Biekorf. Jaargang 46
(1940-1945)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
[Nummer 2]Vereering van Sinte Brigida in Westvlaanderen.Brigida van Ierland, bijgenaamd ‘thaumaturga’ d.i. de mirakeldoenster, stierf omtrent 525 en wordt gevierd den 1 Februari. De schrijfwijze ‘Brigida’ riekt naar 't wetenschappelijke en 't geleerde; in den volksmond heet onze heilige ‘Brigitte’; juist zooals de Zweedsche heilige († 1373, en gevierd den 8 October), de Brigitte der Openbaringen of de Zienster, die bij de geleerden Birgitta geheeten wordtGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 34]
| |
Het kan geen kwaad dat twee onderscheiden heiligen met een gelijken naam worden aangeduid; er zijn honderde gevallen van dien aard. Het is heel wat anders als gelijke of gelijkaardige namen aanleiding geven tot een verkeerde iconografie of wijze van voorstellen. Zoo, in de sterkste Brigitte-beevaart in Westvlaanderen, te Oostnieuwkerke, staat Brigida van Ierland voorgesteld met een typisch iconografisch kenteeken van Birgitta van Zweden. Error corrigatur ubi deprehenditur. De beelden dienen tot onderrichting van het geloovige volk. Eer we een rondgang maken in Westvlaanderen op zoek naar de Brigida-devoties, moeten we onze heilige leeren kennen. Geen omstandige levensbeschrijving, daarvoor hebben we boeken te overGa naar voetnoot(1); enkel deze trekken die dienstig zijn om de juiste iconografie te verklaren of de talrijke ‘specialiteiten’ van onze volksheilige. *** Brigida is een kloostervrouw en wel de eerste kloosterzuster (in den eigenlijken zin) van Ierland. Vóór haar tijd waren er in Ierland ‘godgewijde maagden’, maar deze bleven, na de professie, in den eigen huiskring leven. Brigida stichtte een vrouwenklooster te Kildare - Kill Dara, d.i. cel van den eik, - daar de heilige eerst bij of in een elkenboom haar intrek nam. Ze was overste van het sticht en tegelijk van alle vrouwenkloosters in Ierland. Ze mag dus voorgesteld in kloostergewaad. De staf, dien ze gewoonlijk draagt, kan wijzen | |
[pagina 35]
| |
op het opperste meesterschap over alle kloosters van 't land. Een ander, zeer gebruikelijk attribuut, is het boek, kenteeken der ordestichters. Brigida staat bovendien als schrijfster van godsdienstige werken bekend.
Sinte Brigida
volgens Cahier, Caract. des Saints, I, 140.
Is er iets meer te weten betreffend de kleedij? De oudste levensbeschrijvingen zeggen uitdrukkelijk dat S. Brigida bij haar professie een witten hoofddoek kreeg en een wit habijtGa naar voetnoot(1), zooals bij de Iersche nonnen langen tijd gebruikelijk bleef. Te Brugge bewaart men | |
[pagina 36]
| |
sedert vele eeuwen een groot stuk van de mantel of ‘manteline’ van S. Brigida. Het weefsel is rood-bruin van kleur, met opstaande draden, gekruld als 't haar van een schaapsvacht. We doen dus best de heilige voor te stellen met wit habijt, witten hoofddoek en rood-bruinen mantel. Er is mij geen enkel beeld in Westvlaanderen bekend dat, wat de beschildering betreff, naar deze historische werkelijkheid verwijst. Wel vinden we soms een wit scapulier (beeld te Oostnieuwkerke, printje te Bossuit); wellicht onder den invloed der oude levensbeschrijvingen, waar gesproken wordt over wit habijt en witte hoofddoek; maar 't is verkeerd begrepen. Men kan ook niet denken dat men om esthetische redenen van de historische gegevens is afgeweken: bekommernissen van dien aard schijnen, ongelukkig genoeg, doorgaans niet zoo doorwegend te zijn. Als volksheilige heeft S. Brigida haar ‘specialiteiten’. Ze wordt vooral gediend: 10 voor 't behoud van naam en faam, 20 tegen de oogziekten, 30 en meest tegen de plagen van 't vee. | |
