappelletje. Te Male was Free Verlee een gekende ‘bee-ër’. Te Scheewege was Zalia aangesteld, en haar recitatief was: ‘Gij zijt verzocht te komen offeren voor de ziele van N..... die morgen ten negenen zal begraven worden, en van den avond den rozenkrans te zessen in 't sterfhuis’. De doodbrieven - of ‘doodkaarten’, zoals men in het Brugse zegt, - hebben dat mondeling noden verdrongen en vervangen. Toch is het ‘noôn’ nog niet geheel uitgestorven. Sommige families die reeds naar stadsgebruik ‘doodkaarten’ rondzonden, lieten terzelfder tijd nog noden bij degene die geen ‘late wete’ zouden toegezonden krijgen. Te St. Kruis zijn er nog steeds families op het gehucht, nl. te Male, die de oude traditie getrouw blijven en doen ‘beden’. De oude doodkaarten - voorlopers van de tegenwoordige doodbrieven, - waren in de trant van het mondeling noden en beden opgesteld. Hier volgt een voorbeeld van zulk een oud kaartje in de originele afmeting. | |
[pagina 203]
| |
In het volgende is de toon van het beden nog beter bewaard: ‘Daer word U.L. met droefheyd bekend gemaekt van wegens de kinders van Jacobus Van Loo, als dat hunnen Vader is overleden den 10 Februarius 1810, ten twaelf ueren, in den ouderdom van 58 jaeren. De begraevinge zal geschieden op morgen den 12 dezer, in de parochiale kerke, 's morgens ten negen ueren; U.L. verzoekende de zelve met uwe tegenwoordigheyd te willen vereeren. Dat de ziele ruste in vrede.’ M. Cafmeyer |
|