| |
| |
Van den Eerweerden Vader Laurent Vander Lepe
IN het merkweerdig Gentsch tijdblad, Bibliotheca Belgica, van afleveringe 600 tot 604, is er sprake van Laurent Vander Lepe, en van zijne werken; en, daar het een vlaamschen schrijver geldt, hope ik deugdelijk werk te verrichten met hem en zijne werken aan zijne stamgenooten wat te doen kennen, volgens de opgaven en inlichtingen die in de gemelde afleveringen van het geleerd tijdblad voorkomen.
Laurent Vander Lepe of Vander Leepe, was waarschijnelijk de zone van Jan, gewezen raadsheer bij het Rekenhof te Brussel, die hem naderhand te Brugge vestigde en die den 5den in Herfstmaand 1663 tot den edeldom verheven wierd.
Men gelooft ook dat Laurent, eenen broeder hadde Jan Antoon bij name, die oppertoeziener, en later hooge jachtheer van Vlanderen wierd, alsook vinder en schepene der stad Brugge, mitsgaders voortreffelijke kunstschilder, en die den 17sten in Lentemaand 1718 overleed.
De wapenschild der Vander Lepe'n hadde eenen rooden grond, doorsneden met een gouden kruis, dat zelve met eenen zwarten arend versierd was.
| |
| |
Laurent wierd omtrent het jaar 1650 te Brugge geboren. Hij ontving eene welbezorgde opvoedinge, en trad, in den ouderdom van 18 jaar, in het klooster van den heiligen Franciscus te Iper, alwaar hij den 16sten in Herfstmaand 1667 het heilig kleed aantrok om den 17sten der zelfste maand, in 't volgende jaar, zijne plechtige beloften uit te spreken.
In het handschrift: ‘Ghescreven bouck vande geleerde mannen ende constenaren van Brugghe,’ dat in de boekenzale van Kortrijk bewaard blijft, en dat toegekend wordt aan Seg. en J.P. Van Male, geeft de schrijver eenige bijzonderheden over onzen Bruggeling, en schijnt te laten verstaan dat hij niet te Iper maar wel te Brugge zoude in 't klooster getreden zijn. Immers in de opgave der boeken van wijlen Heer Goethals-Vercruysse, te Kortrijk 1875, bl. 318, staat er hetgene volgt, uitgeweerd de spellinge.
‘Laurentius Vander Leepe, uit edelen geslachte binnen Brugge geboren, heeft zich van zijne jonkheid af begeven tot het kloosterleven, onder de Minderbroeders binnen Brugge, verlatende alles wat de wereld is beminnende, om zijnen Heer ende God aan te hangen; ende alzoo zijne ouders hem machtige middelen hadden nagelaten, zoo heeft hij een deel besteed voor zijnen ingang ofte profes, tot het verlossen van menige ellendige borgers, dewelke, niet konnende hunne schulden betalen, in de vangenisse waren treurende. Aldus maakte hij een schoon beginsel van dien volmaakten staat, gevende aan rijke en welgegoede menschen een voorbeeld om na te volgen.’
Na dat vader Vander Lepe de eerste jaren van zijn kloosterleven, loffelijk hadde voltrokken, zoo wendde hij hem teenemale tot het beoefenen der deugd en der geleerdheid; hij wierd tot voorlezer of leeraar in de Godheid verheven. Deze wetenschap onderwees hij in verschillige kloosters, onder andere te Brugge ten jare 1680 en 81, en 't was in dien tijd en in die stad dat hij zijn eerste werk uitgaf.
Na de dood van Vader Damiaan de Creus, overste in het klooster van Nieuwpoort, wierd onze Bruggeling, eerst voor een verbei, en den 6den in Nieuwjaarmaand
| |
| |
1684, voor goed overste van dat klooster benoemd, en den 23sten in Nieuwjaarmaand 1686 oefende hij nog het zelfste ambt uit. 't Is dan waarschijnlijk, na verloop van drie jaar, dat hij als onderoverste in het klooster der Recolletten te Audenaerde benoemd wierd. 't Is ook te dien tijde dat hij zijnen tweeden boek liet verschijnen.
Later, ten jare 1691 en 1692, staat hij bekend als Biechtvader der Urbanisten ofte Arme Klaren van Gent, alwaar hij den 24sten in Herfstmaand 1695 stierf, ten gevolge van eene slaapziekte.
Laurent Vander Lepe was een goede leeraar in de Godheid, maar daarenboven, volgens de getuigenisse van Van Male, ‘hield men hem ook voor eenen grooten controversist, dat is, ervaren in de wederlegginge der ketters.’
