| |
| |
| |
Sociale hygiëne
Een sociale taak voor den geneeskundige.
De sociale beteekenis der Beroepsziekten en Bedrijfshygiëne, door L. Heijermans. Uitgave W.L. en J. Brusse te Rotterdam.
Die Aufgaben und Ziele der sozialen Medizin von Ludwig Teleky. Wiener klinischen Wochenschrift. no. 37. 1909.
De medewerking der Geneeskundigen aan het Staatstoezicht op den arbeid, door Prof. H. Burger, in het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde. Oct. 1909.
De heer L. Heijermans, bekend door een druk bezochte cursus over Beroepsziekten aan de Technische Hoogeschool te Delft en door zijn Handboek over dit onderwerp, beide vroeger in deze rubriek besproken, is aan de Amsterdamsche Universiteit toegelaten als privaat-docent in de leer der beroepsziekten en bedrijfshygiëne. Ook deze derde poging om belangstelling te wekken voor een verwaarloosd maar belangrijk onderwerp, verdient waardeering en aandacht.
Ditmaal wende de heer Heijermans zich tot de aanstaande geneeskundigen om hen te wijzen op een sociale taak, en te trachten hen de kennis te geven, die zij voor een goede vervulling noodig zullen hebben. Met die sociale taak is niet bedoeld dat de arts maatschappelijk werk verricht. Dat hij dit doet, spreekt eigenlijk van zelf. De geneeskundige is niet uitsluitend geleerde maar naast dienaar der wetenschap vooral dienaar der samenleving. En breed opgevat, zal hij niet alleen hulp verleenen aan zieken doch ook bijstand geven om ziekten te voorkomen en de gezondheid te bevorderen. Hij is naar de
| |
| |
bedoeling van zijn beroep stellig ook hygiënist. Het woord sociaal wijst echter op een andere beteekenis dan de letterlijke vertaling leert. Er is in onzen tijd een sociale beweging gaande, een strooming in de samenleving, die zich duidelijk ten doel gesteld ziet om een verdrukt deel der maatschappij, de klasse der loonarbeiders, op te heffen tot een hooger peil van welstand. Daartoe behoort ook het bereiken van een betere gezondheid, van meer kracht en weerstand.
Al wat aan deze beweging deel neemt, haar ondersteunt en voortstuwt, verdient de naam sociaal niet alleen door het tegenwoordig gebruik van deze terminologie, doch ook omdat er thans voor onze maatschappij geen grooter belang is dan die beweging zoo goed mogelijk te doen slagen. Daarmee is een vooruitgang te bereiken, die voor elk ander maatschappelijk streven een vasten en betrouwbaren ondergrond tot stand zal brengen.
De sociale taak van den geneeskundige is nu, dat hij door den aard van zijn opleiding en kennis aan deze strooming moet deelnemen en zijn invloed er zich ten goede zal kunnen doen gelden. Daarin te kort te schieten legt hem een zware verantwoordelijkheid op. Maar daarin de wetenschap te ontwikkelen en toetepassen als een heilzaam licht bij de moeilijke en donkere tochten, die de arbeidersklasse genoodzaakt is te ondernemen, herinnert aan de tijden dat de dragers der geneeskundige wetenschappen wegbereiders waren van geestelijke ontwikkeling en humaniteit.
* * *
De nieuwe privaat-docent in Amsterdam is een voorganger op dien socialen weg der geneeskundigen. Dat bewijst reeds de titel van zijn ‘eerste openbare voordracht’ waardoor hij onmiddellijk de aandacht vraagt voor de ‘sociale beteekenis’ van het onderdeel der wetenschap, dat hij voor de medische studenten zal gaan behandelen. Hij wijst er op hoe de aanstaande arts vooral zijn aandacht wijdt aan de ziekelijke stoornissen in het menschelijk organisme, doch hoe de opsporing der ziekteoorzaken hem noodzakelijk moet leeren dat de omstandigheden waaronder elk individu leeft daarop van invloed
| |
| |
zijn. Dit was de oorsprong der algemeene of publieke hygiëne, die zich vooral ontwikkelde door de pogingen om epidemische en besmettelijke ziekten te weren.
Een verder gaande stap is die naar de sociale hygiëne. Het is verwonderlijk dat de heer Heijermans dit niet met meer helderheid in 't licht stelt. De sociale hygiëne ziet de maatschappij niet zoozeer als een geheel van individuen, die een gezamentlijk gezondheidsbelang hebben. Zij let bijzonder op het onderscheid tusschen groote groepen in de samenleving, wier levensomstandigheden zoo aanzienlijk verschillen, dat dit zich in hun gezondheidstoestand afspiegelt. En begrijpelijkerwijze interesseert zij zich vooral voor de groep wier levensomstandigheden het ongunstigst zijn, te meer daar in die groep een zoo krachtig verlangen naar verbetering zich ontwikkelt. Dat de sociale geneeskundige zich hiervan ten volle bewust wordt is voor een krachtige vervulling van zijn taak buitengewoon belangrijk.
