Grootmoeders toilet.
Wat een engelengeduld moet grootmoeder wel hebben om al de grillen harer kleinkinderen te kunnen verdragen! Zij wordt genoodzaakt deel te nemen aan hunne luidruchtige vermaken, te lachen met hunne grappen en deugnieterijen, gevoelig te zijn voor hunne tranen; verzot als zij op hen is, schikt zij zich in alles en gehoorzaamt hen als een groot kind.
Vandaag zijn de meisjes grootmoeder weêr aan 't plagen; zij willen met alle geweld hare muts met een groote roode roos versieren, welke zij tot dat einde in den hof hebben geplukt. Of de oude vrouw zich verzet, hen van zich tracht af te weren, en betuigt, dat zij geen twintig jaar oud is, dat op haren leeftijd zulke dingen niet passen, dat haar gerimpeld gezicht de frischheid en den glans der bloem zou nadeel doen, het helpt niets: de vastbesloten kinderen luisteren naar geen vertogen, hun wil moeten ze hebben, en als altijd doet het goede mensch ten laatste onder.
Het oudste meisje hecht de roos aan grootmoeders muts, terwijl het jongste haar een spiegel voorhoudt, opdat zij zou kunnen zien hoe schoon ze nu is. En onderwijl schatert de jeugd van pleizier!
Grootmoeder lacht ook, doch het is met zekere gedwongenheid, want de spiegel toont haar de verwoestingen welke tijd en ouderdom van dag tot dag op haar gelaat aanrichten.