Biekorf. Jaargang 42
(1936)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||
[Nummer 1] | |||||||||
Strafbedevaarten uit Brugge.
| |||||||||
[pagina 2]
| |||||||||
Joos de Scoutheeten en Gillis Van Scoore, hun dorpsgenoot Jan Vanden Berghe erg beleedigd. De partijen kwamen naar de schepenkamer van het Vrije te Brugge en sloten er een zoendinc. De bepalingen van den soendincbrief (23 April 1433) waren de volgende: 1. Op den aanstaanden hoogdag van Sinksen zullen de drie mannen de hoogmis in de parochiekerk te Handzame bijwonen. Tusschen de offerande en de elevatie van de Mis zullen Joos en Gillis ‘blootshoofts’ naderen tot Jan vanden Berghe en overluid zeggen: ‘Krachtens het vonnis onlangs door den heer baljuw van Brugge en de burgemeesters en schepenen van het Vrije uitgesproken, zoo bidden wij u, Jan Vanden Berghe, dat gij ons wilt vergeven al hetgene wij u miszeid of misdaan mogen hebben.’ En Jan Vanden Berghe is hierbij gehouden hun vergiffenis te schenken. 2. Joos moet ‘ter eere’ van Jan Vanden Berghe doen ‘eene pelgrimage te Venegen’ [naar sint Marcus te Venetië] en daarenboven aan de kerk van Handzame een wassen keerse van zes pond schenken.Ga naar voetnoot(1) *** De vormelijkheid van de verzoening is in ons oude Vlaamsche strafrecht overgegaan. Eerherstelling, eereboete en bedevaart zijn de gewone bestanddeelen van de vonnissen door onze Vlaamsche schepenbanken wegens allerhande misdrijven uitgesproken. De eerherstelling werd in de stad zelf volbracht. De veroordeelde moest blootshoofds en ongegord voor de schepenen verschijnen en op zijn knieën om vergiffenis bidden. Daarna moest hij met een wassen toorts, somtijds ‘in zijn lijnwaad’, meegaan in de een of de andere processie en, tot slot, in eene bepaalde kerk Mis hooren en zijn keerse offeren. Daarbij kwam dikwijls een geldelijke boete, te storten ‘in beteringhe’ ten bate van de stad; soms ook een | |||||||||
[pagina 3]
| |||||||||
schadevergoeding uit te keeren aan het slachtoffer. Deze laatste bepaling werd dikwijls vervangen door den last van een zekere som ‘in almoesen’ uit te deelen. Ten slotte: de bedevaart. Het bijzonderste werk van onze schepenen was de toorts, de geldboete en de bedevaart in verhouding met het misdrijf af te wegen: een toorts van een of drie pond zuiver was, een geldboete van zooveel ponden Vlaamsche of Parijsche munt en een bedevaart naar naburige of verafgelegen oorden. Zoo bezitten wij lange lijsten, echte tarieven met de verschillende bedevaartsoorden, nl. van Oudenaarde (1338), Gent, Aalst, Dendermonde en Leuven (1484). De strafbedevaart kon, vanaf de 14e eeuw, tegen een vast tarief afgekocht worden. Hoe werd de strafbedevaart uitgevoerd? De veroordeelde moest eerst zweren de bedevaart te zullen volbrengen, daarbij soms een borgsom storten. Het gebeurde dat de bedevaarder de gemeente vóór zonsondergang en het graafschap Vlaanderen binnen de drie dagen moest ruimen. Meestal mochten de gestraften van een gemeente op bepaalde tijdstippen van 't jaar te zamen vertrekken. Zij kwamen bijeen in de parochiekerk, ontvingen er staf en palster, kenteekens van den pelgrim, en het gezelschap trok de stadspoorten uit. Van hun gemeente kregen zij een geleibrief mede om overal ongehinderd te kunnen reizen, in de gasthuizen toegang te vinden en ook om, waar 't noodig was, in den vreemde te arbeiden voor hun eigen onderhoud. In het aangewezen bedevaartsoord moest de gestrafte het heiligdom bezoeken en een bepaalde penitentie volbrengen. Hij verkreeg aldaar een getuigschrift van zijn bezoek; dit moest hij, bij zijn thuiskomst, aan den griffier van zijn gemeente overhandigen. Soms werden voor hetzelfde misdrijf twee verschillende bedevaarten opgelegd.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||