De heer Heijermans heeft het terrein der algemeene of publieke hygiëne in zijn voordracht niet opgegeven voor dit nieuwe gebied. Onder de velerlei levensomstandigheden, als woning, kleeding, voeding, enz., heeft ook de soort van den verrichten arbeid op de gezondheid grooten invloed. Van deze grondstelling der algemeene hygiëne gaat hij uit, om aan te toonen hoe belangrijk de leer der beroepsziekten is. Hij wijst erop dat inderdaad de sterftecijfers bewijzen welke groote verschillen er zijn in de gezondheidstoestanden bij verschillende beroepen. Dat er dus in het werk ziekteoorzaken schuilen, en dat de opsporing ervan ook voor de gewone geneeskunde van belang is, behoeft geen betoog, en is reeds lang algemeen erkend. Toch heeft het al te veel aan belangstelling voor dit onderzoek in ons land ontbroken. Begrijpelijkerwijze verdiepte de eerste privaatdocent op dit gebied zich niet in de oorzaken van deze verwaarloozing, doch vond hij het meer geraden nieuwe belangstelling te wekken. En hierdoor blijkt hij voorganger te willen zijn in de sociale geneeskunde, dat hij het tracht te doen door op de sociale beteekenis en niet zoozeer door op de wetenschappelijke beteekenis van de beroepsziekten te wijzen. Wat verstaat de heer Heijermans echter onder de ‘sociale’ beteekenis? Allereerst dat er in de maatschappij
| |
| |
minder invalieden zullen komen, indien beroepsziekten meer bekend zullen worden, en praeventieve maatregelen den omvang ervan beperken. Er is een belang ‘voor de gemeenschap, voor den Staat, voor den fabrikant en natuurlijk voor den arbeider’ te behartigen. Dit alles wordt uitvoerig uiteengezet, en duidelijk blijkt eruit dat de arts die niet alleen van beroepsziekten op de hoogte is, maar bovendien ook aangeeft hoe die te voorkomen zijn, een buitengewoon nuttig werk zal verrichten. Is hij daarmee ook genaderd tot de sociale taak, zooals die in 't algemeen werd omschreven? Inderdaad is dat het geval, al maakt de nieuwe privaat-docent het niet zóo duidelijk als wel gewenscht is. Het loont de moeite dit nader uiteen te zetten, vooral omdat hierdoor de oorzaak der geringe belangstelling der Nederlandsche geneeskundigen voor de bedrijfshygiëne in 't licht gesteld kan worden.
* * *
De geneeskundige, die in zijn practijk ziekteverschijnselen ontmoet, waarvan hij de oorzaak meent te vinden in 't beroep van den zieke, zal dezen waarschuwen, hetzij om een ander beroep te kiezen of zich op een bepaalde wijze voor de gevaren in acht te nemen.
Dat vinden van die oorzaak is echter dikwijls even moeilijk als 't veranderen van beroep of 't opvolgen van den gegeven raad. Het zal zich uitteraard beperken tot sprekende verschijnselen en de leer der beroepsziekten die op deze wijze ontstaat, is beperkt in omvang en inhoud. Een ontwikkeling ervan is alleen mogelijk wanneer de schadelijke invloed òf door toevallige opéenhooping van dezelfde ziekteverschijnselen in de practijk van een enkelen arts, zich toont als van meer algemeene strekking; dan wel wanneer de geneeskundige een bijzonder onderzoek naar ziekteverschijnselen in een of ander beroep gaat instellen.
In beide gevallen krijgt de belangstelling van den arts een sociaal karakter; hij ziet niet meer individuen doch een sociale groep die onder bepaalde omstandigheden leeft. Want het zal niet uitsluitend het beroep zijn, ook de toestanden in de werklokalen, de arbeidstijd, de arbeidskleeding, voeding, huis- | |
| |
vesting, standsgewoonten zijn in die sociale groep van een bijzondere soort en oefenen mede hun invloed uit op de gezondheid en ziekte.
