Biekorf. Jaargang 27
(1921)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLierenaar (boven, bl. 252, opm. 3).‘Biekorf kent geen ‘lierenaar’ zoo ik zie?’ [Biekorf? 't doet, en oudere lieden tonzent alom, maar veel jong volk niet meer. ‘Bij ons hier, tusschen Lier en Aarschot, is dit soort mes door elk gekend en genoemd’. Br. | |
Klappertje (boven, bl. 255).‘Uw ‘klappertje’, 'k wilde wel dat 't waar ware. 't is te schoone; maar 'k t wijfele: iemand die nen zwelg gong drinken, zei mij: ‘'k ga mijnen klakker rechte zetten’ en hij wilde daarmmê bedieden, zoo 't mij scheen: 't lilleke dat diepe in de keel hangt. Quid? 't Is wel ‘klakker’ en niet [uw] ‘klapper’ dat ik hoorde. Misschien twee verschillige zaken? of miszeid?’ (Wynghene) H.P. Te Brugge zegt men ook ‘klakker’. Maar ‘klakker’ te Wynghene, en ‘klakker’ te Brugge wordt gezeid tegen 't strottenhoofd, waar- | |
[pagina 288]
| |
voor DBo ook ‘klakke’ gehoord heeft (vgl. W.-Id. ‘klakke’)... b.v. ‘hij is zijn klakker geborsten’. Echter op bl. 255 is sprake van een louter ingebeeld klaptuig, zittende in ons kele, en waarmee we ‘klappende’ zijn. Hebbe 't duidelijk gehoord en herkoord. L.D.W. | |
De B op de haver (boven, bl. 238, 264).‘Dat er op de vimmen van de haver een letter te vinden is, wisten wij al toen we nog naar de lagere school gingen. Dikwijls genoeg hebben wij er naar gekeken. Doch nooit hebben wij er eene andere gevonden dan de B, soms wat klaarder, soms wat onduidelijker. Ook hoorde ik nooit van geen andere spreken. Wel heb ik hooren beweren dat die B beteekende: Beste haver. Daarom zoo zegden zij, die 't best wilden weten, en staat er nooit geen, tenzij op heel veie. Of en in hoever dit waar is, heb ik nooit onderzocht’. Een uit de Kempen. |
|