Biekorf. Jaargang 17
(1906)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Eene ‘cluseneghe’ te NieupoortVER in de middeleeuwen reeds stonden kleine woningen, kluizen, op het kerkhof, tegenaan de kerk gebouwd, of op eenzame verlaten plaatsen. De godsdienstige beroerten hebben er vele vernietigd, en enkele dier woningen schoten nog over in de 18e eeuw. Die huizen bewoonden kloosterzusters of vurig godminnende vrouwen, die mits noodige toestemming hunner geestelijke overheid, en na plechtige beloften, in de allerstrengste afzondering leefden. Hadden zij geen middels tot bestaan, de almoesen der geloovigen, het klooster waaruit zij kwamen, of bijzondere giften moesten er in voorzienGa naar voetnoot(1). Zulk eene woning vinden wij ook te Nieupoort. In 1410 vermelden de stadsrekeningen den eersten keer de kluis. ‘Der nieuwe cluseneghe ghegheven in hoefscheide te helpen ten costen, ome haar husekin te makene 24 l.’ Waar zij dan stond kunnen wij moeilijk uit maken. Misschien wel tegen de vesten t'einden het beluik van het O.L.V. kerkhof. In 1418 trekken twee raadsheeren naar ‘Tarenburgh ome consent van den bisschop, der cluseneghe huus, ome 's nieuwes wercx wille, te verstelne’ en zij verkregen hetGa naar voetnoot(2). De stad was aan 't herstellen en maken van versterkingen, die ook bachten het kerkhof lagen. De nieuwe kluis was opgemetst in December 1424Ga naar voetnoot(3). De plaats is aangeteekend in de kerkr. 1458-59, toen de kluis verhoogd en veranderd werd. Zij stond op de zuidzijde van de kerk tegen aan de vischkoopers kapel, op den oostkant, zoo wij meenen. De vischkoopers kapel, St Jacobschoor, was de zuidkant van het kruis der kerk. Twee vensters, een groot en een minder, kwamen in de kapel, een derde binnen ‘den belokene’. Een muur met eene | |
[pagina 111]
| |
poort omheinde den hof. De kluis was eerst met strooi, later met tegels gedektGa naar voetnoot(1). De namen van vier cluseneghen zijn ons bekend. Joncvrauwe Fransine Michiels 1458 tot.... Bij haar woonde een ‘joncwyf’, Zuster Tannekin werd in de kerk begraven in 1488. Zuster Grietken eerst genoemd in de kerkrekening 1491-92 stierf in 1499, en ‘zuster jonne clusekes keisermaert werd gehouden’ in 1502. De zusters-kluizenaarsters behoorden voorzeker tot het klooster van de grauwe zusters ‘boven’ of ‘der oude fondacie.’ Zuster Grietkens kluisleven was, een tijd, onrustwekkend. Eéne vrouw, en wat later eene tweede werd er bij uitbesteed, ten koste van de kerk, om ze te bewaken. Kwade feiten, gepleegd in aanvallen van waanzin of bezetenheid werden haar ten laste gelegd. Mijnheer van den hove van Dixmude zond ‘ter informatie ter cause van zuster Grietken cluzeghe... den deken van kerstenheide metgaders meester Jacob de Croec’, geneesheer te Nieupoort. Op last van de wet deden de kerkheeren ‘voeren te Ronse, zuster Grietken, de cluseghe, in pelgremaige met twee andere graeuwe zusters en broeder Dieric Hellinc’ om Sint Hermes de genezing harer krankheden af te smeekenGa naar voetnoot(2). Van toen af werden vanwege de kerk geene uitgaven nieer gevorderd om buitengewone zorgen voor het zusterken. Ongetwijfeld leefden de kluizenaarsters eene strenge boetpleging en versterving na. Nooit moest de kerk geld uitgeven voor brandhout; zuster Grietken liet zich eene geeselrieme bezorgen. 't Was een volstrekt beschouwend leven: zij moesten hier niet zorgen, lijk op andere plaatsen dikwijls, voor 't kerkgewaad noch linnen; en het valt dan zoodanig niet te verwonderen dat die buitengewone, aardige levenswijze tot waanzin soms, of nog erger, voerdeGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 112]
| |
De cluseneghe van Nieupoort hing af van den bisschop van TherenburgGa naar voetnoot(1). De vrouwen-cluseneghen konden voorzeker, en moesten misschien wel, zich zelf ontdragen. Cluseneghe Fransine Michiels mocht er nog een ‘joncwyf’ of dienstmeid op na houden; zij gaf aan de kerk ‘een cleen tabernacle’, dat was ghehanghen in den koorGa naar voetnoot(2); zij droeg nog op ‘der kerke van Nieupoort 24 pond. par. lyfrente haer leven, die zoe heift sprekende te Sint-Winnoxberghe up Willem Muelnare en ziin wyf’Ga naar voetnoot(3). De zusters-cluseneghen leefden met de almoesen komende uit de bus ‘die hing in de kerk voor de cluseghe’Ga naar voetnoot(4), en de kerk voorzag altijd in haren nood. Na den dood van iedere cluseneghe, lezen we, werd het kluis-gerief verkocht, ter bate van de kerk. In Lauwe 1505 was de kluis af- en uitgebroken. R.D.P. |
|