Biekorf. Jaargang 45
(1939)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Het Duivemelken en de Duivekeeten van 't verleden.Gelijk de verweerde windmolens, zoo staan de duivekeeten in het Vlaamsche landschap als stomme getuigen van de grondige wijziging die de landbouw in den loop onzer geschiedenis onderging. In het Land van Nevele, op het oude leen van Mere te Vosselare, staat een sierlijke duivekeet omringd met water. Te Astene in de Parijsstraat verheft zich een duivekeet in torenvorm, evenals te Asper, waar een ronde Romaansche duivetoren op een hoeve prijkt. In het Brugsche staan duivekeeten te Assebroek, te Oostkamp-Campveld op de hofstede van Edward Van Hee; in 't Meetjesland te Bellem langs den weg van Bellem naar Hansbeke, kruiskalsijde Ursel, te Aalter in 't Vogelpark, en elders. Sommige inrijpoorten van hofsteden dragen nog een duifhuis, zooals t'Overmeersch te Machelen bij de Leie. Maar een der grootste en merkwaardigste duivetorens van het land is de Duivetoren van Loo.
De duiven waren inderdaad, van de XIIIe tot de XVIIIe eeuw, samen met het wild gevogelte, een belangrijk onderdeel van de nationale voedselvoorziening.Ga naar voetnoot(1) Het vlug kweeken en het feit dat ze haar voedsel vonden op akker- en kouterland, maakten van de duif een zeer winstgevende belegging. Het duifhuis of duivekeet, zooals wij ze kennen uit de thans nog bewaard gebleven gebouwen, was opgetrokken om er 200 tot 1200 koppels te laten in nesten, broeden en kweeken. Wanneer wij het aantal duivekeeten in het Graaf- | |
[pagina 260]
| |
schap Vlaanderen op ongeveer 2000 schatten, en weten dat elk dier gebouwen een gemiddelde van 600 hokken bevatte waarin een koppel duiven was gehuisvest, dan mag de duivestapel in de XVIe eeuw op ruim 2.400.000 stuks beraamd worden. Indien ieder van de 517 leenen van het Prinselijk Leenhof van den Burg van Brugge één duivekeet bezat, dan vlogen in het Brugsche Vrije nagenoeg 620.000 duiven rond en kan men zich
De Zeventorretjes, Assebroek.
Foto P. Muylle, Brugge. voorstellen met welke kwade duiveplaag de Vlaamsche boer in vroeger dagen te kampen had. Het duivemelken naar oude wijze is echter aan het kwijnen gegaan om staathuishoudkundige redenen, wanneer het vast stond dat de bate van de duiven niet in verhouding bleek tot het verlies dat aan graan en aan zaad werd berokkend.
De duif is een vogel die steeds in ruime mate de belangstelling van den mensch heeft gaande gemaakt en het duivemelken is dan ook een teelt die tot de oudste tijden behoorde. ‘Columbarum amore insaniunt multi,’ schreef | |
[pagina 261]
| |
PliniusGa naar voetnoot(1); de Middeleeuwen deelden die meening met hem en ook tot op onze dagen worden onze prijsduivenmelkers met de naam van duivezot bestempeld. In het Oosten was de duif het zinnebeeld van het water bij de Schepping. In het Zondvloed-verhaal vertegenwoordigt de duif de temme vogels, terwijl de rave voor de wilde vogels optreedt. De Joden hingen duivevlerken als geluksteekenen aan den huisgevel. Wegens haar bevalligheid en haar vruchtbaarheid werd ze, bij de Grieken, de vogel van Aphrodite (Venus). In de Christelijke kunst was ze het zinnebeeld van de ziel, later van de Apostelen, van den H. Geest, voorts van de echtelijke liefde en de eendracht, en ze diende ook als attribuut van sommige heiligen. De geleerden der Oudheid stellen ongemeen belang in het leven der duiven. Aristoteles zegt dat ze een krop heeft waarin ze den verschen kost bewaart, en Galenos vertelt dat ze geen galblaas heeft. Hij onderscheidt de zachte stem der duivin van het zwaar gekor van den duiver, en zegt dat ze bij 't paren de bekken samenbrengen en dat de oude, bij 't paren, altijd beginnen met te trekkebekken. Varro meldt dat ze om de dertig of veertig dagen ontvangen, leggen, broeden en kweeken,Ga naar voetnoot(2) en dat te zijnen tijde duivekeeten (columbaria) met een bevolking van 5.000 stuks bestonden. In de letterkunde wordt de duif bezongen op even duchtige wijze als nachtegaal en zwaluw. De duivekweek met winstbejag dateert uit de tijden van Rome, want zoo Terentius Varro in zijn ‘De Re Rustica’, in de Ie eeuw, een kapittel schreef over ‘Duiven voor plezier en voor profijt’, bewees hij een | |
[pagina 262]
| |
voortreffelijk duivemelker te zijn, die zijn stiel door en door kende. Op het Noordeinde van de Kharga Oasis in Egypte staat thans nog een Romeinsch columbarium dat bewijst hoe dit land - nu een woestenij - weleer, vóór twee duizend jaar, een centrum van akkerbouw geweest isGa naar voetnoot(1).
