't En is hij niet die dat uitgevonden heeft, neen 't, maar hij heeft het gehoord van zijnen vader, deze van zijnen grootvader, en ja, hoe en zou het dan geen waar zijn?
Ten andere die landsman en is er alleene niet om zulks te gelooven, al de landbouwers zijn van het zelfste gedacht, de geleerden zelve tot in de verledene eeuwe en wisten van niets beters.
Velen zelfs uit het gewone volk zal 't dunken dat de Mane binst den voorzomer inderdaad roste is van verwe. Geen wonder dus dat zij de vruchten doet roste komen!
Die Mane heet bij het volk de roste Mane.
Zij vernieuwt in 't begin van Oostermaand en op het einde dier maand, of 't gene nog meer gebeurt, binst de Meimaand, wast zij tot volle mane.
Iedereen kent de roste Mane, maar bijzonderlijk de landbouwers en de hoveniers.
En nochtans zij en is bij lange zoo boos en zoo ontzaglijk niet als zij wel meenen, noch zij en verdient op geender wijze den name die haar gegeven wordt.
Binst den voorzomer immers begint het zap overvloedig in de vezelen der planten te stroomen, de planten komen in 't leven, de botten beginnen te schieten en de landsche menschen hebben het belet: binnen eenen klaren nacht en helder manegeschijn, zijn botten en bladeren vervrozen en roste geworden,... en daar! 't En kon niet anders: 't was de schuld van de Mane, de roste Mane.
Zooveel te meer daar men nievers noch rijm noch ijs geware en wierd... Die leelijke, roste Mane!
En toch, daar en is niets van; maar hoort wat er gebeurt:
Als het opene, heldere lucht is, kunnen alle dingen die op de eerde vrij en bloot staan, hunne warmte wegstralen in de onmeetbare, ijskoude diepen van den hemel. De lucht en kan die donkere warmte niet tegenhouden, hij laat ze doorgaan zonder zelve te verwarmen en de wolken en zijn daar niet om die warmte terug te kaatsen.
Zoo dat alles binst zulke nachten zeere verkoelt. Maar de eene stoffen verliezen gemakkelijker en sneller hunne warmte als de andere.
Wilt gij weten de welke?