Die sociale groep te helpen aan verbeteringen zal de krachtigste drijfveer zijn om het verschijnsel der beroepsziekten te bestudeeren en zoo mogelijk te cureeren. Dit is de ware bron voor de kennis der beroepsziekten, en het is niet toevallig dat de kennis omtrent de phosphornekrose bij luciferfabriekarbeiders afkomstig is uit Weenen, waar die industrie het eerst op eenige schaal voorkwam; dat de kennis omtrent loodvergiftiging in de aardewerkindustrie stamt uit het Engelsche pottery-district. En zoo verder die van loodvergiftiging bij schilders uit Parijs, van kwikvergiftiging bij spiegelmakers uit Fürth, van beroepsziekten der zinkgieterijen uit Silezië. In al die plaatsen was een groote sociale groep van arbeiders in eenzelfde bedrijf en onder gelijke omstandigheden, die tot een sociale, inplaats van tot een individueele waarneming dwongen.
Terecht legt dan ook de heer Heijermans tusschen de leer der beroepsziekten en de bedrijfs-hygiëne een nauw verband. Het moet echter niet gezien worden als een noodzakelijk voorafgaan van 't eerste aan het laatste, doch als een gelijktijdige ontwikkeling van beide onder den invloed der omstandigheden.
En hiermede naderen wij de oorzaak voor de geringe belangstelling der Nederlandsche geneeskundigen voor de beroepsziekten. De wetenschap voor zoover die gesymboliseerd is in handboeken en litteratuur was er niet de mindere van elders in Europa, waar toch de Europeesche geleerdheid zonder oponthoud toegang in ons land vond. Doch niet uit vakboeken is het dat de ware belangstelling voor beroepsziekten ontstaat, maar uit het sociale leven. En ons land miste die sterkere sociale klasse- en beroepssplitsingen en bijeenvoegingen, zooals andere meer industriëele landen die kenden. Ons land miste ook lang wat een sociale beweging genoemd kan worden.
Toch was er ook in ons land plaats voor den socialen geneeskundige en wij hebben dien gehad b.v. in Dr. Coronel, die daarvan reeds in de Ekonomist van 1855 en in de Gids
| |
| |
van 1863 blijk gaf. Maar navolging heeft zijn voorbeeld en weerklank zijn stem niet gevonden.
Merkwaardig is het echter hoe van af 1870 en in sterk klimmende mate tot 1887 ongeveer, een sociale beweging in ons land ontstond. En merkwaardig is hoe van de parlementaire enquète van 1887 dateert het begin der belangstelling zoowel voor het vóorkomen als het voorkòmen van beroepsziekten. Dat er geneeskundige hygiënisten van dat tijdstip zich even onkundig als weinig belangstellend voor de sociale hygiëne hadden getoond, opgegaan als zij waren in de algemeen maatschappelijke of publieke hygiëne, was de eenige doch ook de absoluut dwingende oorzaak om anderen dan hen met de zorg voor de beroepshygiëne te belasten. Dit mag nog wel eens duidelijk in de herinnering teruggeroepen worden, nu van uit medische kringen herhaaldelijk betoogd wordt dat eigenlijk aan den geneeskundigen hygiënist de voorrang boven den technicus toekomt, waar het geldt het belang van de gezondheid der arbeiders te behartigen. Niet de geneeskundige of de technische, maar de sociale hygiënist heeft die taak te vervullen. Dit is een vroegere eisch dan die over de wetenschappelijke opleiding welke aan de sociale taak voorafgaat. Medici en technici gelijkelijk hebben in de verschillende landen pioniersarbeid gedaan, mits zij slechts sociaal-hygiënist wilden worden en bleken te kunnen zijn.
Het sociale ambt van arbeidsinspecteur, maakt de toepassing eener sociale hygiëne noodzakelijk. Voor het arbeidstoezicht bestond er geen algemeene, doch een arbeidersgezondheid waarop te letten was. Van daar dat b.v. in ons land phosphornekrose, loodvergiftiging in de aardewerkindustrie, steenhouwerslonglijden, om enkele te noemen, door de arbeidsinspectie werden onderzocht. Van dit alles was geen wetenschappelijk nieuws te vinden. Als beroepsziekten waren zij bekend in theorie, in de boeken, doch onbekend in de werkelijkheid van 't Nederlandsche arbeidsleven. En het was de bedrijfshygiëne die in 't verband met de leer der beroepsziekten in deze, alsook in vele buitenlandsche, gevallen de eerste was.
De wetenschappelijke studie der beroepsziekten, die steeds voortkwam en moet voortkomen uit een sociale belangstel- | |
| |
ling - is niet de heer Heijermans daarvan het levend voorbeeld? - wordt niet bevorderd als een zuivere wetenschap, kasplant in de cultuur-gunstige serre der universiteit, - maar zij wordt allereerst gedragen door de sociale beweging, om in directe terugwerking aan die strooming zelve een verheldering, en voor haar deel, inzichtsvolle leiding te geven. En om deze reden reeds is het doel der leer van de beroepsziekten, dat is de bedrijfshygiëne, dikwijls eerst onder practische, en later onder verbeterde en meer bezonnen wetenschappelijke leiding, voorafgegaan aan de in verschillende boeken gekristaliseerde kennis der beroepsziekten.
