| |
| |
Plaatsnamen
Deftinge (Oostvl.)
A. 1026: Davatinge, V. Lok., bl. 74.
A. 1281: Daeftinghe, ib., bl. 401.
Dit zelfde dorp, of eene naburige plaats, wordt vermeld als volgt:
A. 1130: Dauentengem, V. Lok., bl. 129. - Oorspr. - Op den rug van het stuk staat geschreven: Donatio terrarum in Daventenghem et Lirde, nunc Muysenholle, etc. facta anno MCXXXo.
A. 1142: Dauentegem, V. Lok. bl., 40. - In een ander stuk, van hetzelfde jaar, zelfde bladzijde, staat nog twee maal Dauentegem te lezen; deze oorkonde komt ook voor bij Fay., bl. 159, maar hier leest men twee maal Davetengem.
A. 1166: Dauenteghem, V. Lok., bl. 175.
A. 1229: Daventegem, ib., bl. 259.
Oorsprong volkomen duister.
| |
Denterghem (Westvl.).
Reeds zoo geschreven bij Fay., bll. 201, 219, in de jaren 1177-90 en 1234, bij V. Lok., ten jare 1206 (ook Dentergem), bl. 230, en ten jare 1281, bl. 400.
Oorsprong even duister.
| |
Dutteghem.
Onder de leenen, ‘die men houdende es van der kercke eñ clooster van S. Pieters’, wordt, met betrekking tot het
| |
| |
jaar 1517, bij V. Lok., II, bl. 344, melding gemaakt van ‘Dutteghem in Denterghem’.
Bij Först. vindt men Dodto, Pol. Irm. en Dotto, fragm. de rebus Dagoberti I. Dit Dotto kan hier te passe komen, alsook bij Dottignies, indien dit laatste, wat waarschijnlijk is, tot Dottoniacas, of iets dergelijks, opklimt. Misschien hebben wij hier opnieuw te doen met eene liefkoozende uitdrukking uit de kindertaal. Bij Scheurmans, Algemeen Vlaamsch Idioticon, lees ik: ‘Dut (Hagel.), Dot, Dotje, Dotteke (Br., Leuv.), een troetelwoordje, waarmede de moeders hare kinderen paaien.’ Ook bij Van Dale: ‘Dotje, liefkoozende benaming voor een kind’.
| |
Ekeningahem.
Handschr. A: in pago Mempisco sive Gandinse... in alio loco qui dicitur Ekeningahem, Fay., bl. 41, V. Lok., bl. 14.
Handschr. B: in pago Mempesco... in alio loco qui dicitur Ekeningim. Fay., bl. 40.
De gifte, waarvan hier gewag gemaakt is, wordt door de Ann. Bland., V. d. Put., bl. 3, teruggebracht tot het jaar 737; alleenlijk wordt Ekeningahem hier vervangen door Eke, waaruit Fay. besluit dat Ekeningahem en Eecke, arr. Gent, een en 't zelfde zijn. Onmogelijk.
Ekeningahem wordt genoemd na Hrochingahim, super fluvio Dormia, en zal dan wel in dezelfde streek, ten Noorden der Schelde, gelegen geweest zijn.
De naam schijnt afgeleid van *Ekinus, die zelf een uitbouw is van Ek-. Dit ek- kan beantwoorden aan Aik-, en behooren bij den persoonsnaam Aico, Aiko, Eicco, te vergelijken met het nw. eik, wvl. eeke; of aan ik-, ek, en is dan te vergelijken met den onopgeklaarden persoonsnaam Iko, Ico, Icco, ags. Ecca, Ica, dimin. Icel.
| |
Erondeghem (Oostvl.).
A. 1036: Erondeghem, V. lok., bl. 82.
Een name *Erundus is mogelijk. Voor het tweede deel -undus, vgl. Everundus, bij Fay. De uitgang -und- kan behooren bij ohd. unda = fluctus, unda, vgl. de namen
| |
| |
Undo, Undinus, Undoin, Undulf; of bij ohd. hunto = centurio, tribunus, ofwel bij ons woord ‘hond’. Het naamdeel hund- komt hier en daar voor; in het tweede lid kan de h reeds zeer vroeg weggevallen zijn. Voor het eerste deel er-, mag men denken aan ohd êr = ijzer, erts, of êra - roem, eere. In beide gevallen nochtans moesten wij regelmatig eer-, met scherplange ee verwachten.
| |
Erweteghem (Oostvl.)
A. 1281: Erwetenghem, V. Lok., bl. 407.
Bij Först. staat, onder Wiz, een Saksische persoonsnaam Hiriwit; deze kan geschreven staan voor Heriwit, en beantwoorden aan een ouder Hariwit, waarvan het eerste deel hari- wil zeggen ‘leger, volksschaar, enz.’ en in eigennamen zeer veel gebruikt is, en 't tweede deel -wit wel zal behooren bij ‘weten’. Nu, een Oudnederlandsch *Hariwitingahem zou rechtstreeksch leiden tot (H)erweteghem.
| |
Everghem (Oostvl.)
Everghem, V. Lok., bl. 127, ten jare 1125.
Uit een ouder *Eb(u)ringahem, afgeleid van den persoonsnaam Ebur, Ebaro, of van een der talrijke namen die met ebur- samengesteld zijn, b.v. Eburhard, Ebrard, bewaard in den geslachtsnaam Everaert. Ons ever(zwijn), hd. Eber, luidt in het on. jöfurr, alwaar het ook bij dichters in de overdrachtelijke beteekenis van ‘vorst’ gebruikt is.
| |
Fliringehim, ten jare 966, genoemd onder de afhankelijkheden van Waelhem, gehucht van Worteghem, Fay., bl. 65, V. Lok. (ad ann. 964), bl. 38.
Een naam *Fliro is onbekend. Of Fliringehim ooit werkelijk bestaan heeft, kan met reden in twijfel getrokken worden; in een oorspronkelijk stuk immers van 't jaar 964, bij V. Lok., bl. 40, worden opnieuw de afhankelijkheden van Waelhem opgesomd, en Fliringehim komt er niet in te voorschijn.
| |
| |
| |
Frautingehem, ten jare 1040, V. Lok., bl. 85:
In superiori Melna terram quam Heregaudus et alii largiti sunt, et in Frautingehem mansum I, in Morcele medietatem ville...
Vgl. de paralleele text van 't jaar 1036, bl 82: in superiori Melna, terram quam Heregandus (l. -gaudus) et Asscericus et Odilia largiti sunt; et in Vantenghem mansum unum; in Morsele medietatem ville...
Uit de vergelijking der twee texten volgt dat wij het raadselachtige, het onmogelijke Frautingehem gerust mogen uit onze papieren schrabben, en dat wij hier te doen hebben met Vanteghem, een gehucht van Wetteren (Oostvl.).
Adzo
|
|