Mengelmaren
Jozef de Cock. Ons Leven. Bladzijden uit het dagboek van een schacht. Leuven, Keurboekerij, 1907.
Aan een gebrek van hoogleeraar De Cock hebben wij dit kostelijk boekje te danken. Ja, aan een gebrek... aan zijn nieuwsgierigheid nl. Hij zegt het zelf: ‘Het handschrift dat ik de eer heb in de onderhavige bladzijden uit te geven werd, geachte lezer, door mij ontdekt op 13 Oogst 1907, omtrent twee uren van den namiddag. Te half-twee (let wel op dat het Just-Lips-noenmaal in de vakantie te half-een begint in plaats van te éen uur) had ik genoenmaald, een kopje koffie gebruikt - rooken doe ik niet - en daar het te heet was om te gaan wandelen ('t was twee dagen vóor half-Oogst en dan kan 't immers vervaarlijk heet zijn) ondernam ik een langzaam kuiertochtje door de schaduwrijke gangen van den linkervleugel des collegegebouws. Ik beken dat ik nieuwsgierig ben van natuur. 't Is een gebrek - maar wie heeft er geen?... Uit nieuwsgierigheid trok ik hier en daar in de kamers een schuif open en vond daar niks bijzonders: pijpstelen zonder kop aan, brokken krijt, beroeste pennen, knoppen en dergelijke kostbaarheden meer. Nievers geld tenzij op éen plaats een kwade duit: die heb ik door 't venster in de Dijle gegooid. Zoo kwam ik aan de kamer nr 207 en daar in de tafellade heb ik het handschrift ontdekt. Ik spaar u de beschrijving van mijn vreugde: stel u Colombus voor toen hij Amerika vond.’
De professor mocht waarlijk opgetogen zijn van blijdschap om die zonderlinge vondst. Maar al de toekomende lezers van het handschrift nog meer. Nu laat ik maar gerust Klikspaan's Studententypen in mijn boekenkast opgesloten en wie Klikspaan kent zal deze plotse onverschilligheid zeker wel aan geen gewone oorzaak toewijten. Waarlijk moest de fijn-schrijvende, snaaksche hoogleeraar zelf het dagboek gemaakt hebben hij zou 't niet beter gedaan hebben dan de hoogst begaafde schacht Pol Wilmans.....
G.V.