* * *
Het was van belang de uiteenzetting van dezen samenhang eenigszins uitvoerig te geven. Allereerst om aantetoonen dat de heer Heijermans met zijn ijverige bevordering van de leer der beroepsziekten inderdaad den weg wijst naar een sociale taak voor den geneeskundige. Daarnaast echter om, scherper dan de heer Heijermans dit deed, te doen uitkomen dat juist het inzicht van het sociale der taak van den bedrijfshygiënist, hem stelt naast de algemeene, geneeskundig gebaseerde, hygiëne, en niet daarin, als beoefenaar van een - zij 't ook belangrijk-onderdeel. Doet men dit niet, dan wordt voet gegeven aan 't geschil of de geneeskundige dan wel de ingenieur aangewezen is, om uit te maken waar en hoe de gezondheid der arbeiders moet worden bevorderd. Want beide zullen het kunnen, doch meer dan de geneeskundige of technische opleiding, zal de sociale waarneming en ervaring beslissend zijn voor de waarde van den socialen hygiënist. Deze hoofdzaak dreigt bij 't onbeteekenend geschil te worden vergeten. Tot misverstand, dat daaruit ontstaan kan, geeft tot mijn spijt ook de heer Heijermans aanleiding. Wanneer hij b.v. schrijft ‘Ware wetenschappelijk bekend, wat 't gevolg is van den nachtarbeid, allicht zou het verbod van nachtarbeid spoediger tot stand komen, dan thans, nu in hoofdzaak ethische en sociale motieven te berde worden gebracht,’ dan wordt een tegenstelling gemaakt tusschen pure wetenschap en ethischsociaal motief, die niet bestaat en niet bestaan mag. Want
| |
| |
zoo ooit die kennis geheel wordt verkregen, dan zal het zijn door de kracht van dat ethisch-sociale opdat die kennis zal dienen als een, doch lang niet de sterkste, van hare middelen, tot het behalen eener overwinning op een ekonomisch-technische belangenmacht.
Sterker is nog dat hij kan zeggen: ‘De geheele arbeidswetgeving rust in hoofdzaak op medische en hygiënische gegevens.’
Dit schrijvende moet toch de heer Heijermans in den gang van zijn betoog zijn medegesleept tot voorbij het al te bekende feit, dat de arbeidswetgeving naar aard en karakter sociaal-ekonomisch is. Zelfs het hygiënische onderdeel der arbeidswetgeving is van een duidelijk technisch-ekonomische structuur, en hoezeer het zich in den vorm ook richt naar de hygiënische practijk, komt het tot stand en dankt het den meer of minder waardevollen inhoud aan de meer of mindere kracht der stuwende sociale beweging.
Ook voor den heer Heijermans is dit bekende waarheid. Nu hij die echter buiten zijn betoog stelt, en gevolgen trekt uit eenzijdige vooropstelling van de medische kennis werkt hij mede tot verwarring.
Zoo kan - om een bij uitstek feitelijk en practisch onderwerp te kiezen - de heer Heijermans concludeeren, dat voorschriften tegen het groote gevaar der inademing van slakkenmeel slechts dan met zaakkennis gegeven kunnen worden, wanneer de medische wetenschap heeft aangetoond in welke mate en onder welke omstandigheden die slakkenmeelinhalatie gevaren oplevert. Weliswaar schrijft hij daarbij dat de wetgever toch moet ingrijpen, al verkeert de medicus nog in onzekerheid, doch terecht zal een industriëel eischen dat de hem opgelegde voorschriften met zaakkennis gegeven worden of anders achterwege dienen te blijven. Hij zal niet bereid zijn tot onkosten tenzij het voor de gezondheid der arbeiders dienstig zal zijn. Doch de practicus en met hem de arbeider zou het zeer betreuren indien op de geneeskundige studie gewacht werd. En inderdaad is dat ook onnoodig. Het zaakkundige van het voorschrift hangt niet van die studie af, doch uitsluitend van de technische ervaring met toestellen, die de stof van het slakkenmeel uit de ademhalingsatmosfeer houden. Is dit laatste bereikt dan is het gevaar afdoende bestreden.
| |
| |
Dit voorbeeld staat niet op zichzelf.
