Berigten van het Historisch Genootschap te Utrecht. Deel 3
(1850-1851)–Anoniem [tijdschrift] Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht–
[pagina 187]
| ||||||||||||||
Bijdrage tot de geschiedenis van het jaar 1672.
| ||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||
waaruit zal blijken, dat de toenmalige regeringsvorm van de republiek eene der hoofdoorzaken is geweest van het verwaarloozen der verdedigingsbelangen. Hij heeft daartoe vooral gebruik gemaakt van stukken, welke in het archief der provincie Utrecht voorhanden zijn, en wier bekendmaking hem welwillend door het collegie der gedeputeerde staten van die provincie is toegestaan. Ook hoopt hij, dat het lezen van deze bijdrage anderen zal aansporen, om nog onbekende stukken, welke op dit jaar betrekking hebben, mede te deelen, daar nog een schat van kennis in de familiepapieren van bijzondere personen voorhanden is. Mogt hij dat doel bereiken, dan zoude zijne moeite dubbel beloond worden en men welligt later in staat zijn, om eene volledige geschiedenis van den oorlog van het jaar 1672 te schrijven, iets dat tot nu toe onmogelijk geweest is. Toen de staten van Holland in het begin van het jaar 1672 voorzagen dat de oorlog met den koning van Frankrijk onvermijdelijk was, besloten zij alle middelen in het werk te stellen, om hunne provincie te verdedigen, daar zij bekend waren met den gebrekkigen toestand van de verdedigingsmiddelen der republiek. Den 19 Januarij stelden de gecommitteerde raden bij monde van de heeren van Bosvelt en Hooft voor, ‘dat, tot voorkominge van alle invasien van vijanden binnen deze provincie, de stad Naerden in beeter postuur van defensie gebragt soude behooren te werden, en dat tot dien einde deselve stadt met behoorlijke ravelijnen tusschen de bolwerken voorsien, en daerenbooven met een goede contrescharpe en contrescharps-gragt versterkt soude behooren te werden; dat voorts, tot meerdere verseekeringe van deselve stad, aen de mond van de haven aldaer een klein fort soude behooren te werden gelegt, met eene linie van communicatie, om t' allen tijde met die van de voirsz. stad te konnen correspondeeren. Dat wijders met de heeren staaten van de provincie van Utregt geconcerteert soude behooren te werden over het retrencheeren soo van de rivier de Vecht, van den | ||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||
Hinderdam af tot de stad van Utregt toe, als van de Rhijnsche vaart, beginnende van de voirsz. stad Utregt tot de riviere de Lek toe, mitsgaders over het versterken van deselve stad, voornamentlijk aen de oostzijde, en eindelijk meede, dat de huisluiden ten platten lande op de wapenen souden behooren te werden gebragt.’ Dit voorstel werd in de vergadering van den 21 Januarij daaraanvolgende nader overwogen, en daarop werden de gecommitteerde raden gelast en gemagtigd om daarover met de staten van Utrecht te onderhandelen, en ‘ook het gunt dien aangaende bij onderling concert goedgevonden soude mogen werden, aanstonds te executeeren en effectivelijk in het werk te stellen,’ wordende de gecommitteerde raden verder gelast, ‘de huisluiden onder het geweer te houden of te brengen.’ Men schreef nog denzelfden dag eenen brief aan de gedeputeerde staten der provincie Utrecht, welke daarop in hunne vergadering van den 14 Januarij het volgende besluit namen: ‘Ontfangen en gelesen een missive van de Ed. Gro. Mo. heeren staaten van Hollandt en Westfrieslandt, geschreven in de Haagh de Ed. Groot Mo. Heeren! UEd. Groot Mo. missive gedateert den 21 der loopende maandt, op huyden in onse vergaderinge gelesen, sullen wij ter vergaderinge van de staaten deser provintie, die gehouden | ||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||
sal werden op dingsdagh naestcomende, den 16 deser, in brengen; midlerwijlen konnen wij UEd. Gro. Mo. verseekeren, dat het bekommerlijcke voorwerp van UEd. Groot Mo. voorsz. missive de gedachten der welgemelde heeren staaten ganschelijck occupeert, alsmede dat de conferentie ten fine van UEd. Groot Mo. voorgeslagen, bij haar Ed. Mo. volvaardiglijk sal werden aengenomen en de commissie daertoe ten gemelde dingsdage geordineert; ondertusschen geven wij UEd. Groot Mo. in bedenken, of niet tot de meeste acceleratie derselver commissie en conferentie soude strekken, in dien de heeren UEd. Groot Mo. gecommitt., geadsisteert in de persoonen hun desulke wercken verstaende, sich ten spoedigsten herwaarts aan vervoechden, omme alhier, naar genomen oogenschijn en goede informatie, soo pressante en hooghdienstige besoignes te perfecteren; doch ingevalle UEd. Groot Mo. daar over andere consideratien mochte hebben, versoecken wij dat haar Ed. Mo. van deselve, mitsgaders van de tijt en plaats der bijeenkompste jegens den voorgedachten dingsdag of soo haast doenlijck mogen werden verstendigt. De staten, van Utrecht magtigden in hunne vergadering van den | ||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||
In het laatst der maand Januarij had de inspectie van de landstreek tusschen de Grebbe en de Zuiderzee, en van de Lek tot den Hinderdam plaats; de veldmaarschalk Wirts en twee ingenieurs, Barnard de Roy en Hugo Ruysch, vergezelden de gecommitteerden der beide provincien. In de vergadering der staten van Utrecht van den ‘Nae dat de heeren gecommitt. van de provincien van Hollandt ende van Utrecht, nevens den heere veltmaerschalck Wurts, int bijwesen van eenige ingenieurs, op den 19 en 20 Januarij hadden geinspecteert de gelegentheyd van de Grebbesluys, ende het water te beyden sijden van deselve gepeylt, (conform het verbael daer van gehouden), ende soo voorts de grift naer Veenendael, besien den Rooijen Haen, Slaperdijck ende het begin van de Schouderbeecke grift, oock eenige informatien genomen van verscheyde persoonen in die quartieren bekent, met wat cours deselve beecke voort naer Amersfoort is loopende, ende hoedanigh het met de landen van daer tot aen Amersfoort, ende weder met die van Amersfoort tot aen de Zuyderzee is gelegen, hebben deselve vermeynt niet buyten aparentie te sijn, dat door 't water, bij een hooge riviere uyt den Rhijn in te laten, ende door het water uyt de lage landen omtrent Wageningen ende Veenendael gelegen affsackende, mitsgrs. door het opstouwen van de beeeken ende griften door ende om de stad van Amersfoort exonererende, een brede streccke lants van de Grebbe tot Venendael off den Roden Haan, ende van daer tot Amersfoort ten beyder seyden van de Schoorderbeecke grift onder water soude konnen worden gestelt ende onderhouden, voornaementlijck ingevalle hetselve op een plaetse off twee door een dwarsdijck konde worden opgehouden. Dat oock door 't selve middel, alsmede door 't water uyt de Zuyderzee in te laten, alle de landen om Amersfoort ende tot aen de Zuyderzee souden konnen worden geinundeert. Twelck practicabel bevonden wordende, ende een | ||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||
werck aen ende voor de Grebbe sluys, als mede een voor het begin van de te maken dijck, mitsgaders noch een voor den dijck bij Bunschoten gelegen, geleyt sijnde, de vijand van die sijde alle de passagie naer de provincie van Utrecht soude wesen belet. Ende dat derhalve raedsaem soude wesen, door het inlaten ende opstouwen van het voorsz. water een pertinente proeve daarvan te nemen, ende alles door ingenieurs te laten besichtigen ende affpeylen. Dat oock om den vijand, ingevalle deselve, 'tgeene God verhoede, quame in te breecken, te beter te konnen stuyten ende opte houden, de stadt van Wageningen behoort te worden versterckt ende van alles voorsien. Maer dat vooral moge worden sorge gedragen, dat alles wat kan dienen of werden bijgebracht, om den vijand het passeren van den IJssel te beletten, met den eersten ende sonder eenigh vertreck in het werck worde gestelt. Waernaer de opgem. heeren gecommitt. den 21 Jan. besichticht hebbende de gelegentheyd van Vreeswijk, genaemt de Vaert, mitsg. van den Vaertschen Rhijn, van daer tot aen de stad van Utrecht, oordeelden de ingenieurs, dat aen de oostzijde van de Vaert, daer de vervallen schans gelegen is, een groot hoomwerck tot bescherminge van de sluyzen en dorp, mitsg. tot verhinderinge van het passeren van den Vaertschen Rhijn soude behooren te werden geleght, ende dan voorts den Rhijndijck, leggende te westen vant water, van de Vaert aff tot aen de stad Utrecht, geretrencheert; ende bij inspectie van de Vecht bevonden sijnde, dat van de stad aff tot aen de Nieuwesluys off daeromtrent, niet alleen de dorpe van Zuylen ende Maersen, mitsgaders de menichfuldige speelhuysen, alle leggende aan de oostzijde van de riviere, het retrencheren ende bewaren van deselve zeer difficiel ende van excessive costen souden maken, maer dat daerenboven doorgaens aen deselve sijde veele hooge landen laughs de riviere sijn gelegen, ende ter contrarie de gronden aen de westzijde van deselve, op dewelcke het retrenchement soude moeten | ||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||
worden gemaeckt, soo laegh, de vijand de hooge kant ingenomen hebbende, het retrenchement onmogelijck soude konnen worden gedefendeert; derhalven souden de ingenieurs van advis sijn, dat bequamelijcker ende tot grooter dienst het retrenchement van de Giltpoort aen de Steenstraet off daeromtrent aen de voet van de hooge off langs de laage landen soude konnen worden getrocken op de Nieuwesluys off een weynigh daer beneden, ende dat dan de leege landen, buyten tselve blijvende, geinundeert, ende dat dan van de Nieuwesluys tot aen den Hinderdam een retrenchement op de westsijde van de Vecht soude konnen werden geleght. Oock wiert geoordeelt, dat de gelegentheyd van den tijd niet toe en laet om sijn gedachten te laten gaen tot het op nieuws fortificeeren van de stad van Utrecht, ende daerom raedsamer soude sijn de jegenswoordige wercken van deselven soo veel doenlijck te helpen ende te verstereken, ende dat derhalven op de wallen, tot defensie van de oude bolwercken, eenige platte formen souden konnen werden gelecht. Dat voor de Wittevrouwenpoorte een groot croon off hoornwerck soude konnen worden gemaeckt. Dat de bolwercken souden moeten worden gerepareert ende aen ende in deselve noch eenige klijnicheden tot defensie van deselve gemaeckt. Ende tusschen deselve bolwercken eenige ravelijnen geleyt. Dat oock de voorsteden buyten de Weerd ende Tollesteegh met ravelijnen off een swaer retrenchement souden behooren te worden versorcht. Oock tusschen den Vaertschen ende den Crommen Rhijn geleght een suffisant werck. Ende dan de westsijde van de stad met ravelijnen voorsien. Ende dan noch een contrescharp ofte bedeckte wegh om de stad geleyt. Eyndelijck is bij de heeren gecommitt. van Holland seer ernstigh gerecommandeert ende wort bij U Ed. Mog. gecommitt. oock seer nodigh geacht, om verscheyde wichtige consideratiën | ||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||
ende redenen, dat de fortificatien van het casteel tot Duyrstede mogen werden gerepareert ende, sooveel eenichsints doenlijck, verbetert off verstercktGa naar voetnoot1) De staten besloten hierop, om de gecommitteerde leden te gelasten, ‘om door de personen hun des verstaende en op de maniere mondel. voirgeslagen, de platen (plaatsen) en rivieren voornt. nader te doen inspecteren.’ De gecommitteerden der staten van Holland gaven verslag van hun onderzoek in de vergadering der genoemde staten van den 6 Februarij. Daar dit verslag slechts in enkele punten verschilt met het bovenvermelde, zullen wij daaruit alleen die punten overnemen. Over de stad Utrecht meldt dit verslag het volgende: ‘Edele Groot Mog. heeren, dit voormiddags verhandeld zijnde, hebben wij, om den namiddag niet vrugteloos te laaten doorloopen, met den heere veldmarschalk de stadswallen omgegaan, en naauwkeurig gelet op den toestand der selver, mitsgaders der bolwerken, graften, ravelijnen, halvemanen &c., en bevonden, dat die stad t' eenemaal in een ordentelijke defensie te brengen, een saake soude weesen van overgroote kosten, en waartoe veel tijds soude moeten gespendeert worden. Maar is de heer veldmarschalk van dat sentiment, dat men drie saaken hoord te doen, als eerstelijk, het afhouwen van alle plantagien, tuynen, boomgaarden &c., en het omwerpen van alle huysen, speelhuysen, tuynhuysen &c. Ten tweeden, dat men de vervallen buitenwerken weeder op soude maaken en in defensie brengen. En ten derden, om daar uit niet alleen wel te kunnen | ||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||
doen ageeren, maar die ook van de wallen te kunnen secondeeren, op verschelde plaatsen borstweeringen, nu veeltijds van steen zijnde, van aarde te maaken, en daar agter eenige epaulementen op te setten, en die uit de aarde van de wal, doorgaans seer breed zijnde, te vinden.’ Over de versterking van af de Vaart tot Utrecht, vinden wij daarin de volgende bemerkingen. Sondag den 31 namiddags zijn wij van de stad Utrecht gereeden langs de Rhijnsche vaart na het dorp van Vreeswijk, geleegen aan de riviere de Leck, en oordeelden, dat een retranchement geduurig langs de voorsz. vaart van veel kosten en tijdverquisting soude zijn, maar dat men voor de sluysen aan de Vaart behoorde te leggen een kroon- of hoornwerk, te weeten aan de oostzijde. Dat wijders de oostzijde van de voorsz. vaart, meest laag land zijnde, onder water geset soude moeten worden, behalven te Jutfaas, daar de landen hooger zijn, alwaar oostwaart van de brugge een werk soude kunnen gemaakt worden; en dan voorts tot Utrecht aan de westzijde een borstweering met een dubbeld banket gemaakt worden, om daar agter den vijand het overkoomen te beletten, en dat men voor de Stolsteegpoort, tusschen den Krommen Rhijn en Vaartsche Rhijn, een fort soude leggen.’ In deze vergadering werd een brief voorgelezen van de staten van Utrecht van den ‘Wij hebben naer ingenomen rapport der heeren onse gecommitt. tot de conferentie met de heeren bij UEd. Gro. Mo. affgeschickt, nopende het verstercken der stad Utrecht ende 't maken van een retrenchement in onse provintie, goetgevonden hetselve besoigne te doen continueren, ende gedachte heeren onse gecommitt. geauthoriseert, om door hun des verstaende de gelegentheyd der besichtighde plaetsen ende landerijen nader te doen inspecteren ende ons te dienen van bericht. Wij souden gaerne soo gewichtigen saecke nae haer belange | ||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||
ende vereysch bevorderen ende verijlen, ende versoecken derhalven gansch vrundnabuerlijck, UEd. Gro. Mo. gelieven hare gecommitt. te bequamen om 't selve besoigne nevens d'onse te vervolgen ende te perfecteren, alsmede te machtigen omme te helpen delibereren.’ De staten van Holland magtigden daarop ‘den heere van Wassenaar, uit de ordre van de ridderschap, mitsgaders de heeren Leyden en Leeuwen, Andries de Graaf, Hieronimus van Beverningk, Johan van der Croef en Jacob van Houte, respective burgermeesteren der steeden Leyden, Amsterdam, Gouda, Schoonhoven en Alkmaar’, om met de gecommitteerde raden de zaak verder te behandelen en tot eenen goeden uitslag te brengen; zij schreven aan de staten van Utrecht en stelden hen voor, om de onderhandelingen in 's Gravenhage te vervolgen, maar in geval daartegen bij die staten bezwaren bestonden, werden de bovengenoemde heeren gemagtigd om uit hun midden drie leden te benoemen, ten einde in Utrecht de zaak verder voort te zetten. De staten van Utrecht magtigden daarop in hunne vergadering van den De uitslag der onderhandelingen, welke toen tusschen de wederzijdsche afgevaardigden plaats gehad hebben, wordt ons | ||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||
bekend gemaakt door de verslagen, die daarvan gegeven zijn in de vergadering der staten van Utrecht van den Het eerstgenoemd verslag maakt den inhoud uit van eenen brief, welken de gecommitteerden der staten van Utrecht den ‘Wij sijn, ingevolge UEd. Mo. resolutie van den 5 deser, op voorleden saterdagh in besoigne getreden met de heeren gecommitt. uyt de provintie van Holland (int bijwesen van den heere veltmaerschalk Wirts), ende gisteren voor ende nademiddagh daerinne gecontinueert over het subject van het fortificeeren der stad Utrecht ende retrencheren van een gedeelte der provintie, oock bij die occasie gesocht te verstaen haer Ed. Gr. Mog. consideratien ontrent het voorsz. werck, ende de costen daartoe nodigh bij wie te supporteren, omme te cunnen dienen tot UEd. Mo. nadere deliberatien. Wij en hebben niet anders cunnen ondervinden, off de heeren van Holland sijn niet alleen genegen tot het verstercken van de Vaert, het retrencheren van daer off tot de stad Utrecht toe, het fortificeren van dien, ende voorts het maecken van een retrenchement aen de oostsijde van de Vecht, langhs de lage landen tot de Nieuwersluys toe, ende van daer voorts aen de westzijde nevens die voirschreven riviere, maer oock noch daerenboven tot het retrencheren ende verstercken van de Grebbe off over de stad Amersfoort tot de Zuyderzee toe; maer alsoo all het geene voorsz. is van groote importantie ende costen, dat oock noyt pertinent besteck, veel min overslagh van costen zijn gemaeckt, soo oordeelen haer Ed. Gr. Mo., dat ten spoedighsten door ingenieurs ende andere, haer diens verstaende, behoort te worden gemaeckt een pertinent besteck van alles, met overslagh van costen, omme, hetselve | ||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||
gedaen, alsdan wedersijts tot het eene ende andere nader te cunnen werden geresolveert. Maer, Ed. Mo. heeren, wij moeten hier bij brengen de meeste difficulteyten, die ons ontrent dit besoigne sijn ontmoet, als eerstelijck, dat wij de heeren van Holland wat difficil hebben gevonden omtrent de fortificatie der stad Utrecht, ende voornamentlijck aen de westzijde; doch bij ons sijnde voorgebracht, soo nootsaeckelijck het sij, dat de stad Utrecht niet alleen aan de oostsijde, maer oock aen de westsijde ende elders worde gefortificeert, oock wat swarigheyd was te wachten, indien (dat God verhoede) de vijand het retrenchement quame te forceren, door te trecken, ende bij gevolge de stad op sijn-swackste aen te tasten ende te vermeesteren, die sich alsdan daer van verder souden dienen, ende de goede ingesetenen ende hare middelen misbruycken om de stad aen alle kanten te fortificeren, aldaer sedem belli oprichten, die, geene riviere meerder hebbende te passeren, wellicht verder progressen in de provintie van Holland souden kunnen doen, ofte ten minste een groot gedeelte van dien onder contributie setten, tot genoeghsame ruine van ons algemeyne lieve vaderland, aen welcke voorsz. redenen de heeren van Holland veel schenen te defereren, ende tot contribueren van penningen genegen, waerover nader te convenieren, als de ingenieurs besteeken gemaeckt, ende provisionele overslagh van costen, daertoe nodigh, gedaen sal sijn. De tweede saeck van importantie in desen is, dat wij claerlijck hebben ondervonden, dat de heeren van Holland van opinie sijn, dat men de fortificatie langhs de Vecht niet vorder behoorde te continueren, dan tot Vreeland off daeromtrent toe, dat men van daer met een retrenchement konde lopen tot aen het Horstermeer, van voorsz. meer tot het Naerdermeer, ende dan voorts met gelijck retrenchement tot aen de stad Naerden (leggende tusschen beyden eene schanse), dat de fortificatie van die voorsz. stad mochte worden verbetert, ende van daer noch een gelijck retrenchement gemaeckt met eene schantse, als voorn, tusschen beyde, tot aen de Zuyderzee toe. Wij hebben niet duysterlijck | ||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||
kunnen verstaen, dat de heeren van Holland hare meyninge was, dat hare Ed. Gr. Mo. contribueren tot de fortificatie van de Grebbe tot beneden aen de Zuyderzee toe, alsmede van de stad van Utrecht, soo wel van de oost, west, als andere canten, oock de Vaert en het doorgaende retrenchement, UEd. Mo. van gelijcke behoorden te betalen tot de fortificatien in Holland omtrent Naerden te maecken; ende alhoewel wij claerlijck hebben aengewesen het groot onderscheyt, dat er is tussen het eene ende het andere werck, ende dat geene ofte weynige landen van onse provintie daerdoor sullen werden gedeckt ende van overval der vijanden bevrijdt, soo hebben wij nochtans niet kunnen mercken, dat de heeren van Holland van die pretensie affwijcken, maer is alles uytgestelt tot UEd. Mo. nadere resolutie, en dat alvorens die voorsz. bestecken gedruckt ende een overslagh van costen sal sijn gedaen. Wij en hebben ons niet gequalificeert gevonden om verders in desen te cunnen procedeeren, ende sullen affwachten wat UEd. Mo. ons verders in desen sullen gelieven aen te bevelen. Waarop besloten werd, ‘de heeren op denGa naar voetnoot1) Jan. voorleden, desen aengaende gecommitt., wijders versocht ende geauthoriseert, omme, alvorens verder te resolveren, door hun des verstaende te doen maken pertinent besteck ende overslagh van kosten, die tot het voorsz. werck sullen werden vereyscht, ende haer Ed. Mo. te dienen tot bericht ende advys.’ Het verslag aan de staten van Holland, vindt men in de notulen der vergadering dier staten van den 25 Februarij: De heer burgemeester van Leyden, van Leeuwen, heeft uit den naame en van weegen de heeren haar Edele Gr. Mog. gecommitt. ter vergaderinge gerapporteert den uitval van de conferentie, agtervolgens en tot voldoeninge van haar Edele Groot Mog. resolutie van den 6 deeser loopende maandt, met gedeputeerden van de heeren staaten 's lands van Utrecht ge- | ||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||
houden over het retrencheeren, soo van de rivieren de Vecht als van de Rhijnsche vaart, mitsgaders ook over het fortificeeren van de stad Utrecht. Waar op gedelibereert en in agtinge genoomen zijnde, dat in de voorsz. conferentie bij de gemelde heeren gedeputeerden van Utrecht openinge was gedaen, dat met apparentie van succes, ordre soude konnen worden gestelt op het ophouden van het waater afdaalende door de Grebbe in de Neder-Rhijn, het geene dat soude konnen overstroomen de omleggende veenige en moerige landen, en dat den Slaperdijk, geleegen even booven het dorp Veenendaal, doorgesneeden zijnde, het waater meede soude konnen werden geperst om te overstroomen de daar rontom geleegene laage veenagtige landen tot aan de stad Amersfoort, die meede door het opstoppen en ophouden van de beeken, door de voorsz. stad vloeijende, meest onder waater souden konnen werden geset, gelijk ook de voorsz. stad door het laage land strekkende langs de riviere de Eem tot in de Zuiderzee, door het leggen van een of meerder bequaeme sluisen, door inlaatinge van het zeewaater, bij noot soude konnen worden geinundeert, en voorts die gantsche landstreeke langs en geduurende de voorsz. geinundeerde landen soude behooren te werden getrancheert, waar door dan de gantsche provincie van Utrecht soude worden gedekt, en onder Godes zeegen in securiteit gebragt, of het quame te gebeuren (dat God verhoede), dat aldaar de staat, na doorbreekinge van vijanden, wierde geattaqueert, mits dat op sommige plaatsen eenige beschansinge, fortificatien en redouten wierden gelegt. Dat voorts, vermits de ondiepte van den Neder-Rhijn of Lek, met gedeputeerden van de heeren staaten van Gelderland in conferentie behoorde te worden getreeden, en met deselve geconcerteert, hoe men, de nood sulks vereischende, de Betuwe op de bequamste maniere soude konnen laaten inundeeren van de zijde van de Waal, en deselve soodanig doorsteeken, dat het waater deselve mogt koomen te bedekken. Dat meede de voorsz. gedeputeerden hadden geconsidereert, | ||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||
dat het retrancheeren van de Rhijnsche Vaart en Vecht niet genoeg soude weesen geperfectioneert en de provincie van Holland daar mede gedekt, ten zij het selve quaame te werden geprolingeert tot aan de Zuiderzee, het geene haares oordeels het best soude geschieden, soo het voorsz. retranchement wierde gecontinueert langs de Vecht tot aan de Horstermeer, en van daar door het laage land tot aan de Naardermeer, en van daar aan de al bereids geconcipieerde fortificatiën die men voor heeft te maaken aan en ontrent de stad van Naarden tot aan de voorschrecve Zuiderzee wierde gehegt: is verstaan en geresolveert, dat de gemelde heeren, haar Edel Groot Mog. gecommitteerden, ook tot alle de voorsz. saaken, en voorts tot alle het geene wijders en meerder bevonden sal werden te konnen dienen tot securiteit van den lande van Holland en West-Vriesland door het fortificeeren van de stad van Schoonhoven en andersints te sullen konnen dienen, en tot de conferentien, voor soo veel des noods zij, over eenige der voorsz. saaken met de gedeputeerden van Gelderland en met die van Utrecht nader te houden, specialijk sullen werden geauthoriseert, met magt, om op alles, soo met die van Utrecht, als ook met die van Gelderland voornoemt, op approbatie van haar Edele Groot Mog. te moogen adjusteeren en sluiten, ook vervolgens het beslootene met alle moogelijke spoet te doen in het werk stellen en ten effecte te brengen. Uit deze stukken blijkt, dat er zich verschil in denkbeelden bij de wederzijdsche gemagtigden over de voorgenomene versterkingen openbaarde. Die van Holland beschouwden het maken der Grebbelinie als de hoofdzaak en maakten eenige zwarigheid om de stad Utrecht aan de westzijde te versterken. Daarentegen meenden die van Utrecht, dat zij niet moesten deelen in de onkosten wegens het versterken van de stad Naarden. Men besloot echter voor alles eene begrooting van kosten enz. te maken. De oorlog met Frankrijk meer en meer dreigend wordende, drongen de gecommitteerden van Holland aan op het spoedig | ||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||
tot stand brengen der voorgenomene versterkingen, maar vooral weder op de Grebbelinie, gelijk blijkt uit het navolgende uittreksel uit de notulen der vergadering der staten van Utrecht van den ‘De heeren op den.... gecommitt. omme te openen ende leesen alle secrete missiven, ter vergaderinge ingebracht hebbende een missive, geschreven bij de heeren aenwesende gecommitt. in de staten-generael, geschreven in den Hage den De heeren gecommitt. van de staten van Holland hebben ons huyden versocht tot een nadere conferentie over de bekende fortificatien enz., ende ons daer voorgehouden, dat het voorsz. werck haest vereyst, het weder beginnende te ontlaten; dat men ten eersten doenlijck behoorde int werck te treden; wij hebben daerop geantwoort, dat van gelijck gevoelen waren, ende daeromme de heer secretaris Nijstad ten spoedighsten naer Utrecht was vertrocken, omme sonder tijdversuym voorts te voltrecken hetgeene noch voor 't begin van 't werck nodigh is te geschieden, ende dat wij sijn E. ten dien eynde nader souden aensoecken; die heeren oordeelden, dat men geduyrende dit nader ondersoeck behoorde voort te gaen met het aenhangen der deuren aen de Grebbesluis, om het binnewater te cunnen ophouden, oock naer beneden alles prepareren, om schielijck de beecken te kunnen opstoppen ende gebruycken om de landen onder water te setten, ende wat van diergelijcke meerder is; dat men eene schielijcke overval van vijand soude konnen crijgen, ende beter bij tijds, als te laet behoort te vigileren. Wij geloven, dat hiertoe niet weynigh aenleydinge heeft gegeven, het geene wij van buyten aff verstaen, als dat monsieur Mombas gisteren uyt Vranckrijck hier is gecomen, ende onder andere rapporteert, dat het groote desseyn aldaer soude leggen om den IJssel te passeren ende, was 't mogelijck, de provintie ende stad van Utrecht te vermeesteren; dat de prince van Condé onder andere discoursen tegens hem hadde gezegt, dat hij verstond, dat de staten van Holland en Utrecht | ||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||
deden maken een retrenchement door de provintie van Utrecht over Naerden tot in de Zuyderzee toe, om haer te dienen voor eene linie van retraitte. Diergelijcke rapport doet ook seecker neeff van de heere van Beuningen, mede onlangs uyt Vranckrijck gecomen. God de Heere wil geven, dat hare groote desseynen te niet lopen ende tot hare schande vervallen. Edele Mogende heeren, wij vinden ook becommernisse bij die heeren, in cas van 't voltrekken der fortificatien, hoe men best sal beletten, dat de vijand de Betuwe niet in en breeckt, ende daerdoor verdere progressen naer beneden doet. Wij sullen op 't geene voorsz. is U Ed. Mog. resolutie ende nadere ordre affwachten, ende alsoo bidden, dat God de Heere UEd. Mog. personen en regeringe gelieve te segenen. Waarop gedelibereert, is goetgevonden te rescribeeren de volgende missive: Wij hadden al voor de receptie van Ul. missive van | ||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||
den IJssel door retrenchementen, redouten en forten te voorsien enz.’ De staten van Holland besloten den 2 Maart om de stad Naarden te versterken, op de wijze, zoo als dat den 19 Januarij 11. besloten was, en gaven last aan hunne gecommitteerden om dit aan de staten van Utrecht mede te deelen, ‘voor soo veel de intentie van haar Edele Groot Mog. daar heenen is gaande, dat de heeren staten van welgemelde provincie van Utrecht meede sullen moeten dragen in de lasten, die ter saake van de fortificatien van de voorsz. stad Naarden gesupporteert staan te werden.’ De ‘modellen van fortificatien’ van alle voorgenomene versterkingen en de ‘pertinente overslagen van de onkosten, die ieder derselve wercken soude komen te beloopen, mitsg. hoeveel arbeyders daertoe souden werden gerequireert,’ werden in de vergadering der staten van Utrecht van den De heer van Dijckveld stelde in de vergadering der gedeputeerde staten van den ‘Miderwijlen dat wij delibereren over het fortificeren der stadt Utrecht en retrencheren van eenigh gedeelte deser provintie, werdt ons kennelijk, dat UE. t' andere tijden daer over sijt geroepen en geadviseert geweest, en alsoo wij gaerne van UEds. consideration dien aangaande werden gedient, alvorens eenige resolutie over de forme van de geresolv. fortificatien | ||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||
en retrenchementen te arresteeren, hebben wij goetgedacht UEd. mits desen het selvige te noteficeren, en nevens dien, dat ons hoochlijck aengenaem sal sijn, soo wanneer UEd. ten aller spoedighste een keer herwaarts ten fine voorn. gelievet te doen.’ De heer van Wassenaar deed in de vergadering der staten van Holland van den 4 en 5 Maart verslag van het verhandelde over de versterkingen, en daarop werden de gecommitteerden gelast, om ‘de onderhandelingen over de voorgenoomen fortificatie ontrent de Grebbe ten spoedigsten te voltrekken, en daar op met de gemelde heeren gedeputeerden van Utrecht, soo haast doenlijk, een goed besluit te maaken, ook vervolgens het beslotene met concert en communicatie van de heeren gecommitteerde raaden op het spoedigste te doen in het werck stellen en effectueeren.’ Hieruit ziet men weder, dat de staten van Holland vooral het versterken der Grebbelinie wilden doorzetten. In de vergadering der staten van Utrecht van den Omme de saecke op de conferentie met de heeren Hollandsche gedeputeerden soo veel doenlijk daer heenen te dirigeren, ten eynde bij resultat harer conferentie en vervolgens op wedersijts rapport bij de staten van Holland en haar Ed. Mo. als 't heylsaemste en apparentste van 't verhoopte succes te reusseren, werde vastgestelt en gearresteert, dat vooreerst en al bij onderlingh concert, aller effectivelijck en met de meeste volvaerdigheyd sal werden gecontribueert, wat eenighsints tot | ||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||
versterckinge van den Issel en verseeckert belet van vijantlijcke overkomste, soo door retrenchementen en andere dienstige wercken ten noodiger plaetse te leggen, als met een sufvisant corps d'armée, gecommandeert door ervarene krijchsoversten, bij ontrent deselve riviere te formeren, eenighsints soude konnen werden int werck gestelt; dat mede de Grebbe sluys werde voorsien met een bequaeme schanse, hoornwerck off tenaille, soo als op oordeel van de meeste ingenieurs dienstigh en resistentie sal werden bevonden, en voorts bij alle mogelijcke middelen, de gansche lantstreeke van de Grebbe af tot aen en om Amersfoort en verders op Bunschoten, soo door inlatinge van rijn- en zeewater als door opstouwinge van beecken en watervlieten daer ontrent, geinundeert, mitsg. alle hooge en droogh blijvende passen en advenuen, soo aen den Rooden Haan, Meersbergerweg en Heyligerbergh, als andere, op de gevoegelijckste en weerbaerste wijse, beschanst, omme daerdoor bij vijants overkomste over de Issel (die God genadelijck verhoede), desselffs verder intoch te verhinderen, immers soo veel mogelijck difficil te maken; daer en boven de stad van Wijck en desselfs easteel versterckt, en de stad Utrecht in der beste forme naer de situatie desselffs, en jegenwoordige tijtsgelegentheyd op 't allerkrachtighste gefortificeert, de Vaert, anders genaemt Vreeswijck, soodanigh met wercken gemunieert, dat de sluysen in den Leckendijck en daar gelegen, in de macht van den staat blijven, verseeckert door het openen derselver, alsmede de sluysen aen den Hinderdam en Sprinckvloet, en 't opstoppen van alle griften en wateringen (waerdoor het binnenwater naer de Vecht en Vaertschen Rhijn wert afgelegt, de landerijen langhs deselve rivieren, en om de stad Utrecht, soodanigh in cas van nood te konnen ondersetten, dat (alle bedenckelijecke passen en aenkomsten gebroocken sijnde) geen reden van vrese (onder Godes genadigen zegen) meer overblijve, dat eenigh vijand verder soude konnen penetreren; en in regard van onkosten over alle de voorsz. wercken mitsg. affgeldinge der te vergraven landen met den | ||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||
aankleven dien te vallen, dat deselve onder een geproportioneerde verdeelinge bij de staten van Holland en Utrecht sullen werden gedragen, beheltelijck dat de fortificatien aen en om de stad Utrecht bij de regierders derselver stad, onder een convenabel subsidie, daertoe bij de hoochgem. staten te geven, sullen werden geleght, doch dat het lasten in de wercken bij de staten van Holland en Westvriesland geprojecteert, in Holland, om en ontrent Naerden en elders te maken, als tot geen defentie deser provintie, off eenigh gedeelte van dien konnende streeken, sal werden geexcuseert en gedeclineert. De heeren van de stad en steden seyden alle het vorige over te nemen, om, alvorens te resolveren, hetselve aen de heeren hare principalen te communiceeren.’ De gecommitteerden deden in de vergadering van den In de vergadering der staten van Utrecht van den | ||||||||||||||
[pagina 208]
| ||||||||||||||
ven der Ed. Gr. Mo. heeren staten van Holland en West-Vriesland daerover geschreven, en de consideratiën over het retrencheren van de lantstreecke tusschen de Grebbe, Amersfoort en de Zuyderzee maer incidentelijck in die besoignes waren gebracht, dien volgende over het fortificeren der stad Utrecht en aenhooren van dien niet behoorde te werden verschoven, maer voor ten minsten gelijckelijck met en nevens de wercken van de Grebbe aff tot de Zuyderzee te werden gearresteert, en wijders de gemelte heeren gedeputeerden van Holland gesondeert, hoedaanige gedeelte en onder wat conditie de staten van Holland in de lasten dier wercken, met den gevolge van dien, souden van intentie sijn te lasten; twelck bij de heeren Gedeputeerden van Holland in substantie was geantwoort, wel waar te sijn, dat het voorwerp deser conferentie was begonnen van de fortificatiën der stad Utrecht, aen de oostsijde, en retrenchementen ten westen langhs de Vecht en Vaertschen Rijn, maer dat naederhant geconsidereert was geworden, dat door het inunderen der lantstreecke tusschen de Grebbe en Zuyderzee, en beschansen aller advenues in deselve gelegen, de vijand bij quaden toeval den Jssel passerende, buyten den bodem der provintie van Utrecht, en verder van Holland konde werden affgeweert, en op de schrale Veluwe gehouden, dat mede die beschansinge en inundatie seer facilijck en met geringe kosten konde int werck gestelt worden, urgerende ten dien respecte, dat met deselve behoerde voortgevaren te werden, sonder die te binden aen 't fortificeren der stad Utrecht, waerover (voor soo veel de oostsijde derselver stad belanght) en aenhoren van dien, haer Ed. geauthoriseert en bereytwilligh waeren om de conferentie en besoignes te continueren, mits daerinne mede begrepen werden de oostsijde der stad Naerden en retrenchementen ten beyden sijde te maecken, als waer mede die wereken van de Vaert aff beginnende gesloten, en alles wat ten westen Rhijn en Vecht is leggende volkomentlijck gedeckt soude werden, doch dat alvorens daertoe wierde gerequireert nader examinatie van de projecten en | ||||||||||||||
[pagina 209]
| ||||||||||||||
formen, naer de welcke allen die fortificatien en retrenchementen souden konnen en behooren te geschieden, en in regard der onkosten, die over het een en ander souden vallen, dat de heeren haere principaelen bereytwilligh waeren, om te draegen de volle helfte van de onkosten, die over 't fortificeren, retrencheren, afgelden der vergraven landen en dedommageren der beschadigde, door inundatien van des vijants overkomste over den IJssel, souden moeten worden gelast, wegens alle soodaenige wercken, affgravinge en inundatien, als met onderlinge goetvinden souden werden gearresteert, gemaeckt en gedaen, alleenlijek onder die conditie, de wercken niet anders als met haere communicatie sullen mogen werden geslecht en gedemolieert, in welcken gevalle de helfte van de waerdije der gronden, waer op off in die hadden gelegen, de heeren haere principalen weder soude te bate komen.’ Hierop bragten de gevolmagtigden der stad Utrecht groote bezwaren in tegen het onder water zetten der Grebbe vallei; de geëligeerden wilden toestemmen in het maken der Grebbelinie, de edelen deelden in het gevoelen der stad Utrecht, de stad Amersfoort in dat der geëligeerden; maar in de vergadering van den volgenden dag werden de gecommitteerden voor hunne moeite bedankt en van hunne commissie ontlast, terwijl er een brief werd geschreven aan de staten generaal, om op het versterken van de rivier den IJssel aan te dringen. Al deze onderhandelingen waren dus vruchteloos geweest, het algemeen belang moest hier wijken voor de bijzondere belangen der steden en der stemmende leden in de statenvergadering. De staten van Holland hadden van den beginne af aan zwarigheid gemaakt in het versterken der stad Utrecht, en daar zij vermeenden, dat het maken van de Grebbelinie den vijand verder van hunne provincie verwijderd zoude houden, telden zij de bezwaren, welke zich bij het stellen der inundatiën van de Grebbelinie zouden opdoen, te ligt, en het hoofdontwerp waarover de onderhandelingen zouden gevoerd worden, namelijk de Utrechtsche linie, werd door hen later op den | ||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||
achtergrond gesteld; die van Utrecht wilden niet deelen in de onkosten tot het versterken van Naarden, hoewel die stad bepaaldelijk tot de voorgestelde linie van defensie behoorde; zij beschouwden het grootsche en nuttige ontwerp der versterkingen uit een bekrompen oogpunt. Ongelukkige regeringsvorm! Het ware te wenschen, dat men in de tegenwoordige dagen geen spoor meer kon ontdekken van die bekrompene denkbeelden, welke de provinciale en stedelijke belangen boven het algemeen welzijn doen stellen. In het laatst van Maart kwam de ambassadeur der republiek bij den koning van Frankrijk, de heer de Groot, in het vaderland terug; het was dus zeker, dat de staat spoedig aangevallen zou worden, en men begon op nieuw ernstig bedacht te zijn, om de provinciën Holland en Utrecht voor een vijandelijken aanval te beveiligen. De raadpensionaris van Holland, Jan de WittGa naar voetnoot1), gaf in het begin der maand April | ||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||
aan den afgevaardigde der staten van Utrecht bij de staten generaal, den heer van der Hoolck, te kennen, dat indien de staten van Utrecht de afgebrokene onderhandelingen wilden hervatten, hij zoude bewerken, dat er van wege de staten van Holland een voorstel aan die van Utrecht gedaan werd. Op dit berigt schreven de staten van Utrecht, in hunne vergadering van den ‘Wij hebben met grooter aengenaemheyd opgenomen, hetgeene UEd. missive van den De heer van der Hoolck antwoordde daarop, dat de raadpensionaris hem gezegd had, dat de staten van Holland genegen waren, om eenen voorslag te doen tot het houden van eene nadere bijeenkomst over het bedoelde onderwerp, indien zij wisten, dat die van Utrecht daartoe genegen waren. Daarop werd in de vergadering der staten van Utrecht van den | ||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||
‘Wij souden naer ingewonnen rapporten van deskundige vermeynen, dat ten respecte van een beduchte overkomste des vijants over den Issel, met apparentie van goet gevolgh, een retrenchement van het Naerdermeer aff, door Anckeveen, Cortehoeff, dwars door Loosdrecht, Maerseveen, Tienhoven, Westbroeck, naer de Blaauwcapel, en voorts de steenstraet een weynigh boven de stad Utrecht, op de daartoe bequaemste uyt te kiesen wegen en landen, soude konnen werden gemaeckt, hetwelck soo door opstoppen van sloten, het binnenwater affleydende, als door het inlaten van zee- en Leckwaeter, met inundatie daerdoor wijd en sijt te geschieden, soodanigh soude konnen werden versterckt, dat die gansche sijde onser beyde provintien daer mede sal wesen gedeckt, geen advenuen aen die kant overblijven, waerdoor de vijandt verhoopen mocht te sullen konnen inbreecken, en geven de wegen van de Naerdermeer aff, genoechsaem alle dier cours lopende en merckelijck boven de landen, die ten wedersijden seer laegh sijn, emmerende, groote aenleydinge om met hoope van succes het gedachte retrenchement te konnen aenvangen en in korten tijd perfecteren, van waer aff hetselve om de oostsijde der stad Utrecht soo veel mogelijck en dienstelijck op de affschijdinge der hooge en laege landen soude konnen werden gecontinueert en ter hoogen plaetsen naer vereysch en toelatinge van tijd verswaert en met suffisante wercken voorsien, mitsgad. van daer voorts tot aen Vreeswijck, anders genaemt de Vaert, vervolght, alsmede, den tijd sulex gehengende, om de westsijde der stad Utrecht gebracht; inmiddels sal naarder met den anderen gedelibereert konnen worden, omme onder beneficie van hetselve retrenchement op de bequaemste en gevoegelijckste wijse te fortificeren; en in cas de heeren staten van Holland en Westvriesland als noch daertoe blijven inclineren, dat de wercken en inundatie van de Grebbe aff tot op Amersfoort en van daer op Spaeckenburgh, in voorige conferentie geprojecteert, mede behoorden int werck gestelt te werden; en sulcx naer tijts en plaetsen gelegentheyd doenlijck | ||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||
geoerdeelt werdende, sijn wij bereyt, om oock daerover met haer Ed. Gro. Mo. gedep. te concerteren en convenieren, van alle het welcke, als sijnde ons eenparigh advijs, wij UEd. authoriseren aen den heere raadpensionaris van Holland openinge te geven, en ons van uw wedervaeren ten spoedigsten te berichten. Hiermede &c.’ De kleine steden, Amersfoort, Wijk en Rhenen, protesteerden tegen het versterken van Utrecht, tenzij de Grebbelinie gemaakt en het kasteel van Wijk versterkt werde. Toen de raadpensionaris in de vergadering der staten van Holland, van den 13den April, kennis gaf van den bovengemelden brief der staten van Utrecht, werd er besloten om de vroeger gecommitteerde heeren op nieuw te magtigen, om met de gemagtigden van Utrecht ‘in nader conferentie te koomen, en alles te helpen resolveeren en in het werk stellen, het gunt tot securiteyt van beide provinciën tegens alle gevreesde inval der vijanden sal konnen strecken.’ De versterkingen van Naarden waren inmiddels door Holland voortgezet, en in de vergadering der staten dier provincie van den 2den April, werd daarvoor 150,000 caroli gulden toegestaan; maar den 16den daaraanvolgende werd er besloten, om de onderhanden zijnde werken te doen ophouden, tot dat de uitslag bekend zoude zijn van de nadere onderhandelingen met Utrecht. In de vergadering der staten van Utrecht van den | ||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||
Twee dagen later deden de gecommitteerden verslag van hunne conferentiën met de Hollandsche gemagtigden; deze hadden aangeboden om voor de helft in de kosten te deelen. De staten van Utrecht besloten daarop hunne gemagtigden last te geven, dat zij pogingen moesten in het werk stellen, om Holland een grooter aandeel in de kosten te laten betalen, maar zoo dit niet gelukken mogt, werden zij gemagtigd op de vastgestelde grondslagen een contract te sluiten, ‘mits onder de onkosten comprehenderende het dedommagement aller dergenen, die soo door leggen der wercken als inundatie der landen voor de presente en aenwesende noot werden beschadight,’ en tevens daarbij te bepalen, met welke ‘middelen ende macht van volck, canon ende verdere behoeften,’ de werken verdedigd moesten worden. Toen dit besluit genomen was, bragten de afgevaardigden van Amersfoort de twee volgende resolutiën van de regering dier stad ter vergadering in: ‘De regeerders der stad Amersfoort, gehoort het rapport van de heeren gecommitt. ter beschrijvinge, alsmede de lecture van het verbael bij de heeren gecommitt. van Holland ende Utrecht opgestelt, wegens haere bevindingen van de Grebbe sluys tot de stad Amersfoort, ende van daer tot aen de Zuyderzee, als mede van Vreeswijck ofte den Vaert, langhs den Vaertschen Rhijn, tot aen de stad Utrecht, alsmede langhs de Vecht, hebben haer Ed. goetgevonden ende geresolveert de heeren haer gecommitt. ter beschrijvinge te belasten, in cas haer Ed. Mo. mochten comen te verstaen ende te resolveren tot het maecken van eenige wercken ende fortificatiën, tot verseeckeringe van de stad Utrecht, met buytensluytinge | ||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||
van de stad Amersfoort, alle hetselve met alle bedenckelijcke middelen tegen te spreecken, ende daer inne niet te consenteren, maer daer tegens te protesteren, gelijck haer Ed. niet en verstaen, in cas voortgangh van voorsz. wercken ende fortificatien, dat de penn., daertoe nodigh, gefurneert ende verstreckt werden uit haer Ed. Mo. comptoiren tot laste van de stad Amersfoort. Actum den 29en Jan. 1672.’ ‘De regeerders der stad Amersfoort, gehoort het rapport van de heer out borgemr. van Schaick, gecommitt. ter beschrijvinge, verclaren bij desen te inhereren haer Ed. resolutie van den 29en Januarij lestleden, ende in cas van voortgangh met het fortificeren van de provintie met seclusie van de stad van Amersfoort, daertegens te protesteren, ende niet te willen gedogen, dat iets ter contrarie te dien aensien, voor soo veel haer Ed. aenlanght, werde getenteert ende ondernomen. Actum den 17en April 1672.’ Eindelijk maakten de gecommitteerden in de vergadering der staten van Utrecht van den ‘Op huyden den
| ||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||
De gecommitteerden gaven verder te kennen: ‘Dat sij heeren, haer Ed. Mo. gecommitteerden, de heeren gedeputeerden van Hollandt int gemoet gevoert hebbende, dat groote menigte van volck, mitsgaders canon ende verdere behoeften, tot besettinge ende defentie van het te maecken retrenchement, vereyscht souden werden, bij de heeren gedeputeerden van Holland verclaert was, in regart van t volck ongelast te sijn, aennemende hetselve haere heeren principaelen voor te draegen, ende aengaende het canon ende verdere behoeften, dat de heeren haere principaelen bereytvaerdigh souden wesen, om dien aengaende, het retrenchement gemaeckt sijnde, te voorsien.’ De geëligeerden, edelen en de stad Utrecht besloten om het contract goed te keuren; de afgevaardigden van de kleine steden bleven bij hun vroeger ingebragt protest volharden. Ten gevolge der getroffen overeenkomst, besloten de gecommitteerde raden van Holland in hunne vergadering van den 28en April, dat, ‘over t versorgen van t gerequireerde getal arbeytsluyden (3000) sal werden geschreven aen respective hooftofficieren, bailluwen van Goylant, van Loosdrecht, van Woerden en van Oudewater, met toezending van eene waerschuwing tot aenmoedinge van arbeytsluyden, om deselve met den eersten te doen publiceeren en affigceren, en 't volck dat sich vrijwillig aenbieden sal te enrolleren, en HEd. Mo. daervan ten eerste advertentie te geven, alsmede een acte van autorisatie, om het defectueuse getal te pressen’, en verder, ‘dat tot vervallinge van de costen ter saecke voorsz. aen meergemelde heeren gecommitteerden door den ontvanger Paauw sal werden verstrekt een somma van 25000 gulden, te nemen bij leeninge uit de penningen van reserve voor de generaliteyt, onder hem berustende.’ De staten van Utrecht besloten den | ||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||
Den Hoewel de zaak nu bijna geheel vastgesteld was, schijnt het, dat de tegenstanders der bepaalde versterkingen hunne pogingen om het ten uitvoer brengen daarvan tegen te houden, nog niet opgaven, want in dezelfde vergadering kregen de gecommitteerden van Utrecht last, dat ‘aen welgem. heeren gecomm. van de staten van Holland en West-Vriesland sal werden int gemoet gevoert, dat bij haer Ed. Mo. consideration sijn gemoveert op den geruymen tijd, die tot het voltrecken van het geconcipieerde retrenchement sal werden vereyscht, ten welcken aensien te beduchten stond, off hetselve voor een gevreesde overkomste des vijants over den Jssel wel in staet van defensie soude kunnen wesen gebracht; doch in gevalle de heeren gecomm. van Holland vermeynen, dat des onaengesien met de executie van het geconvenieerde soude konnen voorts geprocedeert werden, dat haer Ed. Mo. van nu aff geresolveert hadden om aenstonts en sonder uytstel het maecken van t retrenchement te doen aenvangen, vervorderen en met de meeste doenlijcke spoet te perfecteren, mitsg. haerer sijts alles te contribueren | ||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||
wat tot verijlinge van t selve dienstigh en mogelijck sal wesen, waertoe haer Ed. Mo. de heeren haere gecomm. sijn authoriserende mits desen.’ Twee dagen later werd de navolgende overeenkomst door de gecommitteerden aan de vergadering der staten van Utrecht aangeboden:
| ||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||
Van wegens ider der beyde provintien sal bij provisie geformeert worden de somme van 25m guld., omme daeruyt, voor soo veel die strecken sullen konnen, de arbeyders te betaelen. De penningen sullen werden gemanieert door vier controlleurs, waervan twee bij de heeren van Holland en twee bij de provintie van Utrecht sullen werden aengestelt, die de betaelingen twee aan twee sullen doen, achtereenvolgens de rollen en aenteeckeningen bij de respective werckbaesen te houden en aen haer over te leveren. Deselve controlleurs sullen oock gehouden sijn van tijd tot | ||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||
tijd bij monsteringe en anders sich te informeren, of de werckbaesen oock goede aenteeckeningen houden, en haere onderhoorige arbeyders oock effectivelijck in 't werck sijn. De kroywagens, plancken, delen en verdere materialen sullen tot gemeyne kosten werden ingekoft, en diegene dewelcke bij een van beyde de provintien werden gelevert, sullen, voor soo veel deselve werden vermist, gebroocken, onbruyckbaer gemaeckt off verergert, tot gemeyne kosten werden vergoedt. Aldus verstaen, overkomen en geresolveert ten daege als voren. Presentibus de heeren,
Onder stond: mij secretaris present. Deze overeenkomst werd dadelijk bekrachtigd; de kleine steden maakten ‘difficulteyt, om buitengewone middelen toe te staen, om dat sij buiten het retrenchement werden gesloten.’ Nadat vier maanden met onderhandelingen doorgebragt waren, was de gewigtige en dringende zaak eindelijk vastgesteld. De staten van Holland namen dadelijk de noodige maatregelen om de uitvoering der werken spoedig te doen plaats hebben; den 7en Mei gaven de gecommitteerde raden van Holland last aan Tierens, secretaris der stad Naarden, om het bestuur der gelden op zich te nemen; den 5en Mei hadden de leden der staten van de beide provinciën, belast met de uitvoering der werken, bepaald, dat de boeren, die aan de te maken werken moesten arbeiden, (de tiende man uit Holland en de vijfde man uit Utrecht) in Naarden en Utrecht bij elkander zouden komen. | ||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||
De uitvoering der werken zoude bestuurd worden bij Utrecht door de heeren van Leeuwen, van der Kroef, van Schonauwen, van Sandenburg en Booth, en bij Naarden door de heeren de Graeff en Schaap. Uit den volgenden briefGa naar voetnoot1) van den heer van Leeuwen blijkt, dat de staten van Holland het bepaald voornemen hadden, om het gesloten contract met spoed ten uitvoer te doen brengen. Mijnheer! Naer dat ick gisteren morgen aen de heeren gecommitteerde raden van ons nader gebesoigneerde tot Utregt rapport hadde gedaen, is bij haer Ed. Mog. goetgevonden, aenstonts ordre te stellen tot het pressen van de tiende lantsaet in Rijnlant, Delfflant, Kenmerlant ende Schielant, met versoeck aen de gecommitteerde raden van Noort-Hollant, om door gans Noort-Hollant gelijcke pressinge van den tienden man te willen uytschrijven, is voorts geordonneert, dat die van Kenmerlant ende Noort-Hollant souden gaen naer Naerden, op welckers receptie ende employ, als die sullen inkoomen, ick vertrouwe, dat UEd. de gerequireerde ordre stellen sal. Die van Rijnlant ende Delflant willen haer begeeven naer Uytreght, ende die van Schielant naer de Vaert, waervan ik den lantmeester Dou deesen avont meede advertentie geve. Ick sende hier ingeslooten de autorisatie door de heeren gecommitteerde raden verleent op den secretaris Tierens, ende hebbe verder ordre gestelt, dat de klerk Borck, op den welcken gelijcke resolutie is gesleegen, met een somme van 25000 gl., sich tegens aenstaende donderdagh des avonts nae Uytrecht sal begeeven; soo UEd. goetvint, dat een gedeelte van de voors. penningen in handen van den gemelten secretaris Tierens werden overgetelt, UEd. gelieve daertoe aen denselven tot Uytreght in de Place Royale ordre af te senden. | ||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||
Uyt de magasinen van Holland sullen wij met geen kordewagens kunnen worden geaccommodeert, hier tot Leyden kan ik mede geene bekoomen, verhoope derhalven, dat UEd. tot Amsterdam een goede quantiteyt sal kunnen magtigh worden, soude anders het geheele werck bij stato van die wellicht kunnen werden gestremt, ende wenste wel, dat UEd. tot mijne gerustheyt de moeyte geliefde te neemen, van mij met een letterken te adviseeren, off een genoeghsaeme quantiteyt tot ende omtrent Amsterdam te vinden sullen wesen. Ick sa deesen met mijne dienstbiedenisse eyndigen, ende blijven, Adres: Mijn heer, Mijn heer Andries de Graeff, raedt ende out-burgemeester der stadt Amsterdam. Port. Mijn heer, UEd. ootmoedigen dienaar, D.v. Leyden v. Leeuwen. De Utrechtsche linie was dus hare uitvoering nabij gekomen, en niets scheen meer dit nuttige werk te zullen tegenhouden. De tegenstanders van het ontwerp schijnen intusschen niet stil gezeten te hebben, en er werden nieuwe bezwaren door de staten van Utrecht tegen de uitvoering der werken aangevoerd, welke bewijzen dat de ingenieurs, die de werken ontworpen hadden, hunne berekeningen op zeer onnaauwkeurige gegevens gegrond hadden, of dat de staten van Utrecht slechts een voorwendsel zochten, om de uitvoering der werken te doen stakenGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||
De gecommitteerden van Utrecht gaven in de vergadering der staten van die provincie van den ‘Op huyden hebben de ingenieur de Roy en de lantmeter Douw ons komen aendienen, dat sijl. door luyden, goede kennisse hebbende van de gelegentheyd der gronden ontrent de stad Utrecht, waren geinformeert, dat aen de oostsijde derzelver stad onder verscheyde hooghten waren soodaenige | ||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||
wellen, dat de grachten van het retrenchement met de schop of spade daer door niet souden kunnen worden gebracht op de diepte, dewelcke tot de defensie en securiteyt, daervan verwacht, nodigh sou wesen, en alsoo ten dien aensien als andersints gedachte bedienden de onkosten, die tot de geconcipieerde wercken sullen moeten werden gesupporteert, van dagh tot dagh excessivelijck veel verhoogen en verswaren, hebben wij nodigh gedacht sonder uytstel UEd. Mo. mits desen een bijeenkomste aen te bieden op soodaenige plaets en tijd, als UEd. Mo. sullen gelieven daertoe uyt te kiesen, en ons ten aller spoedigsten te communiceren.’ De gecommitteerden der staten van Holland stelden daarop voor, om eene nadere bijeenkomst in 's Gravenhage te houden; dit werd in de vergadering der staten van Utrecht, van den De geëligeerden en de edelen hadden, behalve de reeds bekende bezwaren, nog de volgende redenen aangevoerd, welke hen deden besluiten om tegen het ten uitvoer brengen van het werk te stemmen: ‘dat mede de kosten tot de geconcipieerde wercken te supporteren, volgens de begrootinge der ingenieurs en bedienden, in den beginne tot een minder somme geschat wesende, sedert bij deselve merckelijck waeren verhooght en geaggraveert; dat haer Ed. Mo. voorsaegen, deser provincie quote seer beswaerl. daer inne te sullen konnen furneeren, voornaementlijck daer deselve genootsaeckt sijn soo excessive sommen van penn. tot betaelinge van andere importante lasten ter bescherminge van ons algemeyne vaderland te moeten beheeren, behalve dat haer Ed. Mo., vermits de tusschen komende marsch des coninghs van Vranckrijck, groote- | ||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||
lijck becommert wierden, of het credit deser provintie wel meer gelt bij negociatie soude vinden, waer bij noch accedeerde, dat drie steden deser provintie volstandelijck difficulteren in allen opheff van nieuwe verhoginge van lopende middelen te verwilligen, indien het ged. geconcipieerde retrenchement voortgangh quame te hebben, als waerdoor sij buyten de wercken van defensie deser provintie ganschelijck souden werden affgesneden en uytgeslooten.’ De staten van Holland besloten op denzelfden dag om het zenden van arbeiders naar de Vecht enz. te staken, en ten gevolge van de als nu gehoudene bijeenkomsten in 's Gravenhage, werd besloten om het gesloten contrackt enz. te houden ‘in state.’ Dit was dan nu de einduitslag van al deze onderhandelingen; het is weder een treurig voorbeeld van de ongelukkige regeringsvorm der republiek; het was toen onmogelijk om iets tot stand te brengen, dat voor het algemeen welzijn noodzakelijk was; daardoor worden toch altijd bijzondere belangen van steden of provinciën benadeeld, en die bijzondere belangen waren magtig in de vergaderingen der provinciale en algemeene staten. De tegenstand van de stad Utrecht hield het versterken der Grebbelinie tegen, later was het protest van de kleine steden Amersfoort, Rhenen en Wijk een der hoofdoorzaken van het besluit, om het werk te schorsen, toen men vermeende, dat er zich bij de uitvoering eenige bezwaren zouden opdoen. Indien men bij het begin der onderhandelingen het algemeen belang op den voorgrond gesteld had, dan zou men in Maart met de werken hebben kunnen beginnen, en zouden de Franschen voor de Utrechtsche linie tegen gehouden zijn geworden, even zoo als dit later voor de Hollandsche gebeurd is, en de stad Utrecht zou niet in vijands handen gevallen zijn. Dit laatste is echter voor hen van weinig belang, die vermeenen, dat het beter is, om bij eenen aanval zich maar op de meest voordeelige wijze met den vijand te verstaan, als om | ||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||
zich kloekmoedig te verdedigen; zij verzwijgen wat de bezetting door een vijandelijk leger aan eene stad kost. De stad Utrecht heeft aan de Franschen over de 800,000 gulden betaald, buiten eene brandschatting van ƒ 450,000 welke de provincie moest voldoen; Amersfoort heeft 95,000 gulden moeten opbrengen; indien men nu nog daarbij rekent de schade, die door gedwongen leveringen, brandschattingen van dorpen enz. veroorzaakt is geworden, dan zoude men zelfs na eene koude berekening, waarbij het nationaal eergevoel geheel buiten rekening gelaten werd, tot het besluit komen, dat het voor eene stad, die zoo vele hulpmiddelen heeft als Utrecht, van het grootste belang is om zich te kunnen verdedigen, vooral indien die verdediging zoo ingerigt is, dat de stad daardoor weinig schade kan lijden. Het stelsel der verdediging van de provincie Holland en van een gedeelte der provincie Utrecht is eene van die weinige zaken, waarover tusschen de kundigste mannen van ons vaderland, gedurende meer dan twee honderd jaren, geen verschil van gevoelen bestaan heeft; daarover dachten Maurits, Frederik Hendrik en Willem III, de grootste veldheeren van hunnen tijd, juist zoo als hun dapper naneef onze beminde koning wijlen Willem II. De Witt en Beverningh, de kundigste staatslieden van hunne eeuw, waren van het nut van dat verdedigingsstelsel even zoo goed overtuigd, als onze tegenwoordige staatslieden. Het ware te wenschen, dat het beschaafde gedeelte der natie bekend ware met de natuurlijke sterkte van ons land, dan zoude men bij het uitbreken van eenen oorlog de toekomst met vertrouwen te gemoet gaan, overtuigd dat Nederland in staat is om zijne onafhankelijkheid te bewaren, indien de ingezetenen met moed en geestdrift bezield, besloten zijn om den vaderlandschen bodem hardnekkig te verdedigen. Maar om met het verdedigingsstelsel bekend te zijn, moet men eenig belang in de zaken van oorlog stellen, en die belangstelling ontbreekt geheel. De kundigste en bekwaamste | ||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||
menschen van alle standen der maatschappij verkeeren in diepe onkunde over alles wat de verdediging aangaat, en dit is de oorzaak, dat het grootste gedeelte der natie vermeent, dat wij niet in staat zijn om de onafhankelijkheid van den vaderlandschen bodem te bewaren, indien wij door een onzer magtige naburen aangevallen worden; die onkunde zoude dus bij eenen oorlog moedeloosheid en verslagenheid veroorzaken, en allernadeeligst op de verdediging werken. Laat ons hulde toebrengen aan hen, die door hunne onvermoeide pogingen een werk tot stand gebragt hebben, dat buiten 's lands beter gewaardeerd wordt. De generaal Kraaijenhoff is dat groote werk in 1815 begonnen, wijlen onze beminde koning Willem II heeft het doen hervatten. Hij was overtuigd, dat dit verdedigingsstelsel de onafhankelijkheid van ons land kon verzekeren, en daar die onafhankelijkheid hem boven alles dierbaar was, stelde hij het grootste belang in de voltooijing van dat groote werk. Moge die voltooijing geschieden onder den naamgenoot van den grooten Willem III, die in den jare 1672 ons onafhankelijk volksbestaan van een gewissen ondergang gered heeft. |
|