- Wierd ter plaats opgeraapt, waar Hildebrand mij aangetroffen heeft.
- En men noemt u Ansbald?
- Onder dien naam ben ik in de woonhalle van Hildebrand opgegroeid.
- Ansbald is uw naam niet, spreekt Raban, met beslisten toon. Uw naam is Stuwekin; gij zijt mijn oudste broeder, wiens verlies, Bame, onze vader, zoo bitter betreurd heeft! Geef mij de hand, ik zal u tot onzen vader geleiden... Intusschen zullen de gezonden voor de gekwetsten zorgen.
Bame is niet weinig verbaasd, als hij de beide verzoende benden ziet naderen en den uitslag van den kamp verneemt; met aandoening sluit hij zijnen weergevonden zoon, zijnen dierbaren Stuwekin in zijne armen.
Brunhilde komt nu met roodgeweende oogen uit den schuilhoek te voorschijn, waar zij geborgen en gevangen zat, in afwachting dat zij haar hert, aan haren onstuimigen bruidegom kon schenken.
- Wellicht, zucht zij, zal nu alles effen komen... Raban, ga met mijnen broeder Ansbald, met uwen broeder Stuwekin naar onzen vader Hildebrand... Verhaal hem wat er geschied is... 't Is te hopen, dat hij alsdan zijne toestemming niet zal weigeren .. Indien alle hinderpalen uit den weg geruimd zijn, ben ik bereid, u als eene trouwe echtgenoote te volgen.
Dit voorstel wordt aanveerd en ten hove van Hildebrand, met goeden uitslag bekroond.
***
De Friesen worden in het geloof onderwezen.
In de romaansche kapel, die in de korte marke der Franken, met ruwe veltsteenen gebouwd is, wordt op Kerstdag van 't jaar 715, het doopsel aan de bekeerde Friesen toegediend.
- Forsachistn Diaboloe? vraagt de monnik van St Bavo van Gent, aan Raban, in de frankische tale, waaruit onze vlaamsche taal gesproten is.