Vele schrijvers roemen de duif wegens de snelheid van haar vlucht en haar trouw tot haar woning. T'allen tijde werd ze daarom tot bode gebruikt en in den wereldoorlog 1914-18 werden hare diensten zeer op prijs gesteld. In Whitehall te Londen staat in het ‘United Service Museum’ de roemvolle duif van Meenen die in October 1917 een bericht moest dragen van de vechtlijn naar het hoofdkwartier om 3 uur namiddag. Een kogel trof haar, brak haar een poot en dreef het briefbuisje in haar lijf. Ze kwam laat in den avond thuis, gaf haar bericht af en stierf om elf uur van den daarop volgenden morgen. De Engelsche oorlogsduif ‘Cher Ami’ staat in een Museum te Washington, om hare diensten bewezen in 1918 aan het ‘omsingelde’ Amerikaansche bataljon in het Argonnenwoud. Hoewel de duiven dikwijls brieven brachten uit de vooruitgeschoven stellingen op de vuurlijn, toch droegen ze 95 ten honderd van de haar toevertrouwde tijdingen naar de plaats van bestemmingGa naar voetnoot(2). De Franschen schonken de veteranen-duivenbrief-dragers van Verdun gouden pootringen en richtten een gedenkteeken op tot hulde aan de gevleugelde helden van den wereldoorlog. Overal wordt de oorlogspostduif in eere gehouden en ook ons land, waar nagenoeg in elk dorp een of meer duivebonden bestaan, heeft zijn duivestandbeeld. En nog heden wordt, in ons leger, de duivenpostdienst naar waarde geschat. | |
[pagina 263]
| |
Het duivespel der prijsvluchten, is in het Vlaamsche land, het volksche spel bij uitnemendheid, en dat vroede duivepieten hun drift tot dit spel maar niet konden dooven, moge blijken uit het oude volksliedje: land, het volksche spel bij uitnemendheid, en dat vroede duivepieten hun drift tot dit spel maar niet konden dooven, moge blijken uit het oude volksliedje: ‘...en om zijn duiven te doen vliegen,
dierf hij wel zijn wijf bedriegen;
al om dat duivespel,’ (3 maal).
Een even hatelijke als barbaarsche tijdverpoozing - niet volksch en ook niet Vlaamsch - is het duiveschieten te Spa, door de rijke badhuisgasten aldaar nog t'elken seizoene beoefend, ten koste van het leven der oude duiven...
Het hoeft geen betoog dat het gebruik der duiven als voedsel in alle tijden hoog gewaardeerd werd. Zij worden door Hippocrates tegen de leverziekte geprezen en tegen het verzwakken der krachten na een langdurige ziekte. Die van Pegu, zegt Dr. Grausius in zijn ‘Beschrijving van de Natuur der Vogelen’Ga naar voetnoot(1) zijn er zoo op verlekkerd dat ze die ‘den vreemdeling somtijds niet verkoopen en willen’. De wilde duiven, gekookt zijnde, zijn krachtiger dan de tamme gebraden; de jonge worden beter geacht dan de oude. Die van de Lente beter dan die van den Zomer en van den Herfst, hoewel deze beter graan eten. Zoo beweert Dr. Grausius. Varro zegt dat ze te zijnen tijde tweehonderd penningen het koppel golden, en als ze schoon waren, voor duizend sestertiën verkocht werden. De keukenrekeningen van den adel wijzen, vanaf de XIIIe eeuw, op een ruim gebruik van duiven in de keuken; zij bezetten een eereplaats op de dagelijksche gerechten. Vooral de jonge duiven worden geprezen, en heden ten dage is het bij den eerlijken poeldenier regel dat het jong niet ouder mag zijn dan zes weken om onder | |
[pagina 264]
| |
de jongen geteld te worden, omdat de pennen van den vederslag nog niet ver gegroeid zitten: zoodat de duif, voor jong verkocht, nog niet mag uitgevlogen hebben.