[pagina 4]
| |||||||||
Een zware straf, die ook als bedevaart mag beschouwd worden, was de verbanning voor tien of twintig jaar naar een der groote eilanden van de Middellandsche Zee. *** Op het Stadsarchief van Brugge hebben we eenige oude registers van de Vierschaar doorsnuisterd, van tusschen de jaren 1490 en 1550. Wij teekenden daaruit een zestigtal strafbedevaarten aan. De Brugsche schepenen zonden de gestraften naar de volgende heiligdommen:
Onze aanteekeningen volgen hieronder: onder den naam der verschillende bedevaartplaatsen schikken we de namen en het misdrijf der gestraften, met den datum van 't vonnis en het blad der zes registers van Civile Sententiën die we doorloopen hebben: I. 1490-1492. - II. 1520-1528. - III. 1528-1534. - IV. 1534-1540. - V. 1540-1545. - VI. 1545-1550. | |||||||||
a. Naar O.L. Vrouw te Aarschot.1. Clays Oostrelin, wegens aanslag op minderjarigen. 10 December 1523, f. 208. 2. Vincentyne, echtgenoote van Gheleyn Struwe, waardin van de herberg Vlaanderen: wegens zedeloos bedrijf. 23 Oogst 1524, f. 253. | |||||||||
[pagina 5]
| |||||||||
b. Naar O.L. Vrouw te Boulogne.3. Centyne, weduwe van Guilliaume Heaume, wegens zedeloos bedrijf. 11 Oogst 1530, f. 162. | |||||||||
c. Naar Sint-Jacob te Compostella.4. Adriaen van Eeghene, ‘gheseit Adriaen metter Snede’ en Ghysebrecht de Smicht, hadden een persoon onwettelijk aangehouden, bewerende dat het een Franschman was: Adriaen moest in bedevaart gaan naar Compostella en Ghysebrecht naar Rome. 1 Juli 1522, f. 98. 5. Cornelis de Cupere, gheseit Steyaert, Cornelis Paes, Joos en Loys Goossins hadden zich schuldig gemaakt aan straatschenderij (inbraak in huizen en aanval op personen). Joos Goossins moest in bedevaart gaan naar Compostella, Cornelis de Cupere naar Rome, terwijl Cornelis Paes uit Vlaanderen gebannen werd. 20 November 1535, f. 82. | |||||||||
d. Naar Sint-Adriaan te Geeraardsbergen.6. Gregooris Goecoop, kolfdrager (gerechtsdienaar) omdat hij met tuischers omging en in overspel leefde. 16 Sept. 1523, f. 192. 7. Katelyne, weduwe van Michiel de Quynckere, Margriete weduwe van Jan Eerboorts, en Michiel de Quinckere zoon, hadden omtrent 1300 of 1400 ponden groote gestolen in het sterfhuis van Jan Cauwe. Michiel moest in bedevaart gaan naar Geeraardsbergen, zijn moeder naar Wilsnack en Margriete naar Keulen. 20 Maart 1532, f. 281. | |||||||||
e. Naar de Drie Koningen te Keulen.8. Simoen Danckaert, timmerman, om in oneenigheid te leven met een ander persoon van zijn ambacht. 20 Dec. 1491, f. 103 v. 9. Jacob de Scapere, lakenwever, was in opstand gekomen tegen den deken en een vinder van de groote Rame. 22 Maart 1521, f. 31. 10. Gillis Meeus, geseit Scoon Gille, had een persoon aangevallen langs den Steenhouwersdijk. 24 Juli 1521, f. 48. 11. Charles Abbout had ruzie gemaakt in zijn ambacht. 30 Oogst 1521, f. 53. | |||||||||
[pagina 6]
| |||||||||
12. Jan de Manghelare, verwaarloosde zijn werk en overlaadde zijne medegezellen met smaadwoorden. 31 Oogst 1521, f. 61. 13. Dieric de Varwere, leefde in overspel en was in opstand gekomen tegen een poortwachter. 7 Oogst 1522, f. 106 v. 14. Steven vanden Houtte en Donaes van Ackere, schadebeletters, hadden hun dienst verzuimd. Steven moest in bedevaart gaan naar Keulen en Donaas naar Rome. 19 Dec. 1522, f. 135 v.Ga naar voetnoot(1). 15. Lysbette 't wyf van Passchier Willaert, vroedvrouw, en Marie, 't wyf van Gillis van Male, hadden een kind verwisseld. Ze moesten eerst 3 jaar binnen de stad blijven en daarna in bedevaart gaan naar Keulen. 14 Maart 1523, f. 148 v. 16. Gillis Ridchaert, omdat hij in overspel leefde. 