er anders over gedacht zijn dan erna, anders in elk land, anders in elke menschengroep, en bij allerlei individuen anders. Waar is de god die boven menschelijke oorlogswaardeering, boven alle menschelijke individuen, groepen en nationaliteiten staande, objektief zou kunnen oordeelen?
De zaak is dat de vraag naar schuld in nationale en wereldbewegingen zich onttrekt aan onze beantwoording. Zelfs de scherpzinnigste rechter kan over schuld niet oordeelen dan waar ze bepaalde personen treffen zou in nauwkeurig omschreven omstandigheden. Persoonlijke misdrijven zijn de eenige die kunnen berecht worden.
Voorzooverre dus dit werk de aandacht vraagt voor schuld of verontschuldiging van volken en wereld-toestanden, moet het wel eenigszins zijn voortgekomen uit een ondoordachte gevoelshouding, in dit geval uit een onnoodige bezorgdheid. Niet zij die het hunne deden om de gedenkteekenen van de kunst te beschermen, niet de ambtenaren die hun een wettelijke bevoegdheid verleenden, niet de aanvoerders die hun arbeid bevorderden of gedoogden, hebben zich iets te verwijten: mogelijke verwijten vallen altijd op hen die in een uitgaaf als deze niet vermeld worden: de enkelingen die zich werkelijk misdragen hebben.
Mogen hun namen ongenoemd blijven. Niemand zal het invallen hún schuld ten laste te leggen aan verdienstelijke kunstvrienden of aan een volk in zijn geheel, noch ook een werkelijk misdrijf willen verontschuldigen door een verwijzing naar de omstandigheden.