1. Behoud van naam en faam.De heilige had zelf te lijden van kwaadsprekers. Toen ze haar professie ging doen, werd ze door aanwezigen gelasterd als onwaardig. Waarschijnlijk ging de ceremonie gepaard met een onderzoek over de geschiktheid van de kandidate en met een ondervraging der aanwezigen, zooals thans nog gebeurt bij het toedienen van zekere wijdingen. Brigida zou het hout van 't altaar aangeraakt hebben, en dit dorre hout zou groen en levend geworden zijn ‘in teeken van haar maagdelijkheid’. Het mirakel Staat in ons Romeinsch Martelarenboek vermeld. 't Is hierom dat S. Brigida wordt afgebeeld met een groenen tak in de hand. Die tak is dikwijls een eíkentak: hij kan ook een zinspeling zijn op Kill-dara, eel van den eik. Nog in een andere gelegenheid verschijnt Brigida als | |
[pagina 37]
| |
redster van den goeden naam. Een booze vrouw had den bisschop Broon aangewezen als vader van haar kind: Brigida deed het onmondige kind spreken en den waren vader aanwijzen. Zie verder onder Oostnieuwkerke. | |
2. Patrones tegen de blindheid.Brigida was een beeld van schoonheid en werd als jong meisje van vele zijden ten huwelijk gevraagd. Om de lastige aanzoekers voor goed van kant te zetten, vroeg ze die lichamelijke schoonheid kwijt te geraken. 't Gebeurde, in dien zin, dat ze een oog verloor; maar bij haar professie werd ze van die kwaal genezen. Vele blinden werden door haar tusschenkomst genezen, zooals het blind-geboren nonneke Dara. Hier hebben we de schoonste bladzijde uit de zeer schoone legende van onze heilige. Brigida wordt overigens gerekend bij de zoogenaamde ‘licht-heiligen’. Bij haar geboorte is er een klaarte boven het huis; bij haar professie is het een wonderbare lichtkolom, die boven haar hoofd verschijnt; bij haar graf is het - tot aan de onzalige dagen der pseudoreformatie - het Sinte-Brigidavuur, een brandstapel, die door de nonnen van Kildare onderhouden wordt. Dikwijls is ze voorgesteld met een lamp of toortsGa naar voetnoot(1). | |
3. Patrones tegen de veeplagen.Al deze ‘specialiteiten’ worden echter als gedoodverfd door de vermaardheid van S. Brigida als patrones tegen de veeplagen. In de Duitsche gewesten wordt ze meest gediend voor 't pluimgedierte en wordt ze dikwijls voorgesteld met een gansGa naar voetnoot(2). In Westvlaanderen wordt ze bijna uitsluitend gediend voor de koeien en is haar iconografisch kenteeken een | |
[pagina 38]
| |
koe. Alhoewel op 't beevaartprintje te Sint-Jan-bij-Ieper, naast de traditioneele koe, nog een schaap staat en een zwijntje. De reden? Wel, Brigida is zeker een hoogstaande vrouw geweest: raadgeefster van koningen en bisschoppen; een knappe overste, die een regel invoerde en gezag voerde over alle vrouwenkloosters in Ierland; een contemplatieve, die ascetische tractaten schreef in dien dichterlijken stijl die bij een rasecht kind van Ierland natuurlijk is; maar we zouden ons een verkeerd gedacht maken van onze heilige moesten we haar voorstellen als een plechtstatige abdis, die thuis met een gouden staf rondwandelde, bevelen uitdeelde, en zich dan terugtrok in een stille cel om boeken te schrijven. In den kloosterkorf was ze tegelijk koningin en werkbij. We vinden haar meest in den stal of bij de kudde op de weide. Als jong meisje was ze reeds met dit soort bezigheden vertrouwd geraakt: ze moest voor enkele koeien zorg dragen, maar de melk ging naar armen en behoeftigen; toen nu de dag gekomen was dat de meiden bij de vrouw der hoeve haar voorraad boter moesten inleveren, stond Brigida met ledige handen. Maar door een mirakel kreeg ze een grooter hoeveelheid boter dan al de andere samen. Veel van haar mirakelen - historische of legendarische - verwijzen naar de bedrijvigheid in den stal. Wanneer te Kildare, waar men steeds open hof hield, onverwachts drie bisschoppen met een groot gevolg zijn toegekomen en de mondvoorraad ontoereikend is, loopt Brigida naar den stal: er is maar een enkele koe, doch de overste zet zich driemaal achtereenvolgens aan 't melken, tot er genoeg is en te over. En de legende van Loch Lemnachta! Als Brigida er bij is, is de melk altijd overvloedig. Eens dat al de vaten en kuipen reeds boordevol stonden, stroomde de melk bij beken naar het dal en vormde er ‘het meer van de versche melk’ of Loch Lemnachta! Geen wonder dat stalmeiden S. Brigida vereeren. *** | |
[pagina 39]
| |