10 Juni 1523, f. 170 v. 17. Michiel Caseman, wegens opstand tegen den burgemeester en twee schadebeletters. 27 Oogst 1523, f. 190. 18. Joos Aernouts, kolfdrager, maakte misbruik van zijn macht, ging om met tuischers en leefde in overspel. 16 Sept. 1523, f. 191 v. 19. Antheunis Gheilliaert, was in opstand gekomen tegen een kolfdrager. 23 Dec. 1523, f. 209. 20. Joos Chaerles, barbier, Malin Aernouts, timmerman, Requier vander Plancke, lakenwever, en Zeghere Mergaert, kousenmaker, hadden een gevangene verlost uit de handen van twee schadebeletters; deze gevangene was op het gewijd gebied van de St-Donaaskerk gevlucht. 16 Mei 1526, f. 339 v. 21. Thomas Haghebaert, vrije vischverkooper, had met zijn broeder Jan, den visch opgekocht om den prijs ervan te doen stijgen en daarenboven den deken van zijn ambacht met smaadwoorden bejegend. 14 April 1527, f. 412. 22. Simoen Puneel, was zijn schoonvader te lijve gegaan binst een proces voor de rechtbank. 30 Juli 1528, f. 497. | |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
23. Jacob Reynaert, stedegarsoen, sloeg zijn ambtsgenoot op het stadhuis. 5 Februari 1529, f. 20. 24. Franchoys Ruebins, smid, bracht zijn gebuur een bloedende wonde toe, en beleedigde den burgemeester van den corpse. 21 Oogst 1529, f. 80 v. 25. Adriaen Coenraet, wegens het smaden en het slaan van een gezworen klerk op het stadhuis. 12 Maart 1530, f. 113. 26. Lysbette, weduwe van Heindric van Reckelynchuuze, gheseit Hollandsche Bette, hield bordeel en leefde in ontucht. 5 Oogst 1530, f. 159 v. 27. Paulyne, vrouw van Laureyns de Lyckere, geluwgieter, wegens smaad aan de rechters. 2 Dec. 1530, f. 181. 28. Margriete, zie hierboven nr 7. 29. Simoen Vinnaert, butendrincker (= ging drinken buiten stad waar de drank goedkooper was, daar er geen rechten op lagen zooals binnen de stad), wegens opstand tegen den poortwachter en smaad aan de rechters. 6 Mei 1533, f. 387. 30. Bertelmeeus Lievins en Gillis van Westhuuse, hadden met zes andere volders tweedracht gesticht in hun ambacht, ter gelegenheid van de jaarlijksche bedevaart naar O.L. Vrouw van Meetkerke; ze moesten een jaar binnen de stad blijven, en daarna in bedevaart gaan: Bertelmeeus naar Keulen en Gillis naar Wilsnack. 9 Mei 1539, f. 399 v.Ga naar voetnoot(1) 31. Pieter de Witte, vischdrager, had visch opgekocht en beroerte verwekt op de markt te Brugge. 11 Februari 1546, f. 117 v. | |||||||||
f. Naar de H. Maria-Magdalena in de Woestijn.32. Jaquemyne, de vrouw van Adriaen Roos, korendrager, had haar dochter binnen haar huis laten ontucht bedrijven. 6 Oogst 1530, f. 160. | |||||||||
g. Naar St. Pieters en Pauwels te Rome.33. Heyndric Ysac, had een vrouw aangerand in | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
afwezigheid van haar echtgenoot. 20 Dec. 1491, f. 103 v. 34. Ypolite Patou. wegens nachtgeraas, diefte en straatschenderij. 22 Maart 1521, f. 30. 35. Ghysebrecht, hierboven nr 4. 1 Juli 1522. 36. Omaer Ruebs, leefde in overspel en pleegde gewelddaden. 20 November 1522, f. 129 v, 37. Donaes, hierboven nr 14. 38. Andries Mandaert, viel 's nachts zekere personen aan. 14 Maart 1523, f. 147. 39. Maerten van der Mandele, wegens scheldwoorden aan de waardin in een herberg en opstand tegen de politie die hem aanhield. 30 Juli 1524, f. 247. 40. Willem vander Striepe, wegens dronkenschap, twist en mishandelingen op zijn vrouw. 16 Mei 1526, f. 339. 41. Jacob of Coppen de Nieuwe, gheseit Patyn, bracht twee wonden toe aan een persoon in een vechtpartij in de St. Jacobstraat. 17 Januari 1528, f. 458 v. 42. Lievin Caproen, kolfdrager, leefde in overspel. 6 Oogst 1528, f. 500. 43. Cornelis de Cupere, hierboven nr 5. | |||||||||
