Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
De Wippe't JAAR 1914, den 5en in Bloeimaand, stapten wij langs den steenweg van Poperinghe naar Crombeke. Na omtrent een ure gaans, kwamen wij aan de herberg Le Tour du Monde, op het grondgebied van Westfleteren gelegen. Nevens die herberg loopt een aardeweg naar Proven en eenige stappen van den steenweg, langs dien aardeweg, ligt een grafheuvel, dien wij gingen zien en die nog te onderzoeken is. Achter die herberg ontwaarden wij iets dat zeer merkweerdig is, te weten een wippe. Dat is een stel om water te putten, in De Bo's woordenboek beschreven. Op een stake, beweegt als een hefboom, eene lange houten stange; aan 't een einde van den hefboom, kan een aker hangen met een zeel; met dat zeel kan men den aker in den put laten nederdalen. Een gewicht is aan 't ander einde der stange vastgemaakt en als de aker gevuld is, kan hij wederom door de beweging van den hefboom, naar omhoog komen. Een putzwengel in een hooge mik zegt De Bo, 't is te zeggen in eene gaffelvormige pale; in die mik is er een spille en de hefboom kan er op draaien om op en neder te gaan en water te putten. Den 7en in Zaaimaand van 1925, zijn wij daar wederom voorbijgereden, op weg naar Fransch Vlaanderen, doch eilaas de wippe was verdwenen en met haar wederom een kostbaar stuk onzer Westvlaamsche eigenheden!...
* * *
De wippe is een oud getuig dat ook de Romeinen bekend was. In de puinen van een groot roomsch boerenhof, te Nederwaver, hebben twee onzer vrienden een stuk ijzer gevonden dat vermoedelijk van eene oude | |
[pagina 47]
| |
wippe voortkwam en zoo gemaakt was dat het dienen kon om de akers der wippe er aan te hangenGa naar voetnoot1). Vitruvius bespreekt dat getuig dat in het latijn tolleno genoemd wordt. Wij kregen als geschenk van Guido Gezelle den befaamden Nomenclator van Hadrianus Junius; 't is de 3e uitgaaf door Christophorus Plantinus gedrukt tot Antwerpen, in Lentemaand, 't jaar 1583 en ons naar 't Seminarie te Brugge gebracht door Romaan Gezelle, in Wintermaand, 't jaar 1883. Daarin staat er te lezen bij 't woord tolleno: ‘Ciconia, tolleno, Plinio, machina putealis cujus haec structura est: trabs alte solo depangitur, eui altrinsecus altera longior transversa immittitur fibula adstricta, pondere unam partem praegravante. Keloneion Aristoteli et Basilio antlêtêrion. Al. Brunnenschwenkel, B. Wippe, G. Bascule, Grue, It. Grua, H. Cigonal.’ 't Is bijgevolg een tuig om water te putten, door Plinius beschreven. In den grond staat een hooge pale; daarop rust een dweersstuk dat kan draaien rondom een spille; het een einde van het dweersstuk is lang, 't ander wordt verzwaard door een gewicht. Men ziet ook door de namen bij Hadrianus Junius vermeld, dat het tuig nen kraanvogel en nen ooivaar gelijkt. Tegen nen put met een wippe zeggen de Engelschen: a well with a swipe.
* * *
Bij ons is de wippe bekend, waar er Friesen en Saksen wonen. In den westhoek van West-Vlaanderen wonen er Friesen en Saksen. Den 21en in Hooimaand, 't jaar 1906, zagen wij een wippe rechts den steenweg van | |
[pagina 48]
| |
Oostduinkerke naar Nieupoort; of ze daar nog te zien is, en weten wij niet. In Zaaimaand, verleden jaar, zagen wij er eene in de nabijheid van Mechelen. Rondom Mechelen en Turnhout wonen er ook Saksen; 't zijn daar nog een zeker getal saksensche pachthoeven te zien; niet te verwonderen dat er hier en daar op de dorpen nog een wippe bewaard is. Wij bezitten prenten van saksensche en friesche hofsteden uit Westfalen en Friesland: 't zijn ook wippen bij 't woonhuis verbeeld. Wij kochten eene hongaarsche zichtkaart: 't stond een wippe op verbeeld, met vele peerden die daar verzameld waren om uit den gémes kút, den wippeput te drinken, in de bekende hongaarsche Puszta. De hongaarsche kinderen, die hier in de school zijn, kennen de hongaarsche wippe en in de jaren 1850 waren er nog wippen in de stad Pest, nu Budapest, te zien.
* * *
De wippe is vermoedelijk uit het Oosten met onze indo-europeaansche voorouders naar hier gekomen. Men kent de beroemde werken van Layard, Niniveh and its Remains en Discoveries in the Ruins of Niniveh and Babylon. In een dier werken kan men een oud assyrisch beschavingsbeeld aanschouwen; een reusachtig standbeeld wordt door vier benden slaven voortgetrokken; ieder bende gaat in eene reke en trekt een zeel zooals vroeger de scheeptrekkers langs de Leie; die zware steen rust op een vlak van planken, dat beweegt op rollende boomstammen. 't Moet zijn dat er water noodig was om het werk glad te maken, want nevens eenen stroom, in de nabijheid van het werk bespeurt men twee wippen, eene enkele en eene dubbele met twee hefboomen, om 't noodige water met akers uit den stroom te putten. De Arabiërs noemen dat getuig een Chadouf. | |
[pagina 49]
| |
Op het vermaard grafveld van Thebes, in 't hoog Egypten, is een wippe verbeeld op het grafteeken van Ipouy; men ziet er eenen lochting en de hovenier put water met een chadouf om den lochting te besproeienGa naar voetnoot1). De chadouf is nog in gebruik in Egypten; dat leert ons E.V. Alexis Mallon S.J., lid van het pauselijk bijbelgesticht, in zijn wonderschoon boekwerk over de Israelieten in EgyptenGa naar voetnoot2). Ge ziet daaraan hoe belangwekkend onze oude westvlaamsche wippen zijn. De oostersche wetenschappen moeten medewerken om er bescheid over te doen. Waar zijn de laatste westvlaamsche wippen nog te zien? J. Claerhout. |
|