In zijn geleerd werk: Les Saints irlandais hors d'IrlandeGa naar voetnoot(1), heeft dom L. Gougaud vier plaatsen vermeid waar S. Brigida in Westvlaanderen vereerd wordt of werd: Beveren a/d Yzer, Brugge, Oostnieuwkerke en Sint-Jozef onder Hoogledè. Twee oude devoties en twee nieuwere. We kunnen de lijst juist verdubbelen met evenveel oude en nieuwere beevaarten. Daargelaten de kerken waar de devotie slechts van locale beteekenis is. | |
1. Beveren aan den Yzer.De devotie ontstond in 1897, onder pastoor Bayart, op verzoek der parochianen. Dit jaar werd slechts de feestdag (1 Februari) gevierd. Uit het bisdom had men een relikwie ‘de tunica’ gekregenGa naar voetnoot(2). 't Zelfde jaar werd er een houten beeld gesneden door A. Cousein te Ieper. 't Jaar daarop werden de ‘negen dagen’ ingevoerd: ze beginnen den 24 Januari. De groote dag is de Maandag onder de novene: 't is de eenige keer in 't jaar dat de ruime kerk vol loopt. Wekelijks is er een S. Brigidamis, den MaandagGa naar voetnoot(3). 't Beeld is met een wit scapulier, met zwarte hoofddoek en mantel; 't staat in reproductie op den plakbrief en op de ‘Gedachtenis van Beveren’, een moderne litografie die maar kwalijk onze oude beevaartprintjes vervangt. Er is een Litanie, en een medalie met het randschrift: Sta. Birgitta (sic) o.p.n. | |
2. Bossuit.De devotie tot S. Brigitta werd hier ingebracht onder pastoor Laheye. In 1902 vroeg hij in 't bisdom een relikwie en de toelating om de heilige te vereeren. De | |
[pagina 40]
| |
‘Negen dagen’ werden voor d'eerste keer gevierd in 1903, en begonnen den 26 Januari. Het nieuw beeld, dat geen de minste kunstwaarde heeft, werd gewijd door deken GhyssaertGa naar voetnoot(1). Thans begint de noveen op 1 Februari. De ‘Litanie’ vermeldt dat de heilige te Bossuit gediend wordt ‘tegen de plagen van het vee en tegen de oogziekten’. Er wordt ook een gekleurd printje uitgedeeld, van den uitgever Kühlen te M. Gladbach. Van weinig beteekenis. Merken we toch op dat het gewaad van de heilige geheel bruin is van verwe, met uitzondering van 't scapulier dat, zooals te Beveren, wit is. Blijkbaar een verwarring met de historische witte hoofddoek en mantel. | |
3. Sint-Salvatorskerk te Brugge.Hier bewaart men de Manteletum, mantel of ‘manteline’, elders nog gezegd tunica van Sinte Brigida, een groot vierkant stuk Stoffe (0,54 m. × 0,61 m.). Het weefsel is met opstaande, gekrulde draden, die doen denken aan een schaapsvacht. Rond den Heerd beschrijft de relikwie als volgt: ‘Een ruwhairde wollen geweefsel... peersch of liever roodwendig van verwen, met een aannaaisel al den eenen kant van blauw lijnwaad, al den anderen kant can groene lijnen voeringe.’Ga naar voetnoot(2) De relikwie komt uit de Sint-Donaaskerk en wordt vermeld in den oudst bekenden inventaris van 't jaar 1347Ga naar voetnoot(3); hooger kunnen we niet opklimmen. Hoe is | |
[pagina 41]
| |
die merkwaardige relikwie van de Iersche heilige naar Vlaanderen verhuisd? Hieromtrent kunnen we slechts gissingen maken. Men veronderstelt dat ze aan de Brugsche kerk werd geschonken door GunhildeGa naar voetnoot(1), zuster van den laatsten Angelsaksischen koning Harold. Na den slag te Hastings week Gunhilde naar Vlaanderen uit; ze stierf te Brugge in 1087, en werd begraven in de pandgang van Sint-Donaas. Aan deze kerk had ze, bij uiterste wilsbeschikking, tal van kostbaarheden en heiligdommen overgemaaktGa naar voetnoot(2). Was de mantel onder deze heiligdommen? De eeredienst van S. Brigida was in Engeland zeer bloeiend en een zoo aanzienlijke relikwie zal zeker niet in gewone handen berust hebben. Dat ze in 't bezit zou geweest zijn van een koningsdochter is goed begrijpelijk, maar niets in de oude oorkonden verwijst naar Gunhilde. De herkomst, via de Angelsaksische prinses, blijft dus een bloote mogelijkheidGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 42]
| |