Over oorsprong en beteekenis van talrijke schadelijke invloeden, zoo b.v. van de witte phosphor, van lood, kwik, zink, chromaten, werd en wordt nog gestreden door de theoretici, terwijl de sociale hygiënist het gevaar geheel of grootendeels reeds heeft afgewend.
Een ander privaat-docent, over wien straks meer geschreven zal worden, zegt dan ook terecht: ‘Das practische Leben hat haüfig nicht Zeit zu warten, bis der Theoretiker mit seiner Untersuchung zu Ende gekommen; der Praktiker greift dort zu, wo er ein Feld für seine Tätigkeit gefunden zu haben glaubt. Haüfig trifft er das Richtige, manchmal irrt er. Mag der Versuch zur Abhilfe aber nun der Intuition des Praktikers oder den Erwägungen des Theoretikers entsprungen sein, immer ist es Aufgabe der sozialen Medizin, Kritik zu üben an den Leistungen und der Leistungsfähigkeit der angewandten Mittel.
Immer aber musz diese Kritik geübt werden vom Standpunkt der sozialen Medizin, immer musz untersucht werden, wie diese Mittel einwirken auf die unsere Betrachtungsobjectbildenden Massenerscheinungen, nicht wie sie auf den Einzelnen einwirken.’
Het betoog van den heer Heijermans dat deze beschouwing buiten den logischen gang der gevolgtrekkingen sloot, geeft dan ook aanleiding tot - stellig zoo niet bedoelde - overschatting van de leer der beroepsziekten.
Het is zeer de vraag of de arbeidende klasse het met hem eens zal zijn wanneer hij haar de modelfabriek doet zien ‘als vrucht van de studie der beroepsziekten’ en of zij afwacht tot ‘de medische en physiologische gronden bekend zijn, die tot de vaststelling van den normalen arbeidsdag voeren.’
Waarschijnlijk zullen de wenschen en eischen daaromtrent wel op andere gronden berusten, al zullen medische uitspraken daarover gaarne als strijd- en agitatiemiddelen uitgelokt en gebruikt worden. Overschatting vooral schuilt in het slot van de eerste openbare voordracht. Daarin wordt zeer te recht gezegd dat de artsen, voor zeer bepaalde beroepen werkzaam, de schaduwzijden ervan nauwkeurig moet kennen. ‘En verder bestudeeren,’ zou ik er alleen gaarne bijvoegen. Doch wanneer
| |
| |
daarop de conclusie volgt dat de toekomst daardoor zal doen zien: de hygienisch beste arbeidsverhoudingen, onder toezicht van deskundige medici; en de redenaar het niet optimistisch vindt aan te nemen dat ‘al de nadeelige gevolgen verbonden aan het industrieele leven, den vroegtijdigen dood, de voortijdige invaliditeit, de beroepsziekten, de verhoogde tuberculose-morbiditeit en mortaliteit enz.’ voorkomen zullen kunnen worden, dan geeft hij een toekomstideaal, dat daarom in de lucht hangt, daar de weg erheen slechts aangewezen wordt door een college over beroepsziekten. De weg daarheen is dezelfde als die van de sociale beweging, vol strijd voor de klasse wier belang het geldt; vol worsteling, onderzoek, mistasten en weer vinden, voor hen die door wetenschappelijk en sociaal inzicht den weg zullen hebben te belichten en te effenen.
* * *
In dit zelfde jaar - 28 Mei 1909 - werd aan de Weensche universiteit een ander kenner van beroepsziekten als privaatdocent toegelaten. Het is Dr. Ludwig Teleky, specialist voor beroepsziekten bij de vereenigde Oostenrijksche Krankenkassen, die vooral door zijn belangrijk onderzoek over de phosphornekrose in Oostenrijk en zijn hardnekkigen met succes beloonden strijd tegen witten phosphor en loodwit ook buiten zijn land de aandacht heeft getrokken. Zijn intree-rede opgenomen in de ‘Wiener klinischen Wochenschrift’ en getiteld ‘Die Aufgaben und Ziele der sozialen Medizin’ is als een program te beschouwen voor de sociale taak van den geneeskundige. Want hij vat die ruimer en breeder op dan de enkele studie der beroepsziekten en wijst er met nadruk op dat zijn opvatting van de ‘soziale Medizin’, hoewel door de faculteit der Weensche universiteit aanvaard, belangrijk afwijkt van wat er gewoonlijk onder verstaan wordt. Het geldt n.l. dezelfde verwarring die 't woord sociaal overal te weeg brengt wanneer het enkel als maatschappelijk wordt vertaald en niet gezien als het kenmerkende woord voor alles wat samenhangt met de verheffing van den vierden stand, van de arbeidersklasse tot hooger peil van welstand, ontwikkeling en beschaving.
