Biekorf. Jaargang 43
(1937)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
I. Rond Sint-Elooi hooren we de kinderen op straat zingen:- ‘En Sinte Looi is nog niet dood - En hij komt maar eenen keer op een jaar a luwee Santee (bis) - ‘En Sinte Looi is nog niet dood - En pakt een stok en slaat hem dood a luwee Santee (bis) | |
II. Van Sinte Maarten, die nog immer een gevierde Heilige is voor de volkskinderen, hoorden we meer dan een variante.a) ‘Sinte Maarten avond
De torre ga' mee naar Gent
En als mijn moeder koeken bakt
'k zitten zo' geerne omtrent
(ofwel: Hij eet zoo geern krent)
Stok vier, maak vier
Wanneer komt Sinte Maarten hier?
t' avond late
We zetten hem in een hoeksje
We geven hem daar een koeksje
We zetten hem onder tafele
We geven hem daar een wafele
We zetten hem onder den trap
En we geven hem een schip
Onder zijn gat, da' hij kwakt!’
b) Een tweede variante verschilt van die eerste lezing alleen door de laatste versjes. .............
Ik zit al onder den zoldertrap
En krijge daar een scheutel pap.
c) De derde variante vervolgt na de vier eerste versjes: ...............
Maak vier, stok vier
Sinte Maarten komt alhier
met zijn bloote armen
| |
[pagina 309]
| |
Hij vraagt hem een beetje te warmen
Warme, warme viertje
't Is tijd van Sinte Liertje
't Is tijd van Sinte La
Eet uw buik vol zoete pap.
d) Een ander refreintje van Sinte Maarten dat ook nog veel gezongen wordt. Vgl. RdH. XIV, bl. 364. - ‘Sinte Maarten Bietebouw
Hij eet zoo geern' krent
Krent gestoofd met rapen
En als hij buiten de poorten komt
Hij liet zijn hondje gapen
Sinte Maarten loop maar
Loop maar al de poorten in
al jen asem uit voor ik.
e) Van dat tweede Sint Maartensdeuntje bestaat er ook nog een andere lezing. - ‘Sinte Maarten Bietebouw
Hij eet zoo geern 'e str . nt
Str . nt gestoofd met rapen
Als hij buiten de poorte kwam
Hij deed zijn hondje gapen
Happe zei dat hondje
Mijn sterretje is van mijn kontje’
Deze twee laatste versjes hooren thuis bij een aftelrijmpje. Vgl. hierboven bl. 79. III. Van Sint Niklaas worden ongelooflijk veel liedjes op de school aangeleerd, en toch blijkt het, dat de kinderen thuis de voorkeur geven aan die oude mondeling overgeleverde Klaasliedjes. a) ‘Sint Niklaas den Heiligen man
Hij heeft zijn beste stampers 'an
Hij rijdt er meê naar Amsterdam
Van Amsterdam naar Spanje
Appeltjes van Oranje
Appeltjes van Kornee, Kornee
En hij brengt er een heele mande mee
Laat hem maar loopen
Van binnen in de goten
De goot is te nat
Kruipt in 't zwijntjes zijn eersgat’
| |
[pagina 310]
| |
Dan hebben we nog het alomgekende: b) ‘Moeder 'k heb Sinte Niklaas gezien
In de boomen, in de boomen
Moeder 'k heb Sinte Niklaas gezien
In de boomen zoo verre van hier.
En wat had hij al op zijn rik (rug)
Een zak met koeken, een zak met koeken
En wat had hij al op zijn rik
Een zak met koeken zoo groot of ik.
En hij deed zijn hoedjen af
Voor mijnheere, voor mijnheere
En hij deed zijn hoedjen af
Voor mijnheere en voor madam
Geef m'n dikke boterham.
Het volgende liedje wordt in enkele familie's gezongen: c) - ‘Sint Niklaas zal 't avond komen
Lekker en bong
Met zijn ezeltje zwaar gelaân
't Kan niet gaan
Kousen en schoen die staan te pronken
Al in den heerd
Als we t'avond komen te slapen
Komt er een peerd
Komt er een peerd met eenen grooten heiligen man
'k Ga zoo vele voor je lezen)
Breng maar bonbong Heilige man) bis
Voor een tiental jaren was Sint Niklaas van Tolentijn ook beter gekend dan nu door de kinderen. Wellicht is dit liedje aan 't verdwijnen. Zoo hebben wij het onlangs gehoord: - ‘Sint Niklaas van Tolentijn
Breng mij een schuitje met lekkere ding
En een schuitje met amandelbrood
We gaan 't al in ons koffertje slaan
Ons koffertje staat te verkoopen
Aan tien pond en half.
Mijn koetje en is geen kalf
Mijn peerdje en is geen zwijn
En 't ga morgen koetjes kermesse zijn
Van dat zwijn.
- Vgl. de liedjes verzameld in De Cock-Teirlinck, Kinderspel en Kinderlust VII, bl. 115 en 137 vv. Magda Cafmeyer. | |
[pagina 311]
| |
Berrewulf. - Vgl. hierboven bl. 236.Toen ik klein was, heb ik dikwijls (te Veurne) het spel van den Berrewulf meegespeeld. - Er zijn twee kampen: de schaper met zijn schaapjes en de berrewulf. Deze komt en vraagt: - Schapje, schapje rutututuut
waarom en lat-je je schapjes nie uut?
| |
Schaper antwoordt:- Ze zijn benauwd van den berrewulf!
B. - De berrewulf zit in 't riet,
E'n hoort noch e ziet.
Daarop jaagt de herder de schapen weg, die ontloopen al blaten ‘bê-bê’. De berrewulf overvalt ze en neemt ze mee. C.D. - Dit spel heet elders: Wolf en Schaap spelen (Antwerpen), Herderke-, en Scheperke- jagen (Oost-Vl.). De Coussemaker, Chants populaires (1856) n. CL, geeft een liedje op, hem uit Veurne toegezonden; de tekst luidt: ‘Schaepwachter, schaepwachter waerom
Laet gy uw schaepkens niet uyt?
- Zy zyn benauwd vanden ouden wulf.
- Den Bouwulf zit in het riet,
waer dat hy hoort noch en ziet.
- Al uyt, myn schaepkens, loopt uyt’.
V. | |
Stap- en loopliederen. - Aftelrijmen.Ziehier het stap- of looplied zooals het kinkt in de Leiestreek (zie Biekorf hierboven bl. 287, onder V van Magda Cafmeyer; en vgl. De Cock-Teirlinck, Kinderspel VII, 207 vv. en Teirlinck Zuidoostvl. Idioticon s.v. Een.) Een, breekt zijn been
Twee, zette 't aaneen
Dreie, springt in de Leie
Viere, pakt de liere
Veive, slaat de scheive
Zesse, gaat ter messe
Zeven, loopt er neven
Achte, gaat naar Bachte
Negen, loop heur tegen
en Tiene, loopt al ziene.
G.P.B. | |
[pagina 312]
| |
Te Deerlijk klinkt dit telliedje nog anders: Een, twee, drie
De koekebakkerie.
Viere, vijve, zesse
De koekebakkeresse.
Zeven, achte, negen
De koeken zijn gewegen.
Tiene, elve, twolve
De koeken zitten in den oven.
Een brak zijn teen.
Twee brak zijn been.
Drie brak zijne knie.
Viere ging naar Spiere.
Vijve ging naar Autrijve.
Zesse ging naar de messe.
Zeven stond te weven.
Achte stond te wachten.
Negen stond te wegen.
Tiene stond te ziene.
Elve stond te delven.
Twaalve boerke's koe moest kalven.
L. Defraeye. |
|