Uit het Ypersch Volksleven.
Volksgeneeskunde.
(Vgl. Biek. boven bl. 185).
Sproeten. - Aan de meiskes die hun smoeltje met sproeten bepereld hadden, gaf men den raad hun aangezicht te wasschen met ‘meischen dauw’. Die door de zonne bruin gebrand was (in dien tijd was de sunburn nog in de mode niet!), kon zijn vel met keernemelk weer klaar wasschen.
Zweetvoeten. - De alom geprezen remedie was: zijn voeten omwinden met blauw lijnwaad.
Verbrandheid. - Gewone middelen daartegen zijn: koud water, lijnzaadolie, petroleum, bruine zeep en boterbrijne.
Wormen. - De kinders, die met wormen geplaagd waren, kregen wormtabletten, doch alleenlijk op den vrijdag, want het is maar op dien dag dat de wormen in werking komen.
Worten. - Worten (wratten) op de vingers verdwenen met ‘nuchter spuwsel’ ofwel met een soort van kruid waarvan men de melk op de worten uitperste. Dit kruid wordt door het volk ciliadona geheeten.
Vijt. - Die den ‘vik’ (vijt, fr. panaris) had aan zijn vinger, moest hem doppen in warme keernemelk.