De bemoedigde ambachtsman(ca. 1840)–Anoniem Bemoedigde ambachtsman, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] De bemoedigde ambachtsman. Op een aangenaame Wys. 1. Het lieve schoftu[.]r slaat, te recht De wensch van d' Ambachtsman: Nu me in de schaduw neêrgelegd: Hoe smaakt de rust my dan! 2. Het was van daag ook vreeslyk heet; 'Er liep van toen 'k begon, Van myn gezicht een stroom van zweet, Als lage in 't hoofd een bron. 3. Wat de arme Man niet lyden moet, Voor die niets doende liên. Die wy, voor loutren overvloed, Zig moede rusten zien! 4. Ik Dacht dikwyls, (dan, 'k had ongelyk, Het geen ik gaarne erken,) Waarom of ik niet óók zoo ryk, Als zulke Menschen ben? 5. Maar, my viel in: God vond het goed, Dat is u tog bewust; En 't stukjen brood smaak dien slechts zoet, Die na den arbeid rust. 6. Met alles is 't, naa korten tyd, Op de Aarde tog gedaan, Dan vangt, ter vrolyke eeuwigheid Den heiligen avond aan. 7. Daar zyn wy allen weêr gelyk, Daar kedt men druk noch kruis; Het werk is af, en arm en ryk huis Gaat om zyn loon naar Vorige Volgende