In Sint-Donaas vinden we een vereering van S. Brigida. Het eigen brevier (1520) viert haar feest op 1 Februari met negen eigen lessen. Dit eigen brevier verviel met het invoeren van het Romeinsch brevier, waarbij men voegde de Festa Propria Ecclesiae Cathedralis S. Donatiani Brugensis (1638). Er is hier geen vermelding meer gemaakt van Brigida-viering, daar de datum - 1 Februari - in den Romeinschen kalender bezet was door het feest van Sint-Ignaas martelaar. Alleen vinden we, in den Catalogus Reliquiarum die bij de Festa propria aansluit, een uitdrukkelijke vermelding van de Tunica S. Brigidae Virginis (bl. 84). Maar in de latere uitgave van het Brugsche Proprium (1736) is het verzuim hersteld: S. Brigida krijgt, op 1 Februari, een gedachtenis met een negende les getrokken ‘ex Surio, Lippeloo, Bollando’, en waarvan het slot luidt: ‘Naar uitwijzen van een oude traditie, wordt het kleed dezer heilige in de kathedraal te Brugge met eerbied bewaard’Ga naar voetnoot(1). In Sint-Donaas werd de relikwie op 1 Februari uitgesteld op 't hoogaltaar, aan den voet van 't kruis. In 1624 kwam er een verzoekschrift van de Brigitinnessen te Atrecht om in bezit gesteld te worden van den mantel ‘van haar heilige stichteres’. De kanunniken oordeelden, dat, alle andere beschouwingen onverlet gelaten, het verzoek niet ontvankelijk was, daar de Brugsche relikwie niet was van S. Birgitta van Zweden, zooals de zusters veronderstelden, maar van S. Brigida van Ierland.Ga naar voetnoot(2) | |
[pagina 43]
| |
De laatste uitstelling onzer relikwie in Sint-Donaas gebeurde in 1794. Tijdens de Fransche Revolutie werd ze gered door kanunnik Leonard Arents, die ze, in 1807, met instemming van zijn nog overlevende confraters, overmaakte aan Mr Joseph van Heurne de Schiervelde. Als voorwaarden werden gesteld: 10 dat de relikwie zou blijven zooals ze was, zonder verdeelen of veranderen; 20 dat ze met eerbied zou bewaard worden; 30 dat ze bij een gebeurlijke herinrichting van een kathedraal te Brugge aan deze kerk zou overgaan; 40 dat ze nooit in niet-katholieke handen zou komen. Mr van Heurne beloofde dit alles, en, daar hij kerkmeester was van Sint-Salvators, schonk hij de relikwie aan deze kerk onder de vier boven vermelde voorwaarden. Hij deed er nog een vijfde bij, nl., dat men jaarlijks. op 1 Februari, de relikwie zou uitstellen, op het hoogaltaar, zooals het de gewoonte geweest was in Sint-Donaas. Van dit alles maakte kanunnik de Molo een notarieel verslag op, thans in het archief der kerk bewaard. Van 1807 tot 1864 valt er niets aan te stippen. In 1864 gaat de mantel naar de Tentoonstelling te Mechelen en Weale geeft er een nauwkeurige beschrijving van: weefsel en borduurwerk der jaren 1300! En Brigida leefde in de jaren 500! Een buitenkansje voor zekere wetenschappelijke mannen uit een bepaalden hoek. Herrie is er wel een beetje geweest, maar 't koelde zonder blazen, toen, in 1866, Mgr Bock het veertiendeeuwsch weefsel opensneed en de relikwie te voorschijn haalde. Het stuk is in de laatste jaren herhaaldelijk door deskundigen onderzocht, o.m. door specialisten van het Museum (Cinquantenaire) te Brussel en, in 1938, door leden van de Wetenschappelijke Academie te Dublin. De besluiten zijn eensluidend: het weefsel kan gemakkelijk tot S. Brigida's tijd opklimmen. Sedert de relikwie teruggevonden was, wilde men ze zichtbaar bewaren, onder glas. De Engelsche architekt Brangwyn, destijds te Brugge gevestigd, maakte het ontwerp voor een nieuw schrijn: een soort drieluik, | |
[pagina 44]
| |
waarvan het middenstuk de relikwie bevat, neo-gotiek van stijl met nog een Engelsch kleurtje, iets dat maar half geslaagd was. In 1868 werd kanunnik - de latere Mgr - Felix Bethune gelast de zaken wat te verbeteren door een passende beschildering; het viel echter verkeerd uit, in zoover dat men de jaarlijksche uitstelling op 1 Februari afschafte, wat nochtans tegen de uitdrukkelijke voorwaarden der schenking isGa naar voetnoot(1). 't Is maar sedert de laatste vijf, zes jaar dat men S. Brigida's relikwie opnieuw uitstelt onder de kapittelmis, op 1 Februari. Van volksvereering is er jammer genoeg geen spoor. Er zijn weinig kerken in Westvlaanderen waar men meer oude en schoone volksdevoties een zachten dood liet sterven dan in Sint-Salvators. (Slot volgt). M. English. |
|