Verhonderdjaring tewege van G. Gezelle's geboortendag
Niemand behoeve te twijfelen, of wij er blij omme zijn dat GG. op-een-nieuw worde herdacht en gehuldigd. Als eenig blad nog in Vlaanderen voort gewijd aan zijn werk, zijn we vast-aan de meesten om ons te verheugen in allemaal het goede dat me' van hem en voor hem, alover heel Dietschland nog een keer zal wetende en doende zijn.
Maar!... wij ook - 't eenig blad nog in Vlaanderen voort gewijd aan zijn werk - we zijn tevens indachtig wat dat wij totheden, rechts om onze ‘Gezell-igheid’, hebben te verbijten gehad vanwege tal van gestrenge mannen, die hem nu zullen op hunne schouders omhoogsteken, hooge!... hooger dan ooit (eenmaal immers dat het zijlieden is die hen nu moeien daarmee). Heel hooge zal 't zijn, hij boven al, hemelhooge: maar zij (die hem schouderen) dichtst dan eronder, dus ookal niet leege!... Wij dus - 't eenige blad nog in Vlaanderen voort gewijd aan zijn werk - we staan daartegenover, in al onze nietigheid, een beetje verlegen. We 'n weten-lijk niet of die Gezelledag-aanstaande niet eer bedroevend zal wezen. Over den opstel van die vereerders-hun eerste bekendmakingen (vgl. boven, blz. 103) hangt er alreeds een verdonkering van vreemde woorden en onhebbelijke franschheden: 't is al van ‘Comité’ en ‘personaliteit’, een tale van blazinge en klinkklank, waarop