Biekorf. Jaargang 33(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Berdzagers Verwonnen ligt de boom, geveterd op twee schragen, op zijn gebonden lijf moet hij zijn beul verdragen, onder zijn voet hij ligt met lijnen volgesmet, 't getandde staal der zaag al in zijn hout gezet. De een zager staat daar hoog en de andre staat beneden; de zaag al ruischend zingt en bijt door d'houten leden. van 't veege boomenlijf en 't kaalgeschoren bul, bestrooit den eerden vloer met geurig zagemul. Ze staan omhoog, omlaag; hun zwoegend hoofd, gebogen gaat beurtlings naar den grond, rijst beurtelings om- [hooge en hoe dieper 't zaagmes drijft voor 't daverende berd, hoe lichter voor hen beid' hun beider arbeid werd. De een hetten de andre duwt, de scherpe tanden schraven al volgend 't zwarte smet. Elkeen versteekt zijn staven zijn weggen een voor een; het zweetend haar belaân met 't stof dat in 't gapink blijft van hunne oogen staan. Zij zagen aan het berd voor eene doodenkiste, zij werken en daar gaat geen stond daarbij te kwiste, zij denken 't minst daarbij op 't nare van den dood, ze denken op hun doen en op hun daaglijksch brood; ze denken op hun huis en op hun vrouw en kleinen en laten 't zoet gedacht hun ruwe ziel verreinen, zij denken 't meest, terwijl de zage zingezangt, hoe of hun ijdele maag al naar den noen verlangt. Zoo gaan de zagers beide al zagend door het leven, en 't zagen van den tijd gaat door hun lijf gedreven één dag te gaâr, en knaagt door 't stramme van hun leên al op en nedergaand hun stevig bul intween. Caesar Gezelle. Vorige Volgende