Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
In de broekenGa naar voetnoot(1)
In de broeken,
tusschen 't riet, bezijds den wegzoom,
onder 't gloeien van de zonne,
bij de diepte van den moergracht,
blekt daar, roerloos, stom, 't af-
schuwelijk ding dat grijnst naar mij, ont
daan van vleesch en vezel,
bruingeboend, ontspierd, ontzenuwd,
hard en bolde lijk ne keisteen. -
- 't Is èn doodshoofd!...
eenig!... eenig!...
waar de reiger over rimpelt,
slap en zwak, en 't niet 'n merkt,... maar
dat de menschen liggen zien, en
met ne gruw voorbijgaan. -
Och! die schedel, waar de geest wrocht,
waar de ziele heur krachten saamtrok;
och! die kuiltjes, waar op 't oorvlies
zang en klank sloeg;
en die holten, waar het daglicht
straalde, leefde en beeld gaf;
och! die ruimte, waar de blommen
't zoetste van hun reukwerk borgen;
en die mond,... ne mond die weg is,
weg met alles dat hem mond miek,
alles, alles,... uitgeweerd zijn
witte tanden! -
- Ai! 'k en wete 't,
niemand ooit die 't achterhaalt, wiens
hoofd daar sukkelt,
zwervend iets, dat vroeger, ach! zoo
welgezind, zoo
bloeiend op zijn lijf stond,
- lijf van Belg of Duitscher -
| |
[pagina 253]
| |
droomend, hopend, vreezend,
bij 't verwisselend overslaan van
't krijgsgeluk. - Och!
Belg of Duitscher,
was 't ne kogel die u trof, of
't water dat u meêtrok,
u omklemde en achterliet in
't herte van ons polders? -
waart ge Belg?... op
vadergrond toch, viel uw lijk, op
vadergrond bleef uw gebeente; -
moedig streedt ge voor de vrijheid
snevend naamloos voor uw ouders,
die u name en huisheerd schonken,
stervend voor uw kind, misschien, dat
op den vrijgevochten bodem
uwen name eens voort zal zetten. -
- Waart ge Duitscher?...
verre van uw vaderstreke, en
aangezweept bij deun en juichkreet,
vastbetrouwend op de zege,
zaagt ge Duitschlands roem verbleeken,
zaagt ge Duitschlands macht begeven
lijk nen ijsklomp, die verbrokkelt,
traagzaam dooit, en wegteert. -
..............
Wreed benauwelijk doodshoofd,
ach! waneer toch zal men u, in
vasten en gewijden grond, te
slapen leggen?
en waneer toch zult ge rusten
waar zoo velen rusten
zonder dat hun dolend wrak nog,
onder 't bloote van den hemel,
hier of daar om deksel smeekt, om
hulpe en zieltroost? -
- Belg of Duitscher,
| |
[pagina 254]
| |
God zal mijn gebed vernemen
hier ter plekke. -
Waar de Dood heur hand liet vallen
mag ze spreken,
eerbied vragend voor al dezen
die heur grepe neêr kwam duwen,
achting voor 't ontbonden lichaam,
liefde voor de ziele. -
Ja, de Dood mag spreken,
zonder haat,... maar
afkeer eischend voor den hoogmoed
die beraamde en die bevel gaf;
walg gebiedend voor den meineed,
en voor 't onrecht dat ons land schond.
..............
Over 't doodshoofd, in de broeken,
tusschen 't riet, bezijds den wegzoom,
onder 't gloeien van de zonne,
bij de diepte van den moergracht,
zweeft... den De profundis. -
Nieuwcappelle, vii-1921. A. Mervillie |
|