Nooit en hebbe ik het volk hooren zeggen: Dat is gebeurd te Brugge, vierden September; maar altijd: den vierden van September, den zesden van Hooimaand. Die eerste zeggenschap is geradbraakt vlaamsch. Is iemand zoodanig liefhebber van de latijnsche benamingen der maanden, en tevens zoodanig vijand van de vlaamsche voorzetsels: in of van, dan behoorde hij te schrijven: Februarij, Augusti, Julij, en zelfs Septembris. Zoo doet Vader Cats, zettende onder zijnen brief naar Van Baerle, leeraar tot Amsterdam: ‘den 7den Septembris 1633.’ Dat en ware wel geen vlaamsch, neen't, maar het ware toch tale.
Zou in dat schrijven van dien latijnschen 2den naamval, de oorzake niet zitten van het achterwege laten des voorzetsels van of in? Geheel waarschijnlijk.
Doch laat ons liever, naar 't voorbeeld van Biekorf, de beste kiezen onder de eigen dietsche namen der maanden, en schrijven, als 't eenigszins mogelijk is,: den zooveelsten van, of in Sporkele, Lentemaand, enz.
En om geheel ons gedacht te zeggen, de Franschen spreken en schrijven: Le 4 (le quatre) Février. Wijlieden en kunnen voor den dag niet komen met: vier, of den vier Sporkele, of in Sporkele! Daarom ware 't geraadzaam, dunkt het mij, te schrijven: 4, 4de, 4en; b.v.: gedurende de 4 (= vier) jaar; het 4de (= vier+de, vierde) jaar, ten 4en (= vier+en, vieren) 's namiddags.
't En blijkt niet, overmits 't gebruik der oude schrijvers, dat het volstrekt noodig is achter den name der maand en vóór het jaartal, de woorden: van het jaar, in het jaar, ten jare, van, in, tusschen te lasschen. ‘Den 4den van Sporkele, 1890’ is zoovele als: den 4den van Sporkele, 't jaar 1890. Het achterlaten en onderverstaan van de woorden ‘'t jaar’ en schijnt mij niet strijdig met den aard en de zuiverheid onzer tale.
Jan Craeynest