Indien het voor eenieder van zelf spreekt, dat de duif als smakelijk en krachtig voedsel in aanzien stond, is het nochtans minder bekend dat ze in de geneeskunde onzer voorouders een gewichtige rol speelde. Van haar gebruik als geneesmiddel worden dan ook velerlei dingen verhaald, maar wij laten hier liever voorgenoemden Dr. Grausius aan het woord: ‘Omdat ze heet van maag zijn, breken zij, geëten zijnde, den steen. Cardanus verhaalt dat de paarlen er in gesmolten worden. Wij hebben uit de geheimnissen van de Egyptenaren verstaan, dat die gestadig van haar vleesch eten om met geen pestige ziekten bevangen worden. De reuk van de wilde in de lucht uitgeasemd, belet de lammigheid en de vallende ziekte, indien wij Villanovanus en Abenzoar gelooven. Dat de hersenen kracht hebben om blindheid te verwekken, vrees ik of 't niet valsch is. Haar bloed belet het bloed dat uit de hersenvliezen vloeit en is goed voor het star der oogen. Tot de lepe oogen wordt het wel gebruikt. In de mannetjes is het krachtiger. Hierocles mengt hetzelve in een geneesmiddel tegen de koude pis der paarden. Het wordt geprezen tegen de scherpe pis. De jonge vederen met brandnetels geroosterd, verzachten de pijn van 't voet-evel. * * * Zoo de duif in alle tijden en in alle gewesten een | |
[pagina *3]
| |
De Duivetoren van Asper.
Schilderij van Jules Boulez, Kunstschilder, Oudenaarde. | |
[pagina 265]
| |
geliefkoosde vogel is geweest, was hij, ook in Vlaanderen, een vogel bestemd voor den kweek. In de Middeleeuwen behoorde het houden van duiven tot de heerlijke rechten voortvloeiend uit het bezit van de heerlijkheid, d.z. de heerlijke rechten die met het leen medegingen, zooals het marktrecht, het jachtrecht, het vischrecht, de ‘vogelrie’, de ‘zwanerie’ en andere rechten meer. De duivekeet of duifhuis (Kiliaan), (lat. Columbarium) was een rond of vierkant gebouw, met gaten op geheel de hoogte, opgericht tot schuil- en kweekplaats van duiven. De duivekeeten in Vlaanderen hebben verschillende vormen, van de Romaansche ronde, de Gothische vierkante tot de XVIIe eeuwsche zes- en achthoekige, maar het princiep blijft overal het zelfde: een toren met kleine gaten bij de spits, een sterke voordeur tegen diefstal, en de binnenruimte voorzien van tal van boven- en neven elkaar gemetselde hokken voor het plaatsen van de nesten. Een merkwaardig voorbeeld van duivekeet is de reeds gemelde Duivetoren van Loo, gebouwd in 1710 in achthoekigen vorm en in twee verdiepingen verdeeld. Het gelijkvloers is twee meter hoog en de plaats voorbehouden tot het kweeken van duiven is 6 M. 87 hoog. Er bevinden zich in den toren 1170 duivenesten van 20 cm. hoogte, 16 cm. breedte en 34 cm. diepte. Rond een paal draaien ladders waarmede de nesten te bereiken waren door den duivemelker, hetzij om toezicht te houden, hetzij om de jongen te rooven.Ga naar voetnoot(1) Een andere duivetoren van belang is de Gothische toren van 's Heer Boudewijnsburg ‘De Zeventorretjes’ te Assebroek, die 800 nesten bevatten kon.Ga naar voetnoot(2) De 59 thans nog bestaande duivekeeten in het | |
[pagina 266]
| |
Graafschap Essex bevatten plaats telkens voor 200 tot 1500 nestenGa naar voetnoot(1).
