Over het Geeraardsbloemtje
ROND de jaren 1440 trok zekere Geeraerd Clement in bedevaart naar 't Heilig Land.
Onderwege wierd hij gevangen genomen door de Saracenen en voor slaaf verkocht aan eenen Jood, die een stukske van het H. Kruis in bezit had.
Om zijnen slave te tergen, toogde de Jood van tijd tot tijd het heiligdom of reliquie aan Geeraard en zei tot hem al spotten: ‘Dit is een stuk der galge waaraan uw God gestorven is’.
Deze en andere spotternijen moest Geeraard hooren, en verkroppen, want hij en kon den heiligschender niet straffen; maar dagelijks bad hij God opdat dit hout, dat den verlosser der wereld gedregen had, niet meer onteerd maar vereerd hadde mogen worden.
Buiten de wete van zijnen meester had Geeraard den sleutel van het kaske gevonden waar de kostelijke reliquie in verborgen lag, en ten jare 1442 roofde hij den schat.
Maar waar hem weggesteken?
Hij sneed zijn been open en stak het dierbaar stuksken hout in de gapende wonde. God was met hem, want evendoppe groeide de versche wonde toe; en Geeraard, rekenende op Gods bescherminge, ontvluchtte zijnen meester.
Hij vond een engelsch schip dat hem in Vlaanderen, te Oostende, aan land zette. Van daar kwam hij dolende langs Ghistel, tot op kleinen afstand van Zande-dorp. Maar zijn been begon zeer te doen, en de gang wierd hem lastig.
Hij bad God hem te doen kennen waar het hem believen zou zijnen schat te bestellen. ‘Wilt gij het, mijn God, “zoo sprak hij,” dan zal ik hem dragen ter kerke waar ik eerst de klokken zal hooren luiden?’ En ziet, o wonder, de klokken van Zande gaan aan 't luiden, zonder dat er een mensch bij of omtrent ging.
Geeraard stond op den Kelling, te Zande; zijne wonde gaat open en 't bloed striemelt; hij trekt kerkewaards, en