De Beweging. Jaargang 11(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] Overgave Door Karel Wasch Gij breekt in dit hel-flakkerend uur Het zegel uwer heimlijkheid En toont in gloriënd oogevuur Wat in uw wezen lag bereid. Ik zie uw haar in kaarsgloed ros Zwaar-hangend, of gij 't nauw meer torst, d' Ontstoken toortsen van uw blos, En aan uw mond de donkre dórst.... De binding die gij wenscht en schúwd' - Hoe rustloos doffe bloedsdrang dreef - Is nu nabij en diep-doorstuwd Van d' eigen drift elk d' ander geev' Der streeling hoogste heerlijkheid Gloed van verrukking onverflauwd, Die ons van 't zelfgevoel bevrijdt En aan een nieuw bewustzijn bouwt. * * * [pagina 202] [p. 202] De vormen wentlen in den nacht Om der begeerte eeuwge spil, Zij drijven samen hunne kracht Tot d' almacht van één vreugde-wil, Na zelfvernietiging in elkaar, Verreze' in stroom van huivering, Wier tocht thans duizelend doorvaar Het wezen der vereeniging, Dat in dit nieuw ervaren waakt: Zichzelf te zien tweevoudig-één, Wijl der herinn'ring wiekslag raakt 't Smachtleven der gescheidenheên.... * * * Tot het zich weer in scheiding splijt En elk het kille zelf hervindt, Neerligt in donkre machtloosheid Geen licht zich uit herdenken wint.... Dan met de eerste weemoedspijn Begint van vingeren de tast, Aarzlend, tot hun verstrengeld-zijn Met fijnen vreugderil verrást.... Wij staren naar het lichte raam, Dat in den nachteschemer leeft En een ontroering zonder naam De diep-verstilde vorme' omzwééft.... 't Is of ons 't oud verlangen trekt Naar een vermoeden, nauw-ontvouwd.... Doch sluimering de leden dekt En het geloken oog aanschoúwt: [pagina 203] [p. 203] Eindlooze ruimt', waar 't ijl kristal Der ziele' in blauwe klaarte hangt, Muziek als tij, dat rijz' of vall' Gelijklijk tot elks wezen lángt.... Tot wij met helle harte' ontwaakt Wijl blauwe naglans 't oog nog blindt Diep door bewustzijns flits geraakt, Gloriënd omvâmen wat ons bindt: ‘Er is geen smachten en geen strijd, Dan in den waan der vormensfeer De hoogste heffing ons bereid Blijkt een verklaarde wederkeer In den begeerteloozen stand, 't Eeuwig vervuld zijn door de vreê Van 't onverbrékelijk verband, Hoe vèr dit ons verblinde’ ontgleê.... * * * Thans reikt het hart naar slaap alleen, Dien voorhof van de eeuwge woon, Waar wij eens wijlen dùrend-één, In d' afschijn van elkanders schoon, Als ons de vormenwaan ontvalt De wind der ruimte in zangen zinkt Eén straling ruisch-vaart door 't kristal En iedre ziel van glorie blinkt.... Vorige Volgende