Door haar verhevenheid was de duivekeet een teeken van grootheid en van superioriteitGa naar voetnoot(2). Het stoffelijk voordeel bestond in het houden van duiven die gevoederd werden tot schade van de omliggende akkers. De heer kon echter den pachter, mits wederdienst zijnerzijds, het bouwen van een duifhuis vergunnen. Sommige arresten meenen dat dit recht gemeen was aan heer en vazal. Anderen zijn van oordeel dat de heer het oprichten van duivekeeten iederen hoorigen verhinderen kon. De gemeene man, zonder heerlijkheid noch rechtsmacht, mocht geen duivekeet houden of bouwen, hetzij in torenvorm, of met kanteelen, windwijzers en weerhanen of andere heerlijke teekenen daarop. Als een aloud voorrecht behoorde het bezit van een duifhuis alleen de geestelijkheid en den adel. Nochtans wordt tegenstrijdig beding in de pachtakte voorzien, die het houden van een duivekeet bepaalt en er de bate van regelt tusschen heer en boer, van af het begin der XVe eeuw: ‘...ende van de haten van den duufhuuse sal Jan de heelt hebben ende de pachter dander heelt, dies sal de pachter de duven voeden ende coernen’ (koorn geven)Ga naar voetnoot(3). Te Scheldevelde bij Gent heeft de pachter ‘d'heelft van den jongen duven ende den almoesenier (van Sint Pieters) dander heelft, dies moetse de pachter coerne in den winter’. Te Eeke wordt overeengekomen dat de pachter recht | |
[pagina 267]
| |
heeft op de helft der jongen omdat hij immers al den duivenmest kosteloos in zijn bezit krijgt, ‘...dheelft der jonghe duven die jaerlicx in 't duufhuus Vallen ende de pachters behouden dmes gheel, daeromme moeten sy se voeden’. Te Deurle zijn de heeren vrijgeviger dan in het bijliggende Eeke: ‘...dies so sal hy (de pachter) hebben de bate van de duven’, maar toen de eigenaar op het goed terug was, kreeg hij de helft. In 1590 was te Loochristy het neerhof gepacht door Pieter van Loo, ‘mits 16 pond gr., een vet kalf, en de heelft van de duven op de keete, elck jaer.’Ga naar voetnoot(1)
Duivetorens stonden op de hoeven der abdijen en der kloostergemeenten. In Engeland waren tot rond het einde der XVIe eeuw duivekeeten ingericht op de torens der kerken. Thans nog huizen talrijke duiven in de torens der Londensche kerken. De proost van de Sint Pietersabdij hield een duifhuis op een der Gentsche stadspoortenGa naar voetnoot(2). Te Melle stond een duifhuis op de nevengebouwen van een zomerhuis: ‘...een casteelken ofte huys van playsance, met syn gemetst circuit, consisterende in twee steenen duyvekeeten, remisen van coetsen, enz,’Ga naar voetnoot(3). Te Doornzeele stond het duifhuis van het klooster op een geschikte plaats, namelijk in ‘het heluyck van het clooster, binnen de wallen, met een woonhuys, poorte, schuere ende duyvekeete daerop staendeGa naar voetnoot(4). Dat naar Vlaamsche geplogendheid het duifhuis den leene behoorde en het volgde, blijkt uit tal van bescheidenGa naar voetnoot(5): ‘Die poorte metter dueren, also si gestaen es en het duufhuus, ende de duven die uute ende in vlieghende; maer | |
[pagina 268]
| |
waeren er jongen in die niet en consten vlieghen die waeren catheile.’Ga naar voetnoot(1) Evenzoo in het Land van Waas: ‘d'oudste neemt ende behout t'hemwaerts van de voorseyde hooft-leenen 't opperhuus, mette wal-brugghe, poorte, ende duyvekeete, oft daer geen wal-brugghe en is, het beste roockhuys metter poorte ende duyvekeete mitsgaders den schauboom.’Ga naar voetnoot(2) Elke heer had zijn duivekeet en overal werd het houden van duiven een geesel die bittere klachten deed oprijzen, zoodat beperkingsmaatregelen niet konden uitblijven. Daarom werd het bouwen van duifhuizen geregeld en werd verordend dat de overtollige keeten zouden verdwijnen. De ordonnancie van 24 December 1612 gebood: ‘...aen alle deghone die niet en besitten 20 bunderen lands deselve coten binnen veertien daghen naer de publicatie af te breken en te weren’Ga naar voetnoot(3). In Bretanje was verbod uitgevaardigd duivekeeten te houden indien deze niet van overouds waren opgericht, indien geen leen van minstens 300 dagwand het woonhuis omringde; - en niemand had het recht voortaan nog een duifhuis te bouwen, zelfs op voornoemde uitgestrektheid gronds, indien hij niet tot den adel behoordeGa naar voetnoot(4). Dit voorbeeld werd weldra in Vlaanderen gevolgd. Blijkbaar had de maatregel, strekkende tot het doen afbreken van de overtollige duivekeeten in 't jaar voordien, weinig uitslag opgeleverd en waren weinigen tot het slopen ervan overgegaan, want het volgende jaar luidde het: ‘..ende om datter daghelicx verscheiden clachten vallen, ter oorsaecke van de duyffcoten | |