h. Naar St. Niklaas te Warangeville.44. Pieter Mansepreuve, hoedenmaker, had oneenigheid veroorzaakt in zijn ambacht. 13 April 1527, f. 411. | |||||||||
i. Naar het Heilig Bloed te Wilsnack.45. Adriaen de Vroede, arbeider. Zonder datum. 1490-1491, f. 6 v. 46. Magdaleene vanden Boomgaerde, wegens scheldwoorden en laster tegenover Lysbette, weduwe van Jan vander Schoore. 30 Oogst 1491, f. 96 v. 47. Lauwers de Metere, geboren van Beveren-Waas, maakte ruzie in een herberg, kwetste een vrouw aan de hand en zwoer ‘horrible eeden’. 16 Sept. 1523, f. 194. 48. Lieven Capproen van Gent, leefde in overspel, en dwong een vrouw, onder bedreiging van een mes, met hem naar de stove ten Walle te gaan. Hij moest eerst een jaar in stad blijven en daarna in bedevaart gaan. 18 Jan. 1524, f. 210. | |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
49. Phelips Brekelync, smeet een vensterruit in, zwoer ‘horrible eeden’ en sloeg zijn vrouw en zijn moeder. 17 Jan. 1528, f. 457 v. 50. Barbele, de vrouw van Jazor Dhaerne, verleidde jonge meisjes binnen haar huis en troggelde geld af van een jongeling. 6 Oogst 1530, f. 160 v. 51. Laureins vanden Berghe, Jan Robilliaert en Hanskin van Utrecht waren met een gestolen ezel den ommegang van het H. Bloed te gemoet gereden en hadden door hunne dronkemanskuren groote ergernis verwekt. Hanskin, die voortvluchtig was, werd uit Vlaanderen gebannen en de twee anderen moesten in bedevaart gaan naar Wilsnack. 26 Oogst 1530, f. 164.Ga naar voetnoot(1) 52. Daneel van Cotengys, buitendrinker, wegens opstand en spot met de stadspolitie, toen hij bier van buiten stad wilde binnen brengen zonder de rechten te betalen. 16 November 1531, f. 244. 53. Katelyne, hierboven nr 7. 54. Cornelis Roegiers, schipper, verscheen voor de rechtbank en werd er tot eene kleine boete veroordeeld; hij kwam er in opstand en moest naar het gevang overgebracht worden; Cornelis van Neghene, arbeider aan de Molenbrug, trachtte hem onderweg te verlossen. Ze werden beide voor zes jaar verbannen en van Neghene moest daarenboven in bedevaart gaan naar Wilsnack. 5 en 8 Oogst 1536, f. 155 v. 55. Gilles, hierboven nr 30. 56. Jan Jacobs, kleermaker, had den deken van de kulkstikkers een slag in het gelaat gegeven, toen hij kwam om een geldboete te innen. 9 Dec. 1542, f. 157.
Wij ontmoetten ook een paar dubbele bedevaarten. 57. Jan Bollijn, vrije tegeldekker, had een pot met geld gestolen. Hij moest eerst in bedevaart gaan naar O.L. Vrouw te Aardenburg, en met een bewijs terugkeeren in stad; daarna vertrekken in bedevaart naar Wilsnack. 22 Maart 1521, f. 30. | |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
58. Loey de Clerck, die zich schuldig gemaakt had aan straatschenderij, moest eerst binnen de acht dagen een bedevaart doen naar O.L. Vrouw te Aardenburg, een jaar binnen de stad blijven en daarna in bedevaart gaan naar de H. Maria-Magdalena in de Woestijn. 12 Juli 1521, f. 46,
Ten slotte vermelden we een Verbanning naar de eilanden Rhodos en Cyprus. 59. Willem van der Ghynst wegens straatschenderij en om een gevangene te verlossen uit de handen van een kolfdrager, werd een uur op een schavot ten toon gesteld, met roeden gegeeseld, en tien jaar buiten Vlaanderen gebannen; gedurende dezen tijd moest hij gaan wonen op het eiland Rhodos. 12 Juli 1521, f. 47. 60. Jacob Inghelrave was in opstand gekomen tegen zijn moeder en had haar uitgescholden in vreeselijke bewoordingen. Hij werd een uur op het schavot ten toon gesteld, daarna op een kar rondgevoerd en gegeeseld op den Burg, op de Markt, voor het Prinsenhof, op de Vrijdagmarkt en aan de Smedenpoort; eindelijk werd zijn tong met een gloeiend ijzer doorstoken. Hij moest gedurende twintig jaar gaan wonen op het eiland Cyprus. 20 Mei 1523. f. 162. D. Drossaert. |
|