Juist dit maakt het belangrijk de beschouwingen van Teleky
| |
| |
in deze rubriek eenigszins uitvoerig over te nemen, omdat de overgang van de geneeskunde tot publieke en sociale hygiëne erin zoo nauwkeurig is geteekend, en de gronden voor dien overgang scherpzinnig zijn aangeduid. Hij schrijft aldus:
‘Die Heilkunde als Wissenschaft sieht in dem erkrankten Individuum vor allem den Kranken; indem sie von seinen sonstigen Eigentümlichkeiten, seinen sonstigen Verhältnissen absieht, indem sie nur das Krankhafte an ihm in Betracht zieht, hebt zie aus der Fülle der Einzelbeobachtungen das vom physiologischen Abweichende hervor, und gelangt so zur Aufstellung bestimmter Krankheitsbilder. Diese letzteren nach allen Richtungen hin zu durchforschen, die Ursachen ihres Entstehens und Verschwindens am Einzelindividuum zu erkennen, Mittel zu finden zur Beeinflüssung krankhafter Zustände am Einzelindividuum, dies ist die Aufgabe der Heilkunde, der klinischen Medizin im weitesten Sinne dieses Wortes, mit all ihren Hilfswissenschaften. Mittel und Wege anzugeben, wie der Einzelne sich vor Schädigungen bewahren, seinen Körper kräftig entwickelen könne, dies ist Aufgabe der individuellen Hygiëne.
Frühzeitig aber sah man in dem Individuum nicht nur das Einzelindividuum, sondern das Glied einer Gesammtheit, den Bürger eines Staates, oder einer Stadt. Man erkannte von welcher Bedeutung Gesundheit und Krankheit des Einzelnen für die Gesammtheit seien, und man erkannte dasz vor vielen Gesundheitsschädigungen der Einzelne nur durch Eingreifen der Gesammtheit bewahrt werden könte. Dieser Zweig der medizinischen Wissenschaft, die öffentliche Gesundheitspflege, die im Individuum vor allem das Glied einer territorialen oder politischen Einheit des Staates oder der Stadt sieht, entwickelte sich - und zwar zunächst ganz unabhängig von der Heilkunde - dort zuerst, wo das Individuum vor allem und fast ausschlieszlich als Glied der Gesammtheit Geltung hatte, im alten Hellas und im Rom der Könige und der Republik.
Mit dieser öffentlichen Gesundheitspflege hat die soziale Medizin gemein, dasz sie in dem Individuum nicht das Einzelindividuum sieht, sondern das Glied einer Gesammtheit, aber nicht wie die öffentliche Gesundheidspflege das Glied einer politischen oder territorialen Einheit, den Bürger des Staates
| |
| |
oder der Stadt, sondern das Glied der Gesellschaft, das Glied einer bestimmten wirtschaftlichen Gruppe, vor allem den Angehörigen einer bestimmten Klasse, der eben als solcher einer Reihe von seinen Gesundheitszustand beeinflüssenden aüszeren Wirkungen, vor allem Gesundheitsschädigungen ausgesetzt ist, die ausschlieszlich, vorwiegend, in besonderer Stärke oder in eigenartiger Gestalt sich gerade in seiner sozialen Schichte geltend machen, mit der wirtschaftlichen Lage dieser Schichte in engern Zusammenhange stehen.’
De aldus geteekende ontwikkelingsgang stelt in staat om de taak eener sociale geneeskundige wetenschap onmiddellijk te zien als een breed veld dat velerlei streven omvat. Teleky omschrijft die taak dan ook als het onderzoek naar den samenhang tusschen den socialen toestand met de daardoor bepaalde levensomstandigheden en het gezondheidspeil; tusschen de schade die zich in deze sociale laag of klasse der bevolking in bijzonderen vorm of sterkte doet gelden, en de daarin heerschende gezondheidsverhoudingen. Belangrijk is echter vooral dat hij aantoont hoe de aangeduide ontwikkeling der geneeskunde niet een opzichzelfstaande groei is, doch in engen samenhang geschiedde met de maatschappelijke verhoudingen.
‘Sowie für die Entstehung und practische Betätigung der öffentlichen Gesundheitspflege Voraussetzung ist das Vorhandensein umgrenzter staatlicher Gebilde, so ist auch Voraussetzung für Entstehen und Tätigkeit der sozialen Medizin das Vorhandensein verschiedener Klassen, die nicht nur durch ihre gesellschaftliche Funktion, sondern auch durch die Verschiedenheit der gesammten Lebenshaltung ihrer Angehörigen sich von einander scheiden.’