[pagina 269]
| |
wy hebhen verboden dat niemand duyffcoten oft veldtcladden en houwe, tensy hy drie bunderen winnende landt ter vooren hehhe in eygendom oft in huerynghe.. ten waere hy door immemoriale possessie recht vercreghen hadde van een duyffcot te stellen’Ga naar voetnoot(1). De ordonnancie van 31 Augusti 1613 verbood het houden van duivekeeten indien geen 3 bunder zaailand in eigendom of in pacht waren. Te leper werd bedongen dat ‘niemand voirdan duufhuusen houden sal, hy ne hebbe veertigh ghemeten sayende land; op boete van X ponden par.Ga naar voetnoot(2) En naderhand werd in dezelfde stad besloten dat wie 40 gemeten land bezat in pacht of in eigendom, maar recht had op het houden van 3 koppels. Te Cassel gaven 20 gemet recht op het houden van 12 koppels.Ga naar voetnoot(3) De politieke ordonnancie van het Brugsche Vrije schrijft 30 gemet voor.Ga naar voetnoot(4) Al vroeg was het den molenaars, om gemakkelijk te gissen redenen, verboden duiven te houden want ‘noch eest voerwoerde dat die moldere egeen duven noch wilde duven, noch wilde noch tamme, houden en zal mogen in geender manieren’, zegt een schepenakte van Beerse in 1555.Ga naar voetnoot(5) In Duitschland wordt ook bepaald wie duiven mag houden en hoeveel duiven, en 't oordeel luidt; ‘so manch Pferd so einer hat an dem Acker gehen, als viel paar tuben mag einer halten, helt aber einer tuben, der kein Pferd hat, der ste sein ebenture, als (oh es) die herrn liden’.Ga naar voetnoot(6) | |
[pagina 270]
| |
Tevens wordt bevestigd dat wie duiven houden mocht, deze ook het daaruit voortvloeiende recht had een duivekeet te bouwen, echter zonder ‘Schlingen, Schleiffen oder Rückbreter’.Ga naar voetnoot(1) De ordonnancie van 1613 verbood duiven te vangen met netten of duiven te schieten met bussen of eenig ander schiettuig, en het edict betreffende het dragen van wapens behelst het dragen van ‘hussen, cleene roerkens ofte pistoletten die men noemt in 't fransoys, bidets ofte muchoirs. ende andere vierstocken’.Ga naar voetnoot(2) De verordeningen werden toegespitst maar de twistvragen duurden voort, eenerzijds uitgelokt door de klachten van de boeren en anderzijds vanwege de middelen die de bevoorrechten beraamden om hun duiven te beschermen tegen de netten en de vuurwapens van den pachter, op wiens land de ‘heerlyke’ duiven zooveel schade toebrachten. Als gevolg van de uitbeelding der droeve werkelijkheid vervat in de ‘cahiers’ welke de afgevaardigden van de Fransche Staten-generaal naar voren brachten om ze aan de welwillende aandacht van den koning te onderwerpen, en naar aanleiding van den ‘boerenterreur’, schafte het decreet van 4 Augusti 1789 het voorrecht der ‘veldtcladden’ en duivekeeten afGa naar voetnoot(3), namelijk in de nachtzitting van de Constituante van 4 op 5 Augusti - de Nacht der Privilegiën - toen de Fransche boeren van deze middeleeuwsche hoorigheid werden bevrijd. Het Belgische Wetboek regelt den eigendom der duiven wanneer zij onroerend zijn (art. 524) en bepaalt aan wien de duiven, die naar een andere keet overgaan, toebehooren (art. 564). | |
[pagina 271]
| |
Het duivemelken naar oude wijze is uitgestorven en de boeren zijn er zonder twijfel dankbaar om. De beker der ellende was boordevol bij 't afschaffen van de duivekeeten, want toen de boer een duivekeet van den heer te onderhouden had - naast al de andere te duchten dienstbaarheden - werd hem het leven zeker ondraaglijk, daar het geheim van een voormaligen bloei der duivekeeten alleen ligt in het feit dat de duiven van den heer niet gevoederd werden te zijnen laste, maar ze haar eten op den akker zochten des zomers en ze ‘gekoornd’ werden in den winter, in beide gevallen ten koste van anderen. G.P. Baert. | |
Vraag.Zijn er onder de lezers van ‘Biekorf’ die, elders nog dan in bovenaangehaalde plaatsen, duivekeeten, duifhuizen of duivetorens weten staan? Dank voor opgave. G.P.B. |
|