Het oud fransch: anet moet uit anetha afgeleid worden. Die teksten maken een verschil tusschen anserem en anedam, anetham. Dit mogen we uit de ooge niet verliezen. Immers is alhier in onze gewesten zoowel andveugel als ansveugel (bij De Bo: haentvogel, aandvogel, aandsvogel) nog mondsgemeen, en met dezelfde beteekenis. De oude aangehaaìde teksten bewijzen toch, door het woordje aut dat te dien tijde de beide woordgetuigen dezelfde bediedenis niet hadden. In de oudste teksten der Lex Salica is anetha, aneda niet te vinden; doeh wel ansare (cod. i); ansare (cod. ii); anserem (cod. iii en iv).
Mogen we gissen dat ansare, anserem een nevenvorm is van (g)ansa? 't Kan zijn. Ansare, anserem (diensvolgens: ansvogel) zouden dan tot eene franksche gewestspraak behooren, waar men de h en de g in den aanvang der woorden niet uitsprak. Een zulke gewestspraak heeft bij de Franken bestaan; de bekende bewijzen zijn reeds voldoende om die bewering voorgoed staande te houden.
Dit, ons vermoeden, wordt versterkt, doordien dat die twee woorden anserem aut anedam, anetham, van af cod. 6-5 altijd tezamen in dezelfde volgorde voorkomen; en dat ze gelijkerwij ze in de Capitularia Dagoberti te vinden zijn; maar anserem wordt daar gelezen: gansha. Deze tekst is klaarblijkend voordeelig; want gansha komt voor in een samenstelling ganshapuck (wisselvorm: ganshapick); en de latijnsche verklaring erbij gevoegd, neemt allen twijfel weg: qui anseres capit. Er is sprake van een slag van sperwer, ook valk genoemd, die aanden en ganzen pakt. Die tekst zegt: ‘(De accipitritibus) ii. De eo qui dicitur ganshapuck, qui anseres capit; iii. Illum quem anothapuck dicimus’. Dus wordt er heel duidelijk tusschen beide vogels onderscheid gemaakt.
Nog moet er aangemerkt worden, dat in beide stukken, zoowel in de Lex Salica als in de Capitularia Dagoberti, er sprake is van sperwers: de Lex