Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
over de bilken!Ga naar voetnoot(1) -
warm gekleed gij,
met dat kleed dat ongenaaid, zoo
zochte en dicht uw lijf beveiligt; -
kloekgelet, gespierd, gestaalbekt,
peutert ge diepe in gers en kruid, op
zoek naar voedsel. -
O geen sneeuw, die
dwangmacht over 't veldgebied, geen
sneeuw, mijn kraaien, 'n fluistert u toe nog:
‘'t is al 't mijne hier’! -
Grauwe grachten
scheên de perken waar ge zorgend
bij malkaar zijt,
waar ge stil en vol geduld, den
grond bewandelt. -
Dáár geen mensch, geen mensch die mikt, en
't rookend roer nog in zijn hand houdt;
dáár geen schuw dat blekt en vendelt,
dáár geen arms die opengaan, geen
kindergetier van:
‘gei!... goe-ei!... verlaat de bezaaidheid!’ -
Glimmende kraaien,
vast, generig, wakker en waakzaam
blijft uw aleenzijn,
midden de bilken. -
***
Hooge in de lucht, in halfvervrozen
winterlucht,
schuiven twee schimmen, drijven twee zwierende
donker gedaanten; -
d'eene zwoegt,... zwoegt en zwicht,
d'andere stevent, koppig en oolijk,
| |
[pagina 77]
| |
onbermhertig. -
Oorloge daar, en oorloge zonder
staan of genade!
sluikschen aanval, koen verweren,
misdaad, onschuld,
stoornisse ach! waar 't al ongestoord was!
vrijgaan, vrijgaan, moet de kraaie,
grijpen, grijpen, wilt de stekker. -
***
Lang en lastig,
draaiend en drukkelijk streeft dien tweestrijd
boven de bilken! -
heldere lucht, gij halfvervrozen
winterlucht,
helpt, helpt de krankende kraaie!
strooit wat nevel,
zet den deugniet op èn doolspeur! -
***
Onder de zusters, tusschen de grachten, geen
eene die kijkt, en zegt in heur eigen:
‘o 't kon ik zijn!’
glimmende kraaien, schouwt naar omhooge en
schat de leegte
waar ge vrij loopt! -
***
Trage deinen die wijkende wezens... en
wisselen nijdig, 't opgaan 't nedergaan
van hun zwaaimacht!
O de stekker, de roover, die 't uithoudt,
vee dig en knap, met vier in zijn vuisten, met
oogen die zwemmen in spiedenden bloedlust!
O de kraaie, de kraaie die lam wordt,
lam en radeloos, dwaas bij 't schijveren
van heur zinnen! -
't Twijfelen ook, heur troostelijk twijfelen,
't slingeren tusschen ja en neen, be-
geeft,... begeeft,... en
| |
[pagina 78]
| |
stillekes aan vergaat heur hope,
drupt de zeilkracht uit heur slagen! -
Varende vogels,
sprakeloos blijft ge,
sprakeloos waar uw sprake 'n baat toch
bij dat worstelen,
deur die zee, die voedsterdiepte
van uw zwijgen!
.......
Op dat zwijgen, almedeens nu,
losgebrokkeld over de bilken,
hooge uit den hemel,
valt het akelig stemgeluid, den
heesche schreeuw, de laatste roep van:
moord!... moord!...
Nieuwcappelle. A. Mervillie. |
|