Een ander nadeel is, dat men medeen het kenmerk van het vrouwelijke in de naamwoorden wegneemt, zoodanig dat de menschen op een eind nie' meer weten of een woord man- ofte vrouwelijk is. De geslachtzin gaat te loor. Zoo is het ook gekomen dat veel woorden van twijfelachtig geslacht zijn. De eene aanzien ze als mannelijk, de andere als vrouwelijk.
Er zijn woorden waar men ten onrechte, ja geheel verkeerd een zwakken uitgang aan voegt, b.v. het kruise, het herte, de kandelare, enz. Aan onzijdige en mannelijke naamwoorden deên we beter geen e te voegen.
- Nog iets: als het volgend woord met een klinker begint, dan moeten we de eind -e ermee versmelten en lezen: de kerkingaan, alhoewel we schrijven: de kerke ingaan. Gezelle deed het nooit anders.
Als rijm of versvoet of welluiden het vergt, mag men die e wel eens weglaten of door een ' vervangen.
Dat alle vrouwelijke naamwoorden zwak eindigen, is geen waar, maar 't is de algemeene regel, zeker wel negen op tien als 't geen negen en negentig op honderd en is,
Er bestaan ook vele mannelijke naamwoorden met een zwakken uitgang, b.v. vader, broeder, kerel, hemel; ook enkele onzijdige, b.v. verken, maar heel heel zelden vindt ge er met den zwakken e- uitgang.
Die vrouwelijke e-sleep vindt ge ook in verwante talen. De hoogduitscher zegt en schrijft immer: Strasse, Sprache.
Waar die slepende e nog in voorkomt, zal 't vervolg uitwijzen.
R. Ghesquiere.