De sociale geneeskundige wetenschap had slechts een beperkt gebied in den tijd van het kleine boerenbedrijf en het ambacht, toen bedrijfshoofden en ondergeschikten uiterlijk ongeveer op dezelfde wijze leefden. Daar waar duidelijk een lagere klasse zich van een hoogere onderscheidde, is blijkens de oudere medische litteratuur, ook de invloed van de sociale verhoudingen op de gezondheidstoestanden bekend geweest.
Als wetenschap echter kon de sociale geneeskunde pas ontstaan ‘nachdem sowohl die Medizin selbst, als auch die Volkswirtschaftslehre und die Statistik eine gewisse Höhe der
| |
| |
Entwicklung erreicht hatte, vor allem erst dann als die gegebenen wirtschaftlichen und kulturellen Verhältnisse die Möglichkeit geschaffen hatten, aus den theoretischen Erkenntnissen der sozialen Medizin auch praktische Folgerungen zu ziehen.’
Dit nu is eerst het geval geworden in de jongste ontwikkeling der maatschappij, waarin het verschil in levenswijze tusschen de verschillende klassen der maatschappij grooter werd, en die klassen zich meer homogeen, meer massaal en scherper afteekenden. Bovendien doordat de arbeidersklasse tengevolge van haar geleidelijke verheffing een onderwerp van wetenschappelijk geneeskundige zorg werd en niet langer aan kwakzalvers en beunhazen bleef overgeleverd. ‘Vor allem aber’ zegt Teleky ‘hat die wachsende Bedeutung der Arbeiterklasse, so wohl an Zahl als auch an Einflusz die Aufmerksamkeit der Oeffentlichkeit und der Staatsverwaltung auf den Gesundheitszustand dieser Klasse gelenkt und hat bewirkt dasz Vorschläge zur Verbesserung dieses Gesundheitszustandes Gehör fanden.’
Met een historisch overzicht van de hygiënische zorg voor de arbeiders, eerst in Engeland, later in Duitschland en Frankrijk verduidelijkt hij hoe de sociale taak van den geneeskundige zich moest ontwikkelen uit de omstandigheden en thans daarin een vasten basis heeft gekregen.
* * *
De hiervoor geschetste beschouwing over den grondslag der ‘sociale geneeskunde’ geeft vertrouwen dat Dr. Teleky het gebied dier nieuwe wetenschap op breede wijze zal beschrijven. Allereerst wijst hij erop hoe de enkelvoudige waarneming weliswaar gegevens kan verschaffen om den invloed van de sociale toestanden op de gezondheid vasttestellen, doch dat de aldus verworven kennis slechts elementair en vaag is. Bovendien is die kennis eenerzijds zoo weinig zeggend dat zij bijna als vanzelfsprekend kan worden aangenomen, terwijl zij anderzijds sterk onder den invloed van subjectieve voor-ingenomenheid staat. Alleen de wetenschappelijk bedreven statistiek verschaft de middelen tot de objectieve waarneming van het verschijnsel in de menigten. De ontwikkeling van de cijferkunst tot een wezenlijk
| |
| |
medische statistiek is daarom noodig. Daarnaast kan ook het stelselmatig onderzoek van een menigte personen belangrijke gegevens verschaffen, doch dan dient naast nauwkeurige kennis van ziekteverschijnselen ook een niet minder preciese kennis van de sociale verhoudingen aanwezig te zijn. Terloops wijst hij erop van hoe groot nut een dergelijk onderzoek ook voor de meer eigenlijke geneeskunde kan zijn, maar vooral is kennis van den samenhang tusschen sociale omstandigheden en den gezondheidstoestand nuttig om te leeren zien, dat elke verbetering van de eerste, de laatste mee omhoog trekt; en dus staat en volk in groote mate ten goede komt.
De aldus te verkrijgen kennis heeft echter haar voornaamste beteekenis om op te sporen wat er te doen is ter opheffing van velerlei misstanden, opdat getracht worde zulke voorwaarden te scheppen dat de regelen der persoonlijke gezondheidsleer gevolgd kunnen worden. De bestrijding van volksziekten en kwalen kan verdiept en versterkt worden door na te gaan welke de oorzaken voor de verspreiding ervan in 't bijzonder onder de lagere bevolkingsklassen zijn.