Deze ervarentheid toonde hij niet alleenlijk in 't spreken, maar ook in het schrijven, want tijdens zijn verblijf te Brugge liet hij het volgende werk drukken:
De Waere Kercke triumpherende over De Valsche: Bethoont eerst uyt onderlinghe Brieven ghescreven aen sekeren Bisschop van d'Herdoopers met naeme Adriaen Van Daele, woonachtigh op Heyle bij Eerdenburgh; Ten tweeden: uyt vier voornaemde kenteeckenen ons aenghewesen in 't eerste Concilie van Constantinopelen. Ten derden: uyt den H. Augustinus in 't besonder. Ten vierden: met verscheyden onwederlegghelycke argumenten soo in 't generael als in 't particulier. Verciert met veel seer schoone notabele Figueren. Alles by een vergadert ende in 't licht ghegeven door P.F. Laurentius van Der Lepe, Minderbroeder Recollect, Leesmeester van de H. Godtheydt.
Tot Brugghe, ghedrukt by Laurens Doppes, ghezworen Drukker ende Boeck verkooper, woonende in de Philipstokstraet in de dry Coningen. M.DC.LXXXI.
Deze boek telt omtrent 750 bladzijden; hij is volgens de gewoonte van den tijd, met beeldenissen en zinnebeelden versierd, ten getalle van 15, hij draagt 6 kerkelijke goedkeuringen en is opgedregen aan Zijne Hoogweerdigheid Frans de Baillencourt, 11sten Bisschop van Brugge.
Uit eene merkweerdige oorkonde die, in de boekenschap
| |
| |
der hoogeschole van Gent berust, en die in bovengemeld tijdblad, afl. 600, bl. 3 en 4 gedrukt staat, leeren wij dat dit werk het eerste letterkundig gewrocht was van den schrijver en ook de eerste boek dien Laurent Doppes drukte; dat Vader Vander Lepe een hulpgeld vroeg aan de wethouderschap der stad, tot het verspreiden van zijnen boek; dat hij den 2den in Zaaimaand 1681 de wete kreeg als dat de schepenen de vrage aanveerdden, en dat het hun aangenaam zoude zijn een getal van 42 van de zelfste boekskens te ontvangen; dat de schepenen op den 8sten der zelfste maand aan d'heer Andries van Bogaerde oppergeldwaarder der stede van Brugge, geboden te betalen, aan Eerw. Vader Laurent Vander Lepe, de weerde van 100 gulden, die aan hem gejond waren, uit erkentenisse en dankbaarheid voor de afdruksels van zijn werk.
De wethouderschap van 't Vrije gaf te dezer gelegenheid aan onzen schrijver een stuk wijn ten geschenke.
Adriaan Van Dale, tegen wien het eerste deel bijzonder gericht is, en die hier vermeld wordt als bisschop der Herdoopers, staat nog bekend als medestichter eener kettersche kerke te Aerdenburg; hij wordt er, op de rekeninge van 24sten in Wintermaand 1655, aangeteekend voor 16 pond vl. 13 schell. en 4 gr. Ziet Janssens en Van Dale, bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis van zeeuwsch Vlaanderen, VI. bl. 8.
Het blijkt uit het besluit van het eerste deel dat Van Dale hem niet en liet overhalen, want op het einde van den laatsten brief door Vander Lepe leest men: ‘Hiermede zeg ik vaarwel want heeft ul. weinig tijds, ik hebbe er nog veel min: ende is uwe tijd kostelijk de mijn is nog kostelijker: daarentusschen en zal eventwel niet nalaten van voor ul. te bidden of het bij gevalle God nog beliefde ul. verstand te verlichten, ende wille te vermorwen.’
Van Male zegt over dien boek hetgene volgt: ‘(Vander Lepe) ‘heeft sterk gearbeid tegen zekeren Van Dale... tegen den welken hij zeer heftig zich aanstelt ende uitvalt, doch met al zulke uitwerkinge niet gelijk als men wel verwachtede van dien schoonen tijtel van zijnen boek.’
| |
| |
‘Vander Lepe wierd een vermaarde predicant voor het gemeente’ zegt Van Male nog, ‘maar zijn ijver en was niet beperkt tot zijn klooster of tot de ketters, hij wilde ook goed doen aan de wereldlingen en aan de zondaars, en 't is alzoo dat zijn tweede boek te voorschijn kwam. Het is:
Des weireldts Jdelheydt, Pynelyck Gheniet Ende Ellendigen vyt-ganck. Op 't Tooneel ghebrocht door de verdoemde sondaers uyt d' ander weireldt, Ende voor een saligh Nieuw-jaer ghepresenteert aende verwoede Lief-hebbers van dese weireldt. Bij een vergadert door P.F. Laurentius. Vander Lepe. Minder-Broeder Recollect voor desen Leesmeester in de H. Godtheydt. Het eerste ende tweede Deel.
Tot Bruyghe gedruckt by Laurentius Doppes 1687.
Het derde deel wierd gedrukt in 1688 te Gent bij Jan Danckaert wonende in den Salamander.
Deze drie deelen, die twee boeken uitmaken, wierden mits veranderinge van jaartal in den eersten boek, ten jare 1688 te Brugge uitgegeven bij Laurent Doppes; en in 1692-93 te Gent bij Jan Danckaert. In deze tweede uitgave zijn de twee eerste deelen merkelijk gewijzigd, Van Male zegt er het volgende over:
‘Maar na mijn oordeel zoo verdiende hij (Vander Lepe) meerderen lof bij zijnen boek, dewelke is bestaande in 3 deelen; hij noemt deze; werelds ijdelheid, pijnelijk geniet, ende ellendigen uitgang tot onderrichtinge der dwaze menschen, welke boek, vervold met vele christelijke ende diepzinnige bedenkingen, versierd is met vele schoone zinnebeelden en gedichten.’
't Is een werk van zedeleer, doornaaid niet alleen met gebeurtenissen uit het heilig schrift en uit de heilige schrijvers maar ook met vertelsels, zeisels, verdichtsels en verhalen die uit oude en nieuwe schrijvers samengelezen zijn.
Dit gewrocht heeft wel eenige der gebreken van zijnen tijd, maar toch is het merkweerdig onder opzicht van letterkunde. De schrijftrant is eenvoudig, somtijds wat aardig, maar dikwijls sterk en gespierd; liefelijkheid en leven en ontbreken niet, en somtijds komt men dicht- | |
| |
stukken tegen van wezentlijke weerde; opdat iedereen kunne oordeelen, drukken wij hier het stuk dat op bl. 385, van het 3de deel te lezen staat.
‘Telt de boomen telt de blaren,
Die nu zijn, en die ooit waren;
Van den cours der eeuwigheid,
Is nog niet met al gezeid.
Telt de dieren niet om tellen,
Telt de stappen die zij stellen
Telt de hairkens van elk dier
Gij en telt nog niet een zier.
Telt zoo veel duistduizend jaren,
Als hun sterren openbaren;
Van die eeuwen eeuwigheid
Niet een stond is afgeleid.
Telt door alle 's werelds hoeken,
Al de schriften, al de boeken,
Al de blaren een voor een,
Al de reken groot en kleen;
Telt de woorden daar begrepen
Met de tittelkens en strepen;
Telt de letters ooit geprent
Of geschreven zonder end,
En herstelt die zooveel reizen
Als elk mensch zoud' kunnen peizen:
Van het eind der eeuwigheid
Is nog niet een zier gezeid.
Een voor een gaat zaadtjes rapen
Met de graantjes ooit geschapen
En de gerzekens in 't veld;
Gij en hebt nog niet geteld,
Hoeveel duizend eeuwig' eeuwen
De verdoemden zullen schreeuwen
Daar zij eeuwig zullen zijn.
Telt de vlokken die van boven
Van 't begin zijn neêrgestoven,
Die ooit dekten 't aardsche dal
| |
| |
Telt de druppels van den regen,
Die ooit kwamen neêrgeslegen
En ooit zullen nederslaan,
D'eeuwigheid zal langer staan.’
Onder opzicht van tale is dit werk allerbelangrijkst. Men vindt er menige spreekwoorden en zegwijzen, eene groote hoeveelheid verouderde of ongebruikte woorden en zeer vele beelderijke uitdrukkingen, waaronder de volgende nog, die den glimworm beschrijft, tot voorbeeld weze overgedrukt:
‘Men vindt een zeker soorte van kleine vliegskens, die somers (principalijk bij nachte...) uit hun geven een wonderlijk schijnsel ende klaarheid... het zijn gelijk levende vlammekens, gelijk vliegende peerelkens, gelijk gevleugelde lanteernkens, gelijk vergulde vliegskens, gelijk bezielde sterrekens, gelijk glinsterende hagelkens, gelijk lachende lichtjens ende roerende sonne straalkens.’ (1ste en 2de deel, bl. 285).
Het werk is uiterst zeldzaam en schrijver van boven gemeld tijdblad en kent er maar twee afdruksels van.
C. Delaere
|
|