Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
- J. Cornelissen. Nederlandsche Volkshumor op Stad en Dorp, Land en Volk. I [Vlamingen, Walen, Brabant, Antwerpsche]. 1929, in-8n, 300 bl. = Fr. 35.Dit is het eerste van drie boekdeelen spotnamen en vertelsels op steden en dorpen in Zuid-, en Noordnederland met de aangrenzende duitsche gewesten, Fransch Vlaanderen en Zuid Afrika; mits hier en daar 'n woordeken uitleg bij, over oorsprong en beteekenis, en over aanverwante volksgezegden, of slaggelijke zegswijzen uit het vreemde of op ingebeelde oorden. Er worden, om op het einde van 't werk, zeer uitgebreide inhoudwijzers beloofd: hetgene goê nieuws is, immers wijl het werk zelve eenvoudig-strekewijsde werd ingedeeld, en wijl het nochtans-behoort te kunnen vooral-zakewijsde gebruikt worden. Van den aard en de hoedanigheid dier inhoudwijzers zal het afhangen of het werk handig zal wezen. Thans, zooals het nu staat, heeft het reeds weerde als verzameling, 'n onschatbare weerde: 'k wil wel, niet naar de vereischten van de boekbeschouwkunde of van de oordeelkunde (zoo krijgt ge er b.v. den ‘Langhen Adieú’ van De Dene opgegeven volgens het Belg. Mus., 1839, en niet naar het handstel zooals het nu best staat overgedrukt in J. Jacobs' ‘Het Westvlaamsch’, 1927, op bl. 193-196; of zoo 'n krijgt ge dan niet bij sommige verhandelingen waar het nochtans wenschelijk en mogelijk was, een kijkje op verleden geboektheid; of dan weer, het gebeurt dat gedane zoekingen stopten waar niettemin nog verder te gaan was, b.v. in Biekorf enkel tot 1911!), maar als eerste gepik gebind en gestuik in dat onafmetelijk korenveld - mits naderhand al het gedorsch en gezeef dat men wil - 't is hier reeds een ontzaggelijke hoop, voor de eerste maal nu en voorgoed, met ongewone verdienste samengebracht. En of het kan dienen teweeg? Ja 't, gewis. In de hand van 'n man die kan werken, daar is er al veel mee te doen. Voor eenieder ten anderen, zelfs bij enkele lezing, zal het smakelijke stonden verschaffen. | |
[pagina 31]
| |
- A. Havermans. Bionomische studie der weide. Bijdrage tot de geologisch biologische heemkunde. (Brochurenreeks der V.O.V., d.i. Vlaamsche Opvoedkundige Vereeniging, Touwstraat, 4, Antwerpen). [1929], kl. in-8n, 122 bl., met afbb. - Fr. 12.Hier is een leeraar aan 't woord: voor al wie wil weten ten eerste hoe dat 'n ‘Volle-luchtles’ ttz. buitengeleer nog het best kan geschieden, ten tweede voornamelijk hoe dat zulks b.v. op 'n weide kan gaan waar het zake zou zijn heel de levensgemeenzaamheid van daaruit te ontleden. Thans brengt u 'n leeraar nietmeer in 'n weide om daar ergens 'n bloempje te plukken en dat bloempje thuis te bekijken, maar wel om er dat bloempje zorgvuldig in zijn wezen te laten en om het dààr na te gaan: immers ge onderzoekt er den grond waar het wast, en de wording daarvan, en den strijd in die weide om den dag, het vocht en de vette daaruit, en vooral de samenleving van àl dat er woekert van kruiden en dierkens, die even malkander daar zoeken vinden omvangen en voeden, en die ook samen er wel-zijn of samen er afzien. Dit alles verneemt ge nu hier, en dat gewordenschap kundig, leefkundig en scheikundig. 't Is prachtig om lezen dit werkje, en bovendien veelal in deugdelijk dietsch. | |
- Het Brandglas-Poëem van E. Yoors met 37 afbb. van gebrande kerkramen op 17 × 23 cm. in 11 kleuren, en begeleidenden tekst van L Reypens S.J. [Eerlang]. = Fr. 125. Op aanvraag wordt een specimen van de platen gratis toegezonden.In onze verwoeste gewesten zijn zóóveel kerken herbouwd. 'k Weet niet of er één is met schooner geschilderde ruiten en ramen dan er hier staan verbeeld. Bij 'n eerste bekijken van deze, kan dezer teekeninge eene aardigheid schijnen, waarom: omdat we tevele gewoon zijn geraakt aan glas-‘schilderijen’ of ‘schetsen’ die op geen glas en behooren, en waar niet meer gevoel uit en spreekt dan uit eenvoudige speelbladen; hier integendeel na een wederbezien, blijkt die teekening stichtend: omdat zij is als een oogenblik tintelinge uit 't leven, verbeeld met 'n jacht die ons meetrekt naar opwaard. Gezien van beneden, zulk werk zal vervoering verwekken. Ten anderen de verwen daarbij, in groote aangrijpende heldere brokken, gedurfd, en liefluidende toch, schenken alsdan aan onze opziende oogen zulke zoetvloeiende stroomen van licht weer, dat ze u, verrukt naar omleege en naar binnengetogen, door schoonheidsgenot aldaar in de bidsteê meer blijdschap en rust doen genieten. Voor kunst- en Godminnende zielen da' 's heerlijk. | |
[pagina 32]
| |
- In de Reeks: Vlamingen van Beteekenis (waaronder: I.M. d'Haese Hugo Verriest [eerlang 'n 2e uitg]: II. L. Dosfel. Cyriel Verschaeve [= Fr. 2]; III Fr. Francken. Pol de Mont [= Fr. 2]; IV. M. Gysen. Karel van de Woestijne [= Fr. 2]; v. E. De Bock. Lode Baekelmans [= Fr. 2]; VI. J. Kuypers. Herman Teirlinck [= Fr. 2]; VII. V. Lacour. Em. Hullebroeck [= Fr. 2]; VIII. K-J. Timmermans. Camille Huysmans [= Fr. 5]; IX. V. Celen. Michiel De Swaen [= Fr. 9]) met afbb., zijn nog uitgekomen:
|
|