Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
De Fransche vloot van de Schelde trok op Antwerpen terug. De Engelschen volgden niet, ze stelden zich tevreden met het bezetten van Walcheren en Zuid-Beveland en belegerden de Franschevesting VlissingenGa naar voetnoot(1). Hier te lande waren bijna geen Fransche troepen. Antwerpen had een bezetting van 500 man, en de vestingen van de stad waren in slechten staat. Aanstonds werd heel de gendarmerie van de naastgelegen departementen opgeroepen en vervangen door de veldwachters die ingedeeld werden in brigaden, waarvan enkele bereden waren. De ‘garde nationale’ werd overal opgeroepen; het Leyedepartement leverde er 1500, maar met deze ongeoefende en slecht bewapende soldaten kon niets aangevangen worden Gelukkig voor de Franschen dat de Engelschen niet aanvallend optraden, anders ware Napoleon enkele jaren vroeger ten val gekomen. De plaatsen langs de Schelde werden in der haast versterkt; daartoe moesten de omliggende departementen wagens en paarden leverenGa naar voetnoot(2). Vlissingen werd te lande en te water ingesloten. Te lande stonden 60 zware Engelsche vuurmonden, en de oorlogschepen telden er een duizendtal. De beschieting begon op 12 Oogst. Na 33 uren was het stadje deerlijk gehavend, 't brandde te allen kante. Het stadhuis, de Ooster kerk en de Fransche kerk waren vernield. Den 15 Oogst gaf de Fransche bevelhebber, generaal Monnet, zich over, alhoewel Napoleon van uit Schoenbrunn geschreven had dat hij de dijken moest doorsteken en heel het eiland onder water zetten. De Fransche bezetting werd krijgsgevangen genomen, maar in de overgave was vastgesteld dat de | |
[pagina 219]
| |
vrouwen en kinders, alsook de dienstboden der Fransche krijgs- en zeelieden over Breskens naar Frankrijk zouden teruggezonden worden. De Franschen, bij gemis aan troepen, konden niets uitrichten tegen de Engelschen, evenmin als de koning van Holland, wiens soldaten in Spanje of in Westfalen voor Napoleon streden. De polderkoortsen, die het Fransche leger teisterden, verrichtten nog meer kwaad bij de Engelschen die een derde hunner soldaten ziek hadden. Einde September ontruimden ze voor goed de eilanden. Louis Bonaparte werd door zijn broeder van den troon vervallen verklaard, en geheel Holland werd bij Frankrijk ingelijfd en verdeeld in Fransche departementen.Ga naar voetnoot(1).. Als gevolg van de overgave van Vlissingen, werden van 26 Oogst tot 27 September, 346 personen naar Breskens overgebracht: 95 mannen, waaronder nog al eenige soldaten die tusschen de uitgezetten geslopen waren in de plaats van andere burgers, 129 vrouwen en 122 kinderen. Te Breskens werden ze door de gendarmerie onderhoord en daarna onder geleide naar Brugge gebracht voor den prefect van het Leyedepartement, die door de ministers van oorlog en van politie belast was te zoeken als er geen bespieders bij waren, en verder over hun lot te beschikken. Onder de uitgezetten waren veel vrouwen en kinders van Fransche krijgs- en zeelieden, Vlaamsche aardewerkers die aan de vesterkingen van Vlissingen gewrocht hadden, menschen die in Walcheren vertoefden voor hun zaken, andere die er op bezoek waren, nog andere die naar de kermis van Middelburg gegaan waren (daaronder een foordanser met heel zijn familie, die zijn danstent in den steek ge- | |
[pagina 220]
| |
laten had te Middelburg), en ook nog de meier van Vlissingen en de zuster van den Franschen generaal Monnet. Al deze menschen werden, na enkele dagen oponthoud te Brugge, naar de plaats gezonden die ze verkozen, met bevel zich daar bij de gemeenteoverheid aan te melden. De bewoners van Vlissingen namen deze gelegenheid te baat om brieven voor familieleden mede te geven. Onder deze brieven zijn engelsche en duitsche, deze laatste voortkomende van Pruisische soldaten die de Fransche bezetting van Vlissingen uitmaakten. Al deze brieven werden afgenomen en te Brugge bewaard; een korte samenvatting ervan werd aan den minister van politie gestuurdGa naar voetnoot(1).. Jos. De Smet. Ziehier enkele uittreksels uit deze brieven. 1o Brief van 25 Oogst van Joan Casper Vetters, aan zijn vrouw te Antwerpen: ... Liefvee vrou ik heb Godt gedank dat gij met de kinders uyt Vlissingen was, want dat heef hier slegt toe gegaan, ik hebbe in geen drie weeleen uyt myn kleeren gewees, dag en nag op de baterij. Naar dat de stad over was ben ik tot rusten gekoomen en een dag en twee nagten geslaapen, daar op ben ik een dag of tien ziek gewees en han een zware afgank. Maar ik ben Goddank weer beter en den goeden Godt heeft myn ook merkelyk bewaar in het bombaardement, ik zynder zonder bleszuur afgekomen, want wy hebben veel volk verlooren en nog dagelyk die van hun bleszuuren sterven en nog veel van schrik. En nog lievee vrou zynder veel mans en vrouwen en kinders die nog alle dagen har hermen en beenen worden afgeset, en den doodt der meede bekoopen. Verders is ons stadhuys afgebrand, de franse kerk en de hoostersee kerk, en dan nog een getal van huysen, zoo veel dat ik zee niet op noemen kan. Ons huys is wynig beschadig maar anders zynder weynig in Vlissingen of zy zyn beschadig... | |
[pagina 221]
| |
2o Brief van 30 Oogst van J. Henning aan zijn vrouw te Antwerpen: ... Weet dan dat wij niet van de ongelukkigsten niet zijn, want Vlissingen is onkenbaar: het stathuys, Oosterse kerke, Franse kerk en naar gedagten 40 huysen zyn tot de gront afgebrant. De rest zijn alle beschaadegt, zelfs zoo danig dat zij nooit herstelt zullen worden. Geheel Out Vlissingen, als mede de meste boerewooninge ront de stat is alles verbrant. Aangaande de gesneuvelde burgers weet men nog niet juist, dog het getal is ook niet gering... 3o Brief zonder datum van de weduwe van Paschen aan haar oom te Antwerpen: ... Wy hebbe twe dage en nagte in het kruyt magezyn gezeten met een stukje droge brood. Adde wij in ons huys gebleve wy adde alle dood geweest, wand nigte(s) huys en myn kamer lyd allemaal in gruyzelemente, zou dat nigte Mie gerenuweerd is... 4o Brief zonder datum (Augusti) van J. Ningelyen aan zijn vrouw te Antwerpen; ... wij hebben hier den laetsten dag des oordeels bygewoont op den 13 en 14 van 10 tot 2 uren. 33 ueren heeft het geduert. Wy hebben geen schaeden dat jet wilt seggen, maer soo syn er wynige borgers. Brant en doode genoeg. Het is een mirakel dat ik er levendig ben afgekomen. Al myn troost was dat gy niet hier waart. Al ons meubels en kleeren syn by den spekslaeger en by onsen huysbaes. Ik ben vertrokken als krijgsgevangenen met den jngenieur. Het sal beter gaen als gy pyst. Den goeden moet sal my noot mankieren.... 5o Brief van 1 September van J. Dobbelaere aan zijn ouders te Bambeke (Noorderdepartement) waarbij hij hun belast zijn goed in Frankrijk te beheeren. Bij den brief is een notariale volmacht op ongezegeld papier, waarop staat: ‘Zedert de overgaaf der stad Vlissingen aan de troepen zyner Britannische Majesteit, zijn de rechten van enregistrement en zegel alhier niet meer ontvangen geworden.’ ... Alle de levensmiddelen zyn verschrikkelijk dier, en er is niets te verdienen. Voor het overige begint de order een weinig herstelt te worden, en onze nieuwe meesters gedragen zig jegens de borgers tamelijk stil... 6o Brief van 3 September van vader Sterzenbach aan zijn zoon, student te Turnhout: | |
[pagina 222]
| |
...... want daar konnen geene brieften uijt of inkommen als met tegeene meete te geven de welke huen vreidom gekreegen hebben om naar Frankrijk te roeg te keeren. Deze menschen worden in reien of in geleeteren gestelt en iter zijn naam afgeleesen, zoowel de vrauwen als de mans en dan met een hoop gelijk naar en schep en overgezet naar PresjesGa naar voetnoot(1). en dan kan ieter zijn vortuijn zoeken, zoo dat er ook geen bartikulieren leeten of post kan kommen of gaan in deeze drie eylanten: Walgeren, ter Goes, Zirkzee. Of de Engelsch verter zijn weeten weij nog niet. Zeij zijn den HontGa naar voetnoot(2). opgevaaren naar Antwerpen met en groot getal scheepen: linje scheepen van 74 stuks kanon, en vregats-brikken en transport scheepen onterent 300 in zoorten. Weij hebben tot nog toe weenig klaagen van de Engelsche, maar ons burgerij is beklaagenswaartig over het oengelukkiglijk pompartement dat weij hebben ontergaen: het afbranten van ontrent 50 of 60 huijssen, de oost kerk en fransche kerk en het stadt huijs; ook beklaagen zig de boeren menschen die onter Vlissingen gewoent hebben van het uijtstroopen en het verbranten van huun huijsen door de fransche milidaaren. Weij hebben 3 Engelsch officieren en 3 soltaden ingebiljeteerd in ons huijs. Onse kerk is oenbruijkbaar, wey doenen ons godtsdinst in het huijs beij den heer pastor, tot naater geleegenthijt............ 7o Brief van 8 September van soldaat Jan Montens aan zijn ouders te Oostcamp: Seer beminde vader, moeder, suster, broeder. |
|