Als onderdeel daarvan komt dan de studie en bestrijding der beroepsziekten naarvoren die weliswaar reeds van ouden datum is en haar voorgangers in vroegere eeuwen kan vinden, doch die pas beteekenis kreeg door nieuwere statistische gegevens. Om daaruit goede gevolgtrekkingen te maken zegt Teleky, is alleen medische kennis niet voldoende; ‘es bedarf genauer Kenntnisse der Arbeitsverhältnisse und Arbeitsbedingungen in den einzelnen Berufen.’ Vooral omdat het er op aan komt te leeren zien niet alleen waar het gevaar schuilt, doch ook hoe groot dat gevaar is voor de groep arbeiders in een beroep, door aan te duiden welke de ziektekans is, waaraan zij zijn blootgesteld. En wanneer dient te worden aangegeven wat ter bestrijding moet geschieden, zal naast de verworven geneeskundige kennis beschikt moeten worden over ‘genaue Kenntnisz der beruflichen Verhältnisse, Kenntnisse auf dem Gebiete der Gewerbehygiëne, Kenntnisz der Arbeiterschutzgesetzgebung der verschiedenen Länder.’ Door de leer der beroepsziekten op deze bijzondere, sociale wijze aan te vatten, zal de meer zuivere medische wetenschap niet geschaad, doch belangrijk gebaat worden, doordat nieuwe problemen om
| |
| |
oplossing gaan roepen. Innig kan dan ook het verband blijven met allerlei andere takken der geneeskunde.
Doch breeder is nog het gebied. Waar zoo vaak het onderzoek leert hoe de sociale omstandigheden de opvolging van gezondheidsvoorschriften belemmeren of beletten, zullen de organisaties, die in 't bijzonder de sociale omstandigheden trachten te verbeteren, de aandacht van den socialen geneeskundige verdienen, temeer wanneer zijn hulp daarbij wordt gevraagd. De sociale verzekering is de verzamelnaam voor zulke organisaties. Deze zoo goed mogelijk te maken, door te trachten het wezenlijke doel - de verheffing der arbeidersklasse - te bevorderen, afgezien van de vakbelangen van den artsenstand, die het streven naar dat doel doorkruisen, eischt niet alleen goede wil maar ook studie en arbeid. Er kan bijna van een sociale verzekeringsgeneeskunde gesproken worden die nog zoo goed als geheel te ontwikkelen en voor alle artsen van een dringende beteekenis is.
Daarnaast noemt Teleky ook hoe de geneeskundige in het staatstoezicht op den arbeid, uitteraard een sociale taak zal moeten vinden.
Samenvattende geeft hij ten slotte dit overzicht van de sociale geneeskunde:
‘Zij is het grensgebied tusschen de geneeskundige en de sociaal-ekonomische wetenschap. Zij heeft de inwerking der bestaande sociale en bedrijfsverhoudingen op de gezondheidstoestanden vast te stellen en aan te geven door welke maatregelen van hygiënischen en socialen aard de schadelijke invloeden verhinderd of in hunne werking beperkt kunnen worden. Haar taak is het ook aantegeven hoe de “Errungen-schaften” der individueele hygiëne en der klinische geneeskunde toegankelijk gemaakt kunnen worden voor hen die deze zich alleen en uit eigen middelen niet ten nutte kunnen maken. Zij heeft aan de artsen het wapentuig te leveren dat zij bij hun werkzaamheid op het gebied der sociale verzekering en sociale voorzorg behoeven. Ook de veranderingen die dit alles in den stand der artsen teweeg brengt en de ontwikkelingstendenzen, die zich daarbij vertoonen heeft zij te bestudeeren.’
| |
| |
Tot het vervullen van deze taak roept terecht Teleky veler hulp in, ‘denn die Lebens-, Arbeits-, und Gesundheits-verhältnisse der groszen Masse des Volkes - sie bilden das Hauptstudium der sozialen Medizin, an der Verbesserung dieser Verhältnisse mit zu arbeiten ist ihre Hauptaufgabe.
* * *
Het uitvoerig beeld van de sociale taak voor den arts door Teleky geschetst, is vooral ook voor ons land van beteekenis. Want onder de geneeskundigen wordt meer en meer begrepen dat zij het nieuwe gebied hunner werkzaamheid niet braak kunnen laten liggen. Dit blijkt ook uit de artikelen door prof. H. Burger in het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde in de jongste nummers geschreven. Hij dringt daarin aan op meerdere plaats voor den arts in het staatstoezicht op den arbeid. Daar dit uitteraard sociaal is zal een meerdere medewerking der geneeskundigen bevorderlijk zijn aan het nieuwe inzicht en de nieuwe medische wetenschap, mits goed begrepen worde dat het hier niet gaat om een vakbelang of om strijd tusschen den medischen en den technischen hygiënist. Beide zijn noodig, doch noodiger is dat zij beide, en door hun samenwerking, zich richten naar het sociaal inzicht, dat voor de vervulling hunner taak en voor het groote doel dat te bereiken valt, onmisbaar is.
Is. P. de Vooys. |
|