Mathilde opent een nieuwe loopgraaf.
Mevrouw Herpen had een bezoek aan de weduwe gebracht en was met de beste gevoelens voor haar teruggekeerd. Een mooie vrouw was zij niet; in dit opzicht moest zij de vlag strijken voor velen, die ouder waren dan zij, maar zij was innemend, had aangename manieren en 't was een lust om te zien hoe voortreffelijk haar huishouden ingericht was, met hoeveel tact zij hare kinderen opvoedde, om te hooren met hoeveel Verschooning zij sprak over den man, die haar ongelukkig had gemaakt, met hoeveel innige danbaarheid zij gewaagde van den vriend, die haar zoo belangloos had ondersteund. Dat alles was in het oog van Mathilde veel meer waard dan schoonheid, en zij verklaarde haar man dat zij niet zou rusten alvorens de verbintenis tusschen de weduwe en haar broeder tot stand te hebben gebracht, ‘want,’ zegde zij, ‘die vrouw bezit alle eigenschappen om August gelukkig te maken en waarop papa altijd zooveel prijs stelt.
De dokter knikte van tijd tot tijd met het hoofd, om te doen gevoelen dat hij met haar instemde, doch ging nadenkend en verdrietig de kamer op en neêr.
‘Wat scheelt u?’ vroeg zij eindelijk.
‘Ik ben bij Van Hoorn, den schuldeischer van mevrouw Leemans geweest,’ antwoordde hij; ‘gij weet dat hij als het ware haar lot in handen heeft.’
‘Wil hij haar te gronde richten?’
‘Dat wel niet, maar hij wil zijn geld hebben.’
‘Al wordt zij er ook door geruïneerd, niet waar?’
‘Natuurlijk.... wat bekommert zich een koopman daarover!’
Mathilde verzocht dat hierop eene uitzondering zou worden gemaakt voor haar vader en begon nu hevig uit te varen tegen den hardvochtigen schuldeischer.
‘Een monster alleen is in staat zulk een beminnenswaardige vrouw, een moeder van twee kleine kinderen in den grond te boren,’ sprak zij. ‘Ik zou hem wel eens willen zien,..... maar neen, neen,’ voegde zij er haastig bij, ‘zijn gezicht zou mij doen huiveren.’
‘Maar, kind,’ hernam de dokter, ‘begrijp toch dat hij een even onbeduidende tronie heeft als zooveel anderen voor wier ziel alleen de klank van geld een aangename muziek is; men kan ze op de beurs bij hoopen tellen.’
‘Maar heeft Van Hoorn dan geheel geen rekening gehouden met de verplichtingen die hij tegenover u heeft?’ vroeg zij.
‘Verplichtingen?’
‘Zeker! Of hebt gij tijdens de zware ziekte zijner vrouw en kinderen niet nacht en dag gewerkt en gezwoegd, zelfs op gevaar af van uwe eigene gezondheid.......’
‘Och kom..... Dat heeft hij immers betaald!’
‘Betaald?..... Laat zich zoo iets betalen?’
‘Het zou mij niet verwonderen wanneer hij mij wat verplichtingen betreft, onder zijne schuldenaars rangschikte. Heb ik niet meermalen bij hem gedineerd? Zou hij het mij niet hoog aanrekenen dat ik, in gezelschap van raadsheeren en bankiers, bij hem getruffeerde kalkoen gegeten en champagne gedronken heb? Maar wij vergeten met dat alles het gewichtigste......’
‘Natuurlijk; wij moeten zoo spoedig mogelijk de weduwe uit zijne klauwen redden’
‘Neen, niet haar maar mij. Mijn medelijden met mevrouw Leemans heeft mij een groote onvoorzichtigheid doen begaan.’
‘Eene onvoorzichtigheid? Gij hebt u aan dien vent toch niet vergrepen?’
‘Daar acht ik mijn handen te goed voor. Toen ik echter zag dat hij niet te bewegen was en grof werd, heb ik pen en inkt gevraagd en een wissel van drie duizend gulden geschreven, die over veertien dagen vervalt.’
‘Prachtig!’ riep Mathilde. ‘Zoo moet men die geldwolven doen zien en gevoelen dat men beter is dan zij zijn. Maar hoe is het mogelijk dat hij van u een wissel heeft aangenomen?’
‘Waarom niet? ik heb een eigen huis, ik heb eene vrouw die de dochter is van den rijken koopman Sterk, ik ben dus natuurlijk wel eenige duizenden guldens waard.’
een man van den ouden stempel.
Toen stond hij op, sloeg de oogen ten hemel en riep in volheid des harten uit: ‘Ik dank U, mijn God!’
‘En hebt gij zooveel geld in kas?’
‘Daar zit juist de knoop..... Nog een vijf honderd gulden.’
‘Man, man!’ riep zij glimlachend en zij stak den vinger op, ‘dan hebt gij u zelven in den muil van den draak geworpen.’
‘Gij hebt goed spotten, maar ik weet waarlijk niet hoe ik die som bijeen zal krijgen. Weet gij wel waarop ik mijn eenig uitzicht gesteld heb?’
Mathilde haalde de schouders op... ‘Wellicht op het laatste sprankje schaamte bij Van Hoorn,’ sprak zij.
‘Neen, maar op de schrandere dochter van den verstandigen koopman Sterk, die toevallig mijn vrouw is.’
De dokter had eigenlijk gerekend op de gevulde portefeuille, die de vader aan August ter hand had gesteld, en die, naar hij zeker wist, onaangeroerd gebleven was. Doch alvorens hij zich daarover nog kon uitlaten, riep Mathilde eensklaps na eenig nadenken:
‘Ik heb ‘t!’
‘Het geld?’ vroeg de dokter.
‘Neen, maar het middel om 't te bekomen. Mevrouw Leemans zelve moet u het geld bezorgen.’
‘De weduwe?’
‘Ja, de weduwe, en wel door tusschenkomst van papa.’
‘Van uw vader?’
‘Wel ja! Verwondert gij u daarover? Wanneer wij ons doel zullen bereiken, moet 't er toch eenmaal toe komen, dat papa de weduwe leert kennen en er kan daartoe nimmer beter gelegenheid gevonden worden. Luister eens goed: Mevrouw Leemans brengt een bezoek bij papa, zij weet hem in te pakken, zij bevalt hem, hij betaalt hare schulden en..... zij trouwt met August.’
‘Drommels, dat gaat mij al te vlug van de hand,’ sprak de dokter lachend. ‘Begrijp toch dat ik nog een nieuw pak voor de bruiloft moet laten maken en gij...... Zullen wij maar niet ter stond naar Sinkel en Bahlmann gaan?’
‘Spot maar,’ hernam Mathilde. ‘Ik zeg u dat de zaak op een goeden voet staat, 't Is onmogelijk dat papa niet ingenomen zou zijn met mevrouw Leemans zoodra hij slechts kennis met haar heeft gemaakt. Ik ben overtuigd dat hij al zijne vooroordeelen zal laten varen en gereedelijk in het huwelijk zal toestemmen. O, ik ken den ouden man door en door.’
‘Maar wanneer hij haar nu eens niet wil ontvangen?’
‘Dat is niet mogelijk.’
‘Ik zie dit nog niet in. Aangenomen echter dat hij haar ontvangt, maar onheusch bejegent?’
‘Wat!’ riep Mathilde en hare oogen fonkelden. ‘Man, ik dank je voor dien goeden inval.’
‘Voor welken inval?’
‘Voor de gedachte aan de mogelijkheid dat papa haar onheusch zou kunnen bejegenen.’
‘De drommel moge de vrouwen doorgronden; daar ben ik niet tegen opgewassen.’
‘Luister, ventje, ik zal het u duidelijk maken. Wanneer papa mevrouw Leemans onheusch bejegent, begaat hij een fout, en wij weten bij ondervinding dat hij dergelijke fouten weder goed maakt, het moge kosten wat het wil. Bij zulke gelegenheden mist hij het sarcastische en luimige in zijn karakter, dat hem zoo ongenaakbaar maakt. Kunnen wij hem in zulk een stemming brengen dan zijn wij eensklaps dicht bij het doel, dat anders slechts te bereiken valt door barricade voor barricade te nemen.’
‘Dat is alles goed en wel,’ sprak de dokter, ‘ik vrees echter......’
‘Dat hij de fout niet begaat, niet waar?’
‘Juist het tegendeel: dat hij de fout niet erkent.’
‘Dat is slechts een bijzaak. Laat hij die fout eerst maar begaan; ik zal wel zorgen dat hij tot erkentenis komt.’
‘Maar, mijn kind,’ sprak de dokter, bedenkelijk het hoofd schuddend, ‘moogt gij wel een strik spannen om uw eigen vader in te vangen?’
‘Een strik spannen?..... Lieve hemel, ik denk slechts aan 't geen ons allen gelukkig kan maken en nu meent de geleerde dokter dat ik een samenzwering tegen mijn eigen vader op touw zet. Papa heeft een spaak in mijn wiel gestoken toen ik goed op weg was en dat deed hij met een lachend gelaat; welnu! ik wil ook met een lachend gelaat dat ding verwijderen en zorgen dat mijn karretje weder op een zandweg komt.’
Mathilde had haar hoed reeds weder opgezet toen zij deze woorden sprak, en zij was reeds lang het huis uit toen de dokter nog altijd te vergeefs naar den draad zocht, waarmede hij dit kluwen zou kunnen ontwarren.
(Wordt vervolgd.)