Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMen vindt menig dwaas, die nooit te Aken kwam.BIJ die spreuk, door P.J. Harrebommée in zijn Spreekwoordenboek opgenomen, geeft J. Cornelissen in 't derde deel van zijn Nederlandsche Volkshumor (Antwerpen, 1929), bl. 297, dezen uitleg: ‘In de volkstaal was Aken vanouds de stad der dwaasheid.’ En hij voegt er een aanhaling bij uit Van | |
[pagina 345]
| |
Lennep's Vondelverklaring, te weten: dat Aken als drukbezochte badstad van oudsher ‘een groot tooneel van menschelijke dwaasheid aanbood’. Die uitleg is wat al te eenvoudig en houdt niets in: heel de wereld kan alzoo een Vanity's Fair geheeten worden. De spreuk kan ten andere op tweeërlei wijze verstaan worden. Ofwel zooals Van Lennep voorstelt: men vindt ook wel dwazen, die nooit te Aken geweest zljn; gewoonlijk echter zijn alle dwaze lieden te Aken geweest en deden daar hunne dwaasheid op. Doch de uitleg dat Aken ‘de stad der dwaasheid’ is, steunt op geen volkskundigen grond. - Ofwel kan men de spreuk verstaan alzoo: het zijn maar de dwazen die nooit te Aken geweest zijn, want alle wijze lieden zijn eens te Aken geweest. Of nog: er zijn lieden zoo dom en bekrompen (= dwaes, dwas, in den Middelned. zin), dat ze den weg naar Aken niet vonden, nooit in Aken geraakt zijn. Voor dien tweeden zin bestaat er een goede volkskundige uitleg. De spreuk is namelijk een zinspeling op den geweldigen aantrek van de beroemde Akensche HeiligdomsvaartGa naar voetnoot(1) in vroegere tijden, toen men het in de Nederrijnsche gewesten voor ongelooflijk hield dat iemand van verre en dichtebij nooit op bedevaart te Aken zou geweest zijnGa naar voetnoot(2), of den weg naar 't heiligdom niet zou gevonden hebben. Die spreuk was al in de Middeleeuwen bekend, toen Akens Heiligdomsvaart in vollen bloei was, maar zijn warme waterbronnen nog weinig of geen vreemdelingen aantrokken. In een Handschrift van Bordesholm bij Kiel van 't jaar 1486, staat ze in 't Middelnederduitsch opgeschreven: ‘Me vynd mennghen dwas, de nu to Aken quam’Ga naar voetnoot(3). Karl Simrock heeft een | |
[pagina 346]
| |
Hoogduitschen vorm van dit volkswoord in zijne Deutsche Volksbücher overgenomen: ‘Man findet manchen Tropf, der nicht nach Aachen kam’Ga naar voetnoot(1). Voorzeker moet de spreuk ook wel in 't Middelnederlandsch bestaan hebben en van daaruit de bovengeschreven Nederlandsche gedaante aangenomen